ECLI:NL:RBALM:2007:AZ7507

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/760224-06
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Wentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke procedure tegen een vennootschap wegens overtredingen van de Diergeneesmiddelenwet met betrekking tot niet-geregistreerde diergeneesmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 25 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de vennootschap [verdachte] B.V. De vennootschap werd beschuldigd van het in voorraad hebben van een aantal niet-geregistreerde diergeneesmiddelen, wat in strijd is met de Diergeneesmiddelenwet. De feiten vonden plaats op of omstreeks 9 september 2004 in Hengelo, waar de vennootschap verschillende soorten diergeneesmiddelen voorhanden had, waaronder Co-trimoxazole injection en Amoxicillin oily injection. De economische politierechter heeft het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie verworpen, ondanks enkele procedurele tekortkomingen in het verhoor van de bestuurder van de vennootschap. De rechter oordeelde dat er geen ernstige schending van de procesorde was en dat het Openbaar Ministerie recht had om te vervolgen.

De rechter heeft vervolgens de verschillende middelen beoordeeld. Voor een aantal middelen, zoals Kepromec, werd vastgesteld dat deze daadwerkelijk voor uitvoer waren bestemd, waardoor de vennootschap op dat punt werd ontslagen van rechtsvervolging. Voor andere middelen, zoals Co-trimoxazole en Amoxicillin, werd aangenomen dat deze als monsters voor uitvoer waren bestemd, wat ook leidde tot ontslag van rechtsvervolging. Echter, voor de meeste andere middelen, waaronder de nummers 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 15 en 16, werd de vennootschap wel schuldig bevonden aan overtredingen van de Diergeneesmiddelenwet.

De rechter legde een voorwaardelijke geldboete op van 300 euro per overtreding, met een proeftijd van twee jaar. De inbeslaggenomen voorwerpen die niet als monsters konden worden aangemerkt, werden onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de registratieplicht voor diergeneesmiddelen, ter bescherming van de gezondheid van mens en dier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/760224-06 STRAFVONNIS
(Schriftelijk vs Ec.PR)
Uitspraak: 25 januari 2007
De economische politierechter in de Rechtbank te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
De vennootschap: [verdachte] B.V.,
gevestigd te [plaats],
terechtstaande ter zake dat:
zij op of omstreeks 9 september 2004, althans in de maand september 2004,
te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in ieder geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk een hoeveelheid diergeneesmiddel(en), te weten
een flacon/verpakking Co-trimoxazole injection en/of
een flacon/verpakking Oxysol en/of
een flacon/verpakking Ferran en/of
een flacon/verpakking Amoxicillin oily injection bp.Vet en/of
een injector/tube/verpakking Pyrid paste en/of
een injector/tube/verpakking Nemast DC en/of
een injector/tube/verpakking Mastisan pn MC en/of
een injector/tube/verpakking Mastisan pn DC en/of
zes, althans een aantal injector(en)/tube(s)/verpakking(en) E-gard en/of
negen, althans een aantal flacon(s)/verpakking(en) Clanohepar en/of
een flacon/verpakking Kepromec en/of
zes, althans een aantal pot(ten)/verpakking(en) Immunnovit en/of
acht, althans een aantal tube(s)/verpakking(en) Suiferrin paste en/of
een flacon Ampicillin injection en/of
een flacon/verpakking Aptovac en/of
een flacon/verpakking Nobivac,
dat/die niet was/waren geregistreerd, heeft bereid en/of voorhanden heeft gehad
en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/of heeft toegepast bij
dieren;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wordt verworpen.
De economische politierechter constateert dat het verhoor van de bestuurder van verdachte slechts in relaasvorm als onderdeel van het proces-verbaal van bevindingen van de opsporingsambtenaren is opgenomen en dat een afzonderlijk proces-verbaal met een ondertekende verklaring van de bestuurder ontbreekt. Daarnaast is wordt in dat proces-verbaal melding gemaakt van een gesprek met de heer Sipma waarvan de inhoud niet wordt weergegeven en waarvan ook geen verhoor aan de stukken is toegevoegd.
Hoewel een en ander niet de schoonheidsprijs verdient en aan de orde kan komen bij de vraag of en zo ja in hoeverre verdachte aan de in het relaas opgenomen verklaring moet worden gehouden, is van een zodanig ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde opleverend optreden van de met opsporing en/of vervolging belaste ambtenaren waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte en diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan, niet gebleken.
Evenmin is gebleken van zodanig verregaande toezeggingen van overheidswege door ambtenaren werkzaam bij vergunningverlenende instanties, dat het Openbaar Ministerie vanwege schending van het vertrouwensbeginsel het recht op vervolging zou hebben verloren. Ook op dit punt wordt het beroep op niet-ontvankelijkheid verworpen.
