ECLI:NL:RBALM:2006:AZ6199

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
18 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78680 / HA ZA 06-590
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake geldlening en toepasselijkheid van de Wet op het Consumentenkrediet

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 18 oktober 2006 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Geldrent B.V. en twee gedaagden, die niet in rechte zijn verschenen. Geldrent vorderde een uitspraak over de toepasselijkheid van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) op een geldleningsovereenkomst die zij met de gedaagden had gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst voldoet aan de definitie van een krediettransactie zoals omschreven in de WCK, omdat Geldrent een geldsom ter beschikking heeft gesteld aan de gedaagden, die verplicht waren om periodiek rente te betalen en het geleende bedrag aan het einde van de looptijd terug te betalen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de uitzondering in artikel 4 lid 1 onder f van de WCK niet van toepassing is, omdat er geen hypothecaire zekerheid is verleend bij het aangaan van de overeenkomst. De rechtbank heeft de stelling van Geldrent verworpen dat de partijen de bedoeling hadden om een hypothecaire geldlening aan te gaan, aangezien er geen hypothecaire zekerheid is verstrekt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het verboden is om krediet te verlenen zonder de vereiste vergunning, en heeft Geldrent opgedragen om bewijs te leveren van het al dan niet beschikken over een dergelijke vergunning ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van 1 november 2006, zodat Geldrent in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de vergunning en bewijsstukken te overleggen. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 78680 / HA ZA 06-590
datum vonnis: 18 oktober 2006 (jm)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Geldrent B.V.,
gevestigd te Echteld,
eiseres,
verder te noemen Geldrent
procureur: mr. R.F. Kötter,
tegen
1.
gedaagde 1,
wonende te Enschede,
verder te noemen gedaagde,
2.
gedaagde 2,
wonende te Enschede,
verder te noemen gedaagde,
gedaagden,
niet verschenen.
Het procesverloop
De procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- akte inbreng producties van Geldrent ter rolle van 7 juni 2006
- tussenvonnis van 5 juli 2006
- akte met producties van Geldrent ter rolle van 23 augustus 2006
Vervolgens heeft Geldrent vonnis verzocht.
Gedaagden zijn te dienende dage niet in rechte verschenen waarna tegen hen verstek is verleend.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. De inhoud van het tussenvonnis dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Bij akte van 23 augustus 2006 heeft Geldrent zich uitgelaten over de vraag of de Wet op het consumentenkrediet (WCK) op de onderhavige overeenkomst van toepassing is.
2. Geldrent stelt dat de WCK op de onderhavige geldleen overeenkomst niet van toepassing is omdat het de bedoeling van partijen is geweest een hypothecaire geldlening aan te gaan, zodat in dit geval de uitzonderingsbepaling van artikel 4 lid 1 sub f WCK van toepassing is. Voor het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de WCK wel van toepassing is, stelt Geldrent primair dat dit niet van invloed is op haar vordering, subsidiair wijzigt zij haar eis.
3. De vraag dient te worden benantwoord of de WCK op de onderhavige overeenkomst van toepassing is. De rechtbank stelt hierbij voorop dat ingevolge artikel 1 aanhef en sub 3 WCK onder krediettransactie -zakelijk weergegeven- onder meer wordt verstaan iedere overeenkomst met de strekking dat door de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet en dat tenminste één van die betalingen van de kredietnemer later plaatsvindt dan drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld (art. 1 aanhef en sub a onder 1WCK).
De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich onder meer hierdoor dat Geldrent aan gedaagden een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover gedaagden periodiek rente dienden te betalen en welk bedrag gedaagden aan het einde van de looptijd dienden terug te betalen. Aldus voldoet deze overeenkomst aan bovengenoemde definitie. In dit verband is van belang dat de wetsgeschiedenis bij art. 1 WCK onder meer vermeldt: “Centraal in de wet staat het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan bestaan. Bij een meer formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.” (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 68). Nu ook aan de overige eisen voor toepasselijkheid van de WCK is voldaan, geldt deze wet. De uitzondering genoemd in art. 4 lid 1 onder f WCK is hier niet van toepassing. In casu is immers geen sprake van een geldkrediet bij het aangaan waarvan hypothecaire zekerheid wordt verleend dan wel een geldkrediet met betrekking waartoe reeds hypothecaire zekerheid bestaat. Dat partijen de bedoeling hebben gehad bij het aangaan van het geldkrediet hypothecaire zekerheid te verlenen is hiervoor niet voldoende. Vast staat dat geen hypothecaire zekerheid is verleend hetgeen voor toepassing van art. 4 lid 1 onder f WCK vereist is.
4. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen. Nu niet is gesteld of gebleken dat Geldrent ten tijde van het sluiten van de onderhavige overeenkomst over een dergelijke vergunning beschikte, zal de zaak naar de rol worden verwezen teneinde Geldrent in de gelegenheid te stellen zich uit te laten of en zo ja gedurende welke periode Geldrent een dergelijke vergunning had onder overlegging van bewijsstukken.
De beslissing
De rechtbank:
I. Draagt Geldrent op om te bewijzen als overwogen in rechtsoverweging 4.
II. Verwijst de zaak daartoe naar de rol van 1 november 2006.
III. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven en op 18 oktober 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.