RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 76091 ha za 06-121
datum vonnis: 13 december 2006
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
X,
wonende te Enschede,
eiser,
verder te noemen: X,
procureur: mr. A.P. Drosten,
de gemeente Enschede,
zetelende te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen: de gemeente Enschede
procureur: mr. T.J. van Drooge.
Bij inleidende dagvaarding van 9 januari 2006 heeft X de gemeente Enschede gedagvaard. Na conclusie van antwoord zijdens de gemeente Enschede, conclusie van repliek zijdens X en een conclusie van dupliek van X hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Feiten
1. Op 21 april 2004 is X rijdend op zijn motorfiets gekentekend ML-GP-55 over de rijbaan van de Bentrotstraat, komend van de richting Schouwenstraat en rijdend richting Oldenzaalsestraat, te Enschede ten val gekomen.
Ter hoogte van perceel nr 44 is X, na ten val gekomen te zijn, tegen een geparkeerde auto gebotst.
De vordering
2. Ten gevolge van dit ongeval heeft X letsel opgelopen als gevolg waarvan hij materiële en immateriële schade lijdt.
3. Volgens X bestaat dit letsel uit een fractuur van het linkerschouderblad, fractuur linker sleutelbeen, fractuur en kneuzing van diverse ribben, fractuur borstbeen en nekletsel.
Sedert het ongeval heeft X veel klachten als vermoeidheid, hoofdpijn, pijn en bewegingsbeperking van de nek, schouders en rug met uitstraling in armen en benen, krachtverlies linkerarm, vergeetachtigheid en concentratiestoornissen, waardoor hij nog immer volledig arbeidsongeschikt is om zijn werk als jongerenwerker bij de Stichting de Rots te verrichten.
4. De materiële schade bestaat volgens X uit verlies aan verdiencapaciteit, nu weliswaar het eerste jaar na het ongeval zijn basissalaris werd doorbetaald, maar niet de toeslag voor onregelmatige diensten, terwijl na het eerste jaar 70% van het laatstgenoten salaris is doorbetaald.
X berekent zijn verlies aan verdiencapaciteit aan de hand van het verdiende inkomen over 2003 vergeleken met hetgeen hij over 2004 en 2005 heeft ontvangen over die twee jaar op € 7.048,82.
5. Aan immateriële schade stelt X dat hem -bij wege van voorschot- een bedrag toekomt van € 10.000,-- welk bedrag hij redelijk acht gelet op het letsel, de langdurige arbeidsongeschiktheid, langdurige revalidatie en verlies van mogelijkheid te sporten (fitness).
6. X is ten val gekomen door de slechte toestand van het wegdek ter plaatse in de vorm van een verzakking en acht de gemeente Enschede voor deze schade aansprakelijk in haar hoedanigheid van wegbeheerder. Volgens X voldeed de Bentrotstraat ten tijde van het ongeval en ter plekke waar X ten val is gekomen niet aan de eisen die aan een openbare weg gesteld mogen worden. Verzakkingen, kuilvorming in het (klinker)wegdek treden volgens X al jaren op ten gevolge van een kapotte riolering, waarvan de gemeente Enschede op de hoogte was, maar nagelaten heeft tijdig adequate werkzaamheden uit te voeren althans voor die slechte staat van het wegdek te waarschuwen.
7. X acht de gemeente Enschede mitsdien aansprakelijk in de zin van artikel 6:174 althans 6:162 Burgerlijk Wetboek en vordert:
a. verklaring voor recht dat de gemeente Enschede aansprakelijk is voor het aan X op 21 april 2004 overkomen ongeval en gehouden is de door hem dientengevolge geleden en nog te lijden schade te vergoeden.
b. de gemeente Enschede te veroordelen aan X te voldoen bij wege van voorschot en ter verrekening met de uiteindelijk vast te stellen schade een bedrag van € 17.048,82 althans een zodanig bedrag als de rechtbank vermeent te behoren met wettelijke rente vanaf 21 april 2004 tot aan de dag der voldoening.
c. de gemeente Enschede te veroordelen tot vergoeding van door X tengevolge van het ongeval voornoemd voorts geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
d. de gemeente Enschede te veroordelen in de kosten der procedure.