De economische politierechter is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 9 september 2004 te Hengelo een hoeveelheid diergeneesmiddelen, te weten
1. een flacon/verpakking Co-trimoxazole injection en
2. een flacon/verpakking Oxysol en
3. een flacon/verpakking Ferran en
4. een flacon/verpakking Amoxicillin oily injection bp.Vet en
5. een injector/tube/verpakking Pyrid paste en
6. een injector/tube/verpakking Nemast DC en
7. een injector/tube/verpakking Mastisan pn MC en
8. een injector/tube/verpakking Mastisan pn DC en
9. zes injectoren/tubes/verpakkingen E-gard en
10. negen flacons/verpakkingen Clanohepar en
11. een flacon/verpakking Kepromec en
12. zes potten/verpakkingen Immunnovit en
13. acht tubes/verpakkingen Suiferrin paste en
14. een flacon Ampicillin injection en
15. een flacon/verpakking Aptovac en
16. een flacon/verpakking Nobivac,
die niet waren geregistreerd, voorhanden heeft gehad of in voorraad heeft gehad.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft.
De economische politierechter acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar aanleiding van de namens verdachte gevoerde verweren overweegt de economische politierechter het volgende.
Namens verdachte is ter terechtzitting gesteld dat ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen omdat alle in de dagvaarding genoemde middelen monsters zijn en dat verdachte deze voorhanden had in verband met uitvoer.
De economische politierechter overweegt hieromtrent het volgende.
Artikel 2 lid 1 van de Diergeneesmiddelenwet bepaalt dat het verboden is een diergeneesmiddel dat niet is geregistreerd voorhanden of in voorraad te hebben.
Artikel 2 lid 2 bepaalt dat het in het eerste lid vermelde verbod niet geldt indien het (onder andere) gaat om diergeneesmiddelen die kennelijk bestemd zijn voor uitvoer.
Uit het de in het proces-verbaal en aanvullend proces-verbaal opgenomen beschrijving van de in de dagvaarding genoemde, in beslaggenomen, middelen blijkt genoegzaam dat al deze middelen substanties zijn die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de in artikel 1 onder a, b of c van de Diergeneesmiddelenwet genoemde aanwendingen bij dieren en mitsdien vallen onder de definitie “diergeneesmiddel” opgenomen in dat artikel van de wet.
Daarnaast staat op grond van het proces-verbaal van de opsporingsambtenaren vast dat deze diergeneesmiddelen niet zijn geregistreerd.
Gelet op de hiervoor weergegeven wettekst en systematiek is er in beginsel sprake van strafbare feiten, tenzij bestemming voor de uitvoer moet worden aangenomen.
Bij de beantwoording van de vraag of bij een of meer van de in de dagvaarding opgenomen middelen van vorenbedoelde uitzondering sprake is en hoe in dat verband aan de in de wet opgenomen term “bestemming” invulling moet worden gegeven is van belang wat de wetgever hierover in de Kamerstukken heeft gezegd. Uit MvA, p 22 volgt dat het daarbij gaat om “objectieve bestemming ofte wel de waarneembare bestemming. Minder relevant zijn dus de niet uiterlijk vast te stellen subjectieve bedoelingen van degene die het product onder zich heeft.
(....) bestemmingen zullen doorgaans kunnen worden vastgesteld aan de hand van bijvoorbeeld de aard, vorm verpakking of aanduiding van het produkt, de presentatie op de markt of aan de hand van bepaalde met het produkt gepleegde handelingen (...)”
In het licht van het vorenstaande kan aan de ter zitting afgelegde verklaring van de bestuurder van verdachte, dat de alle monsters bedoeld waren voor de export (de economische politierechter zal de verklaring van de bestuurder van verdachte bij de opsporingsambtenaren, gelet op het hiervoor gestelde over de wijze waarop deze verklaring in het proces-verbaal is verwerkt, niet aan verdachte tegenwerpen) geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Veeleer zal aan de hand van uiterlijk waarneembare objectieve constateringen moeten worden nagegaan of van de gestelde bestemming is gebleken.
In de onderstaande overwegingen zal per diergeneesmiddel hierop worden ingegaan, waarbij de in de dagvaarding na “te weten” opgesomde zestien verschillende middelen zijn voorzien van een gedachtestreepje en 1 t/m 16 zijn genummerd.
