ECLI:NL:RBALM:2006:BR1720

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700393-05
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Rikken
  • mr. Teekman
  • mr. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord, poging tot brandstichting en diefstal met geweld in Vriezenveen

Op 5 december 2006 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord, poging tot brandstichting en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 november 2005 in Vriezenveen opzettelijk en met voorbedachten rade het leven van het slachtoffer heeft beroofd. De verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt, gewurgd en met kracht tegen de grond gewerkt, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd brand te stichten in de woning van het slachtoffer door gaspitten open te draaien en waxinelichtjes aan te steken, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht. Tot slot heeft de verdachte een auto van het slachtoffer gestolen door gebruik te maken van een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten, maar heeft rekening gehouden met het rapport van het Pieter Baan Centrum, waaruit bleek dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kans op herhaling groot is, gezien de eerdere gewelddadige daden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

STRAFVONNIS
Parketnummer: 700393-05
Uitspraak: 5 december 2006
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [1985],
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
terechtstaande -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- terzake dat:
1.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, althans op of omstreeks 09 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand) opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in elk geval opzettelijk, zich begeven naar de woning van voornoemde [slachtoffer] en/of in de woning van voornoemde [slachtoffer] deze [slachtoffer] vastgepakt en/of (met kracht) een armklem om de keel van [slachtoffer] aangebracht en gehouden, en/of (daarbij) een of meerdere trappen en/of stoten en/of ‘knietj es’ en/of klappen tegen diens hoofd, althans diens lichaam, gegeven, en/of het hoofd van [slachtoffer] meermalen met kracht op de grond/vloer (doen) vallen, en/of met een blouse, en/althans een (ander) kledingstuk, en/althans een (ander) voorwerp, gewurgd, tengevolge waarvan, althans mede ten gevolge waarvan, voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, althans op of omstreeks 09 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand), ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een duplex-woning aan de [adres], opzettelijk een of meerdere gaspitten (van een gasfornuis) heeft opengedraaid en een of meerdere waxine-lichtjes heeft aangestoken, en/althans een kaars heeft aangestoken, althans een reeds brandende kaars niet heeft gedoofd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf7sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf7sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, althans op of omstreeks 09 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een autosleutel en/of een auto (kenteken: xx-yy-xx) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft enJof de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de door hem uit de woning van [slachtoffer] weggenomen autosleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ah/lsub 5 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen — die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen — waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005, te Vriezenveen (gemeente Twenterand) opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg zich begeven naar de woning van voomoemde [slachtoffer] en in de woning van voornoemde [slachtoffer] deze [slachtoffer] vastgepakt en (met kracht) een armklem om de keel van [slachtoffer] aangebracht en gehouden en (daarbij) meerdere ‘knietjes’ tegen diens hoofd, althans diens lichaam gegeven en het hoofd van [slachtoffer] meermalen met kracht op de grond (doen) vallen en met een blouse die [slachtoffer] gewurgd tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005 te Vriezenveen (gemeente Twenterand), ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een duplex-woning aan de [adres], opzettelijk meerdere gaspitten (van een gasfornuis) heeft opengedraaid en meerdere waxine-lichtjes heeft aangestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de nacht van 8 november 2005 op 9 november 2005 te Vriezenveen (gemeente Twenterand), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een auto (kenteken: xx-yy-xx) heeft weggenomen toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de door hem uit de woning van [slachtoffer] weggenomen autosleutel;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1, het misdrijf:
“moord”, strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft sub 2, het misdrijf:
“poging tot opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is”, strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 3, het misdrijf:
“diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel”, strafbaar gesteld bij artikel 311 jo. 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake van sub 1, sub 2 en sub 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) jaar onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en ter beschikking wordt gesteld met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd;
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op de heer [slachtoffer], een poging tot brandstichting dan wel het teweeg brengen van een ontploffing in de woning van de heer [slachtoffer] en diefstal van diens auto. Verdachte heeft, na reeds een lange tijd met het plan die persoon van het leven te beroven te hebben rondgelopen, dit plan ook daadwerkelijk ten uitvoer gebracht. Verdachte heeft aangegeven zijn gram op het slachtoffer te willen halen. Eerdere afpersingen van het slachtoffer, waaraan verdachte zich naar eigen zeggen heeft schuldig gemaakt, hebben verdachte niet de benodigde bevrediging gegeven. Hierna heeft verdachte zijn plan uitgevoerd en daarmee de heer [slachtoffer] het leven benomen. Hij heeft zich daarbij niets gelegen laten liggen aan het diepe verdriet dat de nabestaanden ondervinden van deze onherroepelijke daad.
Verdachte heeft vervolgens de gevolgen van zijn daad proberen uit te wissen. Verdachte heeft hiertoe geprobeerd de woning van de heer [slachtoffer] te laten exploderen dan wel in brand te steken. Dat het niet tot een explosie of brand heeft geleid, is slechts te danken aan omstandigheden die buiten verdachte zijn gelegen. Na voorgenoemde feiten heeft verdachte de autosleutels gepakt en is er met de auto van de heer [slachtoffer] vandoor gegaan. De rechtsorde is met name door feit sub 1 ernstig geschokt. Het feit onder sub 1 waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt is een daad waarop de wet de zwaarst mogelijke strafbedreiging heeft gesteld.
Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van het Pieter Baan Centrum, psychiatrische observatiekliniek, d.d. 15 november 2006 opgemaakt door I.M. van Woudenberg, psycholoog en A.E. Ederveen-Grochowska, psychiater, van welk rapport de rechtbank de inhoud en conclusie juist acht, deze overneemt en tot de hare maakt. De rapporteurs concluderen dat verdachte het hem sub 1 ten laste gelegde in verminderde mate kan worden toegerekend. De sub 2 en sub 3 ten laste gelegde feiten kunnen hem volledig worden toegerekend. Over een eventuele behandeling overwegen de rapporteurs als volgt: de kans op herhaling van een delict soortgelijk aan het sub 1 tenlastegelegde achten wij groot, waarbij in aanmerking wordt genomen, dat betrokkene ook zijn ouders in het verleden ernstig heeft bedreigd. Door de gestoorde agressieregulatie en de neiging om vanuit de achterdocht en onder invloed van (de zucht naar) drugs impulsief te reageren kan betrokkene opnieuw naar aanleiding van teleurstellingen of problemen agressief gedrag gaan vertonen. Ook de sterkte neiging om zijn eigen problemen te externaliseren kan opnieuw aanleiding geven tot toeschrijven van verantwoordelijkheden aan anderen die vervolgens het object van zijn agressie kunnen worden. Om deze reden adviseren wij aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een behandeling in een minder vergaand juridisch kader is ons inziens niet toereikend omdat betrokkene noch ziektebesef noch ziekte-inzicht, laat staan enige behandelmotivatie heeft. De pogingen om betrokkene op vrijwillige basis in de verslavingszorg te krijgen zijn in het verleden mislukt.
De rechtbank heeft derhalve bij de strafoplegging rekening gehouden met het oordeel dat het feit sub 1 verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank is ook van oordeel dat de kans op herhaling van een delict soortgelijk aan sub 1 aanwezig is. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank eveneens het feit dat verdachte reeds eerder onder andere is veroordeeld tot gevangenisstraffen vanwege geweldsdelicten. Een ambulante behandeling, waarmee in de ogen van verdachte kan worden volstaan, is dan ook niet aan de orde.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank oplegging van na te noemen gevangenisstraf en maatregel passend en geboden.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
RECHTDOENDE:
Verklaart bewezen, dat het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (ZEVEN) jaar.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mr. Teekman en mr. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Lambers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 december 2006.