ECLI:NL:RBALM:2007:AZ7900

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/780148-05
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Rikken
  • A. Scholten
  • J. de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift met betrekking tot bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 6 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 1 juni 1996 tot en met 31 januari 2005 valse bijstandsformulieren heeft ingediend. De verdachte heeft opzettelijk verzwegen dat hij samenwoonde, waardoor hij de samenleving voor een bedrag van ruim 59.000 euro heeft benadeeld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de vele eerdere veroordelingen van de verdachte voor strafbare feiten in dezelfde periode. Ondanks deze veroordelingen heeft de verdachte onverdroten doorgegaan met het plegen van valsheid in geschrift. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden, wat langer is dan de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes maanden met twee maanden voorwaardelijk had gevorderd. De rechtbank oordeelt dat de verdachte onvoorwaardelijk geconfronteerd moet worden met zijn langdurige criminele gedrag, gezien de ernst van de feiten en de recidive. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven vermeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet meer of anders kan worden veroordeeld dan wat bewezen is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 780148-05.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 6 februari 2007.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te Almelo, op [datum] 1951,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
terechtstaande terzake dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 juni 1996 tot en met 31 januari 2005, in de gemeente Almelo, althans in Nederland, een of meerdere bij de (Dienst Sociale Zaken, Welzijn, Onderwijs en Werkgelegenheid en/althans de Afdeling Sociale en Economische Zaken van de) gemeente Almelo in gebruik zijnd(e) inkomstenformulier(en) en/althans rechtmatigheidsformulieren -ter uitvoering van de Algemene bijstandswet en/althans de Wet werk en bijstand-, zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van het op dat/die formulier(en) vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat/die formulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
bedoeld valselijk opmaken heeft hierin bestaan, dat verdachte opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op dat/die formulier(en) heeft ingevuld of heeft vermeld -zakelijk weergegeven-, dat hij in de periode waarop dat/die formulier(en) betrekking had(den) niet samenwoonde met een partner (zulks terwijl verdachte toen samenwoonde met [mede-verdachte]), en/althans daarop opzettelijk niet heeft ingevuld of vermeld -zakelijk weergegeven-, dat verdachte in de periode waarop dat/die formulier(en) betrekking had(den) samenwoonde met een partner (te weten woonde verdachte toen samen met [mede-verdachte]), en vervolgens genoemd(e) formulier(en) heeft ondertekend;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op het tegen verdachte verleende verstek;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in het tijdvak van 1 juni 1996 tot en met 31 januari 2005, in de gemeente Almelo, bij de Dienst Sociale Zaken, Welzijn, Onderwijs en Werkgelegenheid en de Afdeling Sociale en Economische Zaken van de gemeente Almelo in gebruik zijnde inkomstenformulieren en rechtmatigheidsformulieren -ter uitvoering van de Algemene bijstandswet en de Wet werk en bijstand-, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van het op die formulieren vermelde te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die formulieren als echt en onvervalst te gebruiken;
bedoeld valselijk opmaken heeft hierin bestaan, dat verdachte opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op die formulieren opzettelijk niet heeft ingevuld of vermeld -zakelijk weergegeven-, dat verdachte in de periode waarop die formulieren betrekking hadden samenwoonde met een partner (te weten woonde verdachte toen samen met [mede-verdachte]), en vervolgens genoemde formulieren heeft ondertekend;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
"Valsheid in geschrift" meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto art. 57 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft gedurende een periode van meerdere jaren stelselmatig valsheid in geschrift gepleegd en daarmee de samenleving benadeeld voor een bedrag van ruim € 59.000,=.
Door zijn welbewust handelen heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van dergelijke geschriften wordt gesteld, in forse mate aangetast.
De rechtbank heeft daarbij, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, eerdere veroordelingen van verdachte in rekening gebracht, te weten:
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 16 maart 2006, waarbij verdachte is veroordeeld tot 6 weken gevangenisstraf;
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 2 mei 2005, waarbij verdachte is veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf;
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 11 oktober 2002, waarbij verdachte is veroordeeld tot 2 weken gevangenisstraf;
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 4 april 2002, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis;
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 15 oktober 1998, waarbij verdachte is veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren en 180 uren onbetaalde arbeid subsidiair 4 maanden gevangenisstraf;
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 11 december 1997, waarbij verdachte is veroordeeld tot 60 uren onbetaalde arbeid in plaats van 4 weken gevangenisstraf;
het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 16 december 1996, waarbij verdachte is veroordeeld tot 60 uren onbetaalde arbeid in plaats van 4 weken gevangenisstraf;
het arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 9 november 1998, waarbij verdachte is veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf.
Ten tijde van al die veroordelingen pleegde verdachte reeds de onderhavige feiten en hij is ook onverdroten verder gegaan met het plegen daarvan.
De in die straffen gelegen waarschuwingen hebben hem daar ook klaarblijkelijk niet van kunnen weerhouden.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het opleggen van een hernieuwde waarschuwing niet passend en is van oordeel dat verdachte onvoorwaardelijk dient te worden geconfronteerd met zijn (langdurig) crimineel handelen.
Gelet op al het bovenstaande en ter normhandhaving, en gelet op de (speciale) recidive van verdachte (arrest Hof Arnhem d.d. 9 november 1998), is naar het oordeel van de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans passend.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes (6) maanden, met aftrek overeenkomstig art. 27 Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mr. Scholten en mr. De Wit, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2007.