Nummer 11 (Kepromec) dient te worden aangemerkt als onderdeel van een partij die daadwerkelijk naar het buitenland is uitgevoerd. Uit het (aanvullend) proces-verbaal van de opsporingsambtenaren en de bijlagen komt naar voren dat verdachte een partij van 2100 verpakkingen van dit middel onder factuurvermelding “bestemd voor export” heeft doorverkocht aan een bedrijf in Barneveld die de middelen vervolgens heeft geëxporteerd naar verschillende landen in Afrika.
Bij verdachte is van dit middel slechts 1 flacon aangetroffen, die zij in verband met contractuele verplichtingen die samenhangen met vorenbedoelde transactie onder zich moest houden. Onder deze omstandigheden moet deze ene flacon als referentiemonster en aldus als onderdeel van de totale exportpartij worden aangemerkt en dient de kennelijke bestemming “voor uitvoer” te worden aangenomen.
Verdachte wordt op dit punt ontslagen van alle rechtsvervolging en de inbeslaggenomen flacon zal aan verdachte worden teruggegeven.
Nummers 1, 4, 5 en 14 (Co-trimaxazole, Amoxicillin, Pyrid paste en Ampicillin) dienen te worden aangemerkt als monster. Van deze middelen is telkens maar 1 flacon/tube aangetroffen en verdachte heeft met betrekking tot deze diergeneesmiddelen inkoopgegevens overgelegd waarmee genoegzaam is aangetoond dat zij telkens maar een kleine hoeveelheid (1 à 2 eenheden) onder de factuurvermelding “sample”heeft ingekocht.
Hoewel de wet geen uitzonderingsregeling kent voor het fenomeen “monster” en ook het voorhanden hebben van kleine hoeveelheden ongeregistreerde diergeneesmiddelen in beginsel als strafbaar feit moet worden aangemerkt, zijn er in de onderhavige zaak een aantal omstandigheden aannemelijk geworden die maken dat de strafbaarheid komt te vervallen.
Op grond van de samenhang van:
- de bij het proces-verbaal gevoegde correspondentie over de vergunningverlening;
- de verklaringen ter terechtzitting van de getuigen/deskundigen van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen; en
- de omstandigheid dat verdachte gezien het vorenstaande (nummer 11) in één geval ook daadwerkelijk tot export is overgegaan,
moet worden aangenomen dat verdachte oprecht voornemens is geweest diergeneesmiddelen te exporteren en in haar streven daartoe in samenspraak met de ambtenaren van vorenbedoeld bureau serieus heeft getracht zulks conform de geldende regelgeving te realiseren.
Hoewel het in beginsel op de weg van verdachte ligt om, alvorens ongeregistreerde diergeneesmiddelen onder zich te nemen, zich van voldoende gegevens te voorzien, waarmee zij kan aantonen dat deze aan het buitenland zullen worden afgeleverd, moet onder de vorenbedoelde omstandigheden voor wat betreft monsters -waarvan de getuige/deskundigen te kennen hebben gegeven dat daarop niet wordt gehandhaafd indien op beurzen aangetroffen in kleine hoeveelheden van minder dan 5 stuks- een uitzondering worden gemaakt, in die zin dat moet worden aangenomen dat verdachte deze met het oog op potentiële kopers in het buitenland, en aldus als “monsters kennelijk bestemd voor uitvoer” voorhanden had. Verdachte wordt op deze punten ontslagen van alle rechtsvervolging en de inbeslaggenomen monsters dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
De diergeneesmiddelen vermeld onder de nummers 10, 12, 13 en 15 zijn blijkens de inkoopfactuur weliswaar aangeduid als “samples” maar hiervan is telkens een grotere hoeveelheid (telkens 10 stuks) aangetroffen en/of tegelijk ingekocht.
De enkele aanduiding op de factuur is onder deze omstandigheden niet doorslaggevend en de middelen worden derhalve niet aangemerkt als “monsters kennelijk bestemd voor uitvoer” in vorenbedoelde zin.
Hetzelfde geldt voor de diergeneesmiddelen vermeld onder 9. Weliswaar is ten aanzien van 2 stuks aangetoond dat deze als “sample” zijn ingekocht, maar van de overige 4 stuks van deze middelen in het geheel geen administratie overgelegd.
Het verweer wordt op dit punt verworpen.
Voor zover namens verdachte is betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld en/of dwaling op grond de haar verleende vergunning van 7 augustus 2002 (bijlage 15.1) en/of van uitlatingen van ambtenaren van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen en/of de handelswijze van opsporingsambtenaren op beurzen, worden ook deze verweren verworpen. Verdachte is blijkens de brief van 20 juli 2004 (bijlage 18) erop gewezen dat de vergunning geen betrekking heeft op de door verdachte gewenste uitvoer en uit de verklaring van de getuige deskundige Netjes blijkt dat verdachte al voor de vergunningverlening er uitdrukkelijk op is gewezen en dat zij bij controle, ten aanzien van de middelen die zij als voor uitvoer bestemd wenst aan te merken, zich van gegevens zal moeten laten voorzien om dit aannemelijk te maken.