Het verweer
8. De gemeente Enschede erkent dat in het wegdek van de Bentrotstraat ter hoogte van perceel 44 zich een verzakking bevond. Deze was eerder in de maand april aan de gemeente Enschede gemeld en, aangezien die niet direct hersteld kon worden, met een baak beveiligd, waarbij de gemeente Enschede verwijst naar de door X bij dagvaarding overgelegde foto's. Ten tijde van het ongeval was de verzakking derhalve "bebaakt".
9. De gemeente Enschede betwist dat X tengevolge van die verzakking met zijn motor ten val is gekomen.
Het door X overgelegde politierapport vermeldt slechts, dat hij de controle over het door hem bestuurde motorrijtuig heeft verloren, niet wordt vermeld dat hij gevallen zou zijn over een verzakking in de weg en/of ter plekke de bebakening ontbrak.
Ook de plek van de verzakking maakt het onwaarschijnlijk dat X als gevolg daarvan ten val is gekomen, omdat deze zich, gezien de rijrichting van X, geheel links dicht bij geparkeerde auto('s) bevond (productie 2 CvA), waar men normaal gesproken niet rijdt.
De door X bij dagvaarding overgelegde onderhandse verklaringen van omstanders geven niet meer aan dan dat X ten val is gekomen, niet (duidelijk) dat de verzakking daarvan de oorzaak was in de zin dat X daardoor de macht over zijn stuur verloor.
10. Voorts stelt de gemeente Enschede dat de verzakking niet gevaarlijk was, waar het hier wegdek binnen de bebouwde kom bestaande uit klinkerbestrating betrof en ter plaatse al sedert het jaar 2000 een maximumsnelheidsbeperking van 30 km/uur gold.
Bovendien was de verzakking middels een baak beveiligd.
11. De gemeente Enschede doet verder beroep op eigen schuld van X, omdat hij tegen het voor hem geldende éénrichtingsverkeer inreed en zonder die aan hem toe te rekenen verkeersfout het ongeval niet zou zijn ontstaan mede gezien zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te rijden.
Tevens moet X volgens de gemeente Enschede veel harder dan de ter plaatse toegestane 30 km/uur gereden hebben omdat met die aangepaste snelheid de verzakking eenvoudig omzeild had kunnen worden althans de schadelijke gevolgen van een val aanzienlijk minder ernstig.
12. De gemeente Enschede betwist het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade, omdat X op 10 maart 2004 zich wegens een auto-ongeval al geheel arbeidsongeschikt had gemeld met klachten aan de nek en bekken en last had van concentratiestoornissen en vergeetachtigheid, soortgelijke klachten als waarover in deze procedure wordt geklaagd, die echter niet aan het ongeval van 21 april 2004 zijn toe te schrijven.
13. Bij gebreke van bewijsstukken betwist de gemeente Enschede de gevorderde inkomensschade, zomede het feit dat X nog steeds geheel arbeidsongeschikt zou zijn, omdat uit de overgelegde medische informatie op te maken is dat hij eind 2005 het werk weer (gedeeltelijk) zou hervatten. Voorts verzet de gemeente Enschede zich tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente in verband met de gevorderde inkomensschade, die eerst verschuldigd kan zijn vanaf het moment dat die schade geleden wordt.
Nader standpunt partijen (voorzover van belang)
X
14. X betwist de aanwezigheid van een baak op het moment van het ongeval.
Voorts stelt hij halverwege de straat omgedraaid te zijn (iets vergeten), zodoende niet bewust tegen het éénrichtingsverkeer in te hebben gereden en vanwege het aan beide zijden van de weg geparkeerd staan van auto's ongeveer midden op de Bentrotstraat gereden te hebben.
X stelt dat ook als hij van de "goede" kant gekomen was in de verzakking zou zijn gereden.
