6.1 De rechtbank overweegt dat Moby Dick een burgerlijk recht, namelijk een verbintenis uit onrechtmatige daad, aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd. Hierdoor is de burgerlijke rechter bevoegd kennis te nemen van dit geschil. De vordering van Moby Dick zal echter niet-ontvankelijk zijn als blijkt dat voor haar een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat om haar rechten waar te maken.
6.2 Naar het oordeel van de rechtbank staat geen bestuursrechtelijke rechtsgang open tegen het besluit van de burgemeester tot wijziging van zijn beleidsregels over het gedogen van coffeeshops. Tegen dit besluit is geen bijzondere rechtsgang geopend en beroep op grond van de Awb is evenmin mogelijk. Artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb bepaalt immers dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel. Weliswaar zou Moby Dick in het kader van het beroep tegen een eventueel besluit van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet de rechtmatigheid van de beleidsregels aan de orde kunnen stellen, maar van Moby Dick kan niet worden verlangd dat zij het daarop laat aankomen om de onverbindendheid van de beleidsregels vast te laten stellen (Hoge Raad 11 oktober 1996, NJ 1997/165).
6.3 Het op 16 mei 2006 door de raad genomen besluit tot vaststelling van de APV is evenmin vatbaar voor beroep. Dit volgt eveneens uit artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb. Buiten twijfel staat dat de APV is aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Een bijzondere rechtsgang buiten de Awb om bestaat ook hier niet.
6.4 Het is echter niet zonder meer duidelijk of beroep mogelijk is tegen het besluit van de burgemeester tot beperking van de openingstijden, zoals dat blijkt uit de brief aan Moby Dick van 6 juni 2006 (ro. 2.7). Het is de vraag of dit besluit een algemeen verbindend voorschrift inhoudt, een besluit van algemene strekking niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift of een beschikking is. In de laatste twee gevallen is het mogelijk om op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep in te stellen tegen dat besluit. Als geen beroep is ingesteld, dient de rechtbank in beginsel van de geldigheid van het besluit uit te gaan, behoudens indien de daaraan verbonden bezwaren door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard. Hetzelfde geldt als gebruik is gemaakt van een bestuursrechtelijke rechtsgang als vorenbedoeld, in welk geval de rechtbank van de geldigheid van het besluit dient uit te gaan, zolang het niet is vernietigd.
6.5 Moby Dick heeft zich al wel over dit punt uitgelaten in punt 1.3 van de akte van 9 augustus 2006, zij het in een andere context. De gemeente is hier echter niet specifiek op ingegaan. Zij zal de gelegenheid krijgen dit alsnog bij akte te doen en dient daarbij specifiek toe te lichten:
- of de brief van 6 juni 2006 het besluit van de burgemeester bevat dan wel de mededeling is van een afzonderlijk, op schrift gesteld besluit, in welk geval dit besluit moet worden overgelegd;
- of de overige in de gemeente gevestigde coffeeshops op dezelfde wijze op de hoogte zijn gesteld van het besluit van de burgemeester als Moby Dick, zo ja dan dienen de betreffende brieven te worden overgelegd;
- of, en zo ja hoe, het besluit van de burgemeester nog op een andere wijze is bekendgemaakt, onder overlegging van bescheiden waaruit dit blijkt.