ECLI:NL:RBALM:2007:BA0345

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700345-05
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700345-05
STRAFVONNIS
Uitspraak: 9 maart 2007
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1965,
wonende te [adres, plaats],
terechtstaande terzake dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1990
tot en met 1 januari 1992 te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg en/of in
de gemeente Ommen en/althans (elders) in Nederland,
met [H] (geboren [] 1981), die toen de leeftijd van twaalf jaren
nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [H],
hebbende verdachte (telkens):
- een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [H]
geduwd/gebracht, en/of
- zich door die [H] laten pijpen en/of aftrekken, en/of
- de borsten en/of de vagina en/althans het lichaam van die [H] bevoeld
en/of betast en/of gelikt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1990
tot en met 1 januari 1992 te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg en/of in
de gemeente Ommen en/althans (elders) in Nederland,
met [H] (geboren [] 1981), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (tekens) een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit:
- het brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van
die [H], en/of
- het zich laten pijpen en/of aftrekken door die [H], en/of
- het bevoelen en/of betasten en/of likken van de borsten en/of de vagina en/
althans het lichaam van die [H];
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1996
tot en met 1 januari 1999 in de gemeente Almelo en/of te Vroomshoop, in de
gemeente Den Ham en/althans (elders) in Nederland
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [P] (geboren [] 1984) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [P],
hebbende verdachte die [P] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte
zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[P] duwde/bracht,
en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het geestelijke
en/of lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die
minderjarige [P] en/of (aldus) voor die [P] (telkens) een
bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1996
tot en met 5 september 1996 in de gemeente Almelo en/of te Vroomshoop in de
gemeente Den Ham en/althans (elders) in Nederland,
met [P] (geboren [] 1984), die toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [P],
hebbende verdachte (telkens):
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[P] geduwd/gebracht, en/of
- zich door die [P] laten pijpen en/of aftrekken, en/of
- de borsten en/of vagina en/althans het lichaam van die [P] bevoeld
en/of betast en/of gelikt;
en/of
dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6
september 1996 tot en met 1 januari 1999 in de gemeente Almelo en/of te
Vroomshoop in de gemeente Den Ham en/althans (elders) in Nederland,
met [P] (geboren [] 1984), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[P],
hebbende verdachte (telkens):
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[P] geduwd/gebracht, en/of
- zich door die [P] laten pijpen en/of aftrekken, en/of
- de borsten en/of vagina en/althans het lichaam van die [P] bevoeld
en/of betast en/of gelikt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1996
tot en met 1 januari 1999 in de gemeente Almelo en/of te Vroomshoop in de
gemeente Den Ham en/althans (elders) in Nederland,
met [P] (geboren [] 1984), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit:
- het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of
de mond van die [P], en/of
- het zich laten pijpen en/of aftrekken door die [P], en/of
- het bevoelen en/of betasten en/of likken van de borsten en/of vagina en/
althans het lichaam van die [P];
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 1993
tot en met 31 oktober 2002 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg en/of in
de gemeente Almelo en/of te Vroomshoop, in de gemeente Den Ham/Twenterand
en/althans (elders) in Nederland
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [M] (geboren [] 1986)
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[M],
hebbende verdachte die [M] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte
zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[M] duwde/bracht,
en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het geestelijke
en/of lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die
minderjarige [M] en/of (aldus) voor die [M] (telkens) een bedreigende
situatie heeft doen ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 1993
tot 12 juni 1998 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg en/of in de
gemeente Almelo en/of te Vroomshoop in de gemeente Den Ham/Twenterand
en/althans (elders) in Nederland,