Nu de onderhavige partijen niet als monsters zijn aan te merken en er ook overigens geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan de verdachte erop mocht vertrouwen dat er bij de aangetroffen hoeveelheden niet zou worden gehandhaafd, had het op de weg van verdachte gelegen, alvorens de partijen aan te nemen, zich gegevens te verschaffen waaruit de kennelijke bestemming is af te leiden. Van verontschuldigbare dwaling en/of ontbreken van alle schuld is dus niet gebleken.
Voor deze overtredingen zal telkens een waarschuwing in de vorm van een geheel voorwaardelijke geldboete van 300 Euro, met een proeftijd van 2 jaren, worden opgelegd.
De onderhavige strafbare feiten zijn met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen gepleegd en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet. Deze worden derhalve onttrokken aan het verkeer.
Van de diergeneesmiddelen vermeld onder de nummers 2, 3, 6, 7, 8, en 16
zijn in het geheel geen inkoopgegevens en/of ander gegevens door verdachte overhandigd en is ook overigens op geen enkele wijze aangetoond dat deze diergeneesmiddelen kennelijk bestemd zijn voor uitvoer. Onder verwijzing naar het vorenstaande worden ten aanzien van deze middelen alle verweren verworpen.
Voor deze overtredingen zal -conform de eis van de officier van justitie- telkens een geldboete van 300 euro, waarvan 100 Euro voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.
De onderhavige strafbare feiten zijn met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen gepleegd en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet. Deze worden derhalve onttrokken aan het verkeer.
Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het bewezenverklaarde met betrekking tot de nummers 1, 4, 5, 11 en 14.
Het bewezene levert op de overtreding en het economisch delict:
"Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet”, zesendertig maal gepleegd, begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij art. 6 Wet economische delicten.
Verdachte is voor de overtredingen begaan met betrekking tot de middelen onder de nummers 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 15 en 16 ook strafbaar aangezien van geen haar strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken.
De economische politierechter overweegt dat voor wat de straf betreft rekening is gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de (rechts-)persoon van verdachte en haar (financiële) draagkracht zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De economische politierechter heeft daarbij overwogen dat verdachte heeft gehandeld in strijd met de in de Diergeneesmiddelenwet neergelegde registratieplicht. Registratie van diergeneesmiddelen waarborgt de kwaliteit van bepaalde producten. Door de regels met betrekking tot diergeneesmiddelen te overtreden wordt het vertrouwen in de samenleving in de kwaliteit van bepaalde producten geschaad. Die kwaliteitseisen zijn van belang voor de gezondheid van mens en dier.
Hoewel de economische politierechter aannemelijk acht dat verdachte oprecht voornemens is geweest conform de geldende regelgeving te handelen, kan niet zonder meer voorbijgegaan worden aan de overtreding van wettelijke voorschriften. Verdachte had zich aan die voorschriften dienen te houden. Teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van soortgelijke feiten en ter onderstreping van het belang tot naleving van de wettelijke voorschriften, is de economische politierechter van oordeel dat na te noemen straffen passend en geboden zijn. In dat verband kan met na te melden straffen worden volstaan.
De na te noemen straffen zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 36b, 36c, 62, 91 Wetboek van Strafrecht,
artikelen 1, 2 en 6 Wet economische delicten
artikel 2 Diergeneesmiddelenwet.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Ten aanzien van het bewezenverklaarde met betrekking tot de diergeneesmiddelen genoemd onder 1, 4, 5, 11 en 14:
Ontslaat verdachte vijf maal van alle rechtsvervolging.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Ten aanzien van het bewezenverklaarde met betrekking tot de diergeneesmiddelen genoemd onder 9, 10, 12, 13 en 15:
Veroordeelt verdachte tot betaling van 30 geldboetes, elk van EUR 300,= (driehonderd euro) en beveelt dat de geldboetes niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde met betrekking tot de diergeneesmiddelen genoemd onder 2, 3, 6, 7, 8 en 16:
Veroordeelt verdachte tot betaling van 6 geldboetes, elk van EUR 300,= (driehonderd euro) en beveelt dat van de geldboetes telkens een deel van € 100,= niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Ontrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen die staan vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de nummers: 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 15 en 16.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen die staan vermeld op de aangehechte beslaglijst onder de nummers: 1, 4, 5, 11 en 14.
Aldus gewezen door mr. Wentink, economisch politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Dallinga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting, op 25 januari 2007.