15. X ontkent sneller dan 30 km/uur gereden te hebben en zegt dat het letsel ernstiger is geweest omdat hij tegen en onder een geparkeerde auto terecht is gekomen.
X erkent het eerdere ongeval van 10 maart 2004 maar stelt dat de gevolgen daarvan minder ernstig waren en hij juist de week erna het werk (gedeeltelijk) zou hervatten. Hij stelt voor om een deskundige de diverse gevolgen van die twee ongevallen te laten onderzoeken.
X legt een drietal salarisspecificaties betreffende 2003, 2004 en 2005 over.
Gemeente Enschede
16. De gemeente Enschede handhaaft de beveiliging van de verzakking middels een baak. Ter adstructie stelt de gemeente Enschede dat de verzakking op 14 april 2004 is gemeld, en direct beveiliging met een baak heeft plaatsgevonden. Op 16 april werd gemeld dat de baak was stukgereden, hetgeen terstond is hersteld. Waar geen melding nadien is gedaan moet de baak daar ten tijde van het ongeval op 21 april nog hebben gestaan.
17. Uit de (nadere) stelling van X dat hij halverwege de Bentrotstraat is omgekeerd en nadien ten gevolge van de verzakking ten val is gekomen, maakt de gemeente Enschede op dat X dan op de heenweg de verzakking heeft moeten waarnemen.
18. Vast staat dat op 21 april 2004 zich een niet-normale verzakking bevond in de klinkerbestrating van de Bentrotstraat te Enschede zulks ter hoogte van perceel 44.
Eveneens staat vast dat X als motorrijder aldaar de macht over zijn stuur heeft verloren en ten val is gekomen met schadelijke gevolgen.
19. Niet staat vast dat X ten gevolge van (het inrijden in) die verzakking de macht over het stuur heeft verloren.
Het opgemaakte politierapport vermeldt geen oorzaak, terwijl de overgelegde onderhandse verklaringen geen éénduidig uitsluitsel (kunnen) geven.
Voor aansprakelijkheid van de gemeente Enschede in de zin van artikel 6:174 BW dient zulks wel vast komen te staan.
De rechtbank zal X derhalve tot bewijs daarvan toelaten.
20. De rechtbank gaat er voorshands van uit dat de verzakking als zodanig gevaarlijk was in de zin van artikel 6:174 BW op grond van de stelling van de gemeente Enschede, dat zij op 14 april 2004 direct na de melding de verzakking met een baak heeft beveiligd en op 16 april toen het kapot rijden van de baak werd gemeld deze direct heeft vervangen.
Nu het politierapport noch de overgelegde verklaringen over de aanwezigheid van een baak dan wel het (zojuist) kapot gereden zijn ervan dan wel de afwezigheid van een baak reppen, is het de rechtbank onduidelijk of de verzakking zoals de gemeente Enschede stelt, ten tijde van het ongeval bebaakt was.
De rechtbank zal de gemeente Enschede conform haar aanbod tot het bewijs van de aanwezigheid van een baak bij de verzakking ten tijde van het ongeval op 21 april 2004 toelaten.
Bij diezelfde gelegenheid zal de rechtbank de gemeente Enschede de mogelijkheid bieden tegenbewijs te leveren tegen voornoemde aanname dat de verzakking gevaarlijk was.
Tevens wordt de gemeente Enschede toegelaten tot het bewijs dat X ten tijde van het ongeval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane van 30 km/uur reed.
21. De overige punten in geschil zal de rechtbank eerst na uitkomst van voornoemde bewijsopdrachten kunnen beoordelen.
I. Draagt X op te bewijzen als in overweging (19) omschreven.
II. Draagt de gemeente Enschede op te bewijzen als in overweging (20) omschreven.
III. Bepaalt dat indien partijen bewijs wensen te leveren door getuigen deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr J.H. van der Veer, die hierbij tot rechter-commissaris wordt benoemd.
IV. Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van deze rechtbank van woensdag 3 januari 2007 voor dagbepaling enquête allereerst aan de zijde van X en draagt hem op ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen.
V. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van der Veer en op 13 december 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.