met [M] (geboren 12 juni 1986), die toen de leeftijd van twaalf jaren
nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [M],
hebbende verdachte (telkens):
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[M] geduwd/gebracht, en/of
- zich door die [M] laten pijpen en/of aftrekken, en/of
- de borsten en/of vagina en/althans het lichaam van die [M] bevoeld
en/of betast en/of gelikt;
en/of
dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juni
1998 tot 12 juni 2002 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg en/of in de
gemeente Almelo en/of te Vroomshoop in de gemeente Den Ham/Twenterand
en/althans (elders) in Nederland,
met [M] (geboren [] 1986), die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[M],
hebbende verdachte (telkens):
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[M] geduwd/gebracht, en/of
- zich door die [M] laten pijpen en/of aftrekken, en/of
- de borsten en/of vagina en/althans het lichaam van die [M] bevoeld
en/of betast en/of gelikt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 1993
tot 12 juni 2002 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg en/of in de
gemeente Almelo en/of te Vroomshoop in de gemeente Den Ham/Twenterand
en/althans (elders) in Nederland,
met [M] (geboren [] 1986), die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit:
- het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of
de mond van die [M], en/of
- het zich laten pijpen en/of aftrekken door die [M], en/of
- het bevoelen en/of betasten en/of likken van de borsten en/of vagina en/
althans het lichaam van die [M];
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de peroide van 1 november
2002 tot en met 15 juli 2003 te Itterbeck en/althans (elders) in de
Bondsrepubliek Duitsland
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [M] (geboren [] 1986)
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[M], hebbende verdachte die [M] (telkens) gedwongen te dulden dat
verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [M]
duwde/bracht,
en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het geestelijke
en/of lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die
minderjarige [M] en/of (aldus) voor die [M] (telkens) een bedreigende
situatie heeft doen ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2002 ot en met 15 juli 2003 te Itterbeck en/althans (elders) in de
Bondsrepubliek Duitsland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter, genaamd
[M], geboren op [] 1986, bestaande die ontucht (telkens) hierin
dat hij, verdachte:
- zijn, penis, in de mond en/of de vagina van die [M] duwde/bracht, en/of
- zich door die [M] liet pijpen en/of aftrekken, en/of
- de borsten en/of de vagina en/althans het lichaam van die [M] bevoelde
en/of betastte en/of likte, althans heeft aangeraakt;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
Hoewel op het punt van de rechtsmacht van de rechtbank ten aanzien van de
sub 3 en 4 tenlastegelegde feiten geen verweer is gevoerd, acht de rechtbank het toch belangrijk om enige overwegingen aan dit onderwerp te wijden.
Het uitleveringsverzoek en uitleveringsbevel betreffende verdachte hadden immers slechts betrekking op de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De rechtbank overweegt dat het internationaal erkende beginsel van specialiteit met zich meebrengt dat verdachte in principe niet voor meer of andere feiten dan in het uitleveringsbevel genoemd mag worden vervolgd door de verzoekende staat. De rechtbank overweegt dat dit beginsel in eerste instantie de soevereiniteit van staten tracht te beschermen, maar dat er ook een element van bescherming van de verdachte in ligt besloten. Deze bescherming van de verdachte door het beginsel van specialiteit wordt ook door de Hoge Raad erkend (zie HR 27 september 1983, NJ 1984, 96).
In de onderhavige zaak is aan deze bescherming vorm gegeven door herhaaldelijk de verdachte te verzoeken zich uit te spreken tegenover een rechterlijke instantie over de vervolging van de aanvullende feiten. Een goedkeuring van verdachte zou immers, nu de Duitse autoriteiten toestemming hadden verleend, vervolging voor deze feiten in Nederland mogelijk maken. Nadat deze goedkeuring vervolgens achterwege is gebleven heeft aansluitend het Oberlandesgericht te Oldenburg zich uitgelaten over de toelaatbaarheid van vervolging voor extra feiten. Nu op deze manier de belangen van verdachte zijn gewaarborgd door de aangezochte staat en de Duitse autoriteiten geen bezwaar hebben tegen vervolging van feiten 3 en 4, acht de rechtbank tevens haar rechtsmacht ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 3 en 4 vaststaand.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 1990 tot 1 december 1991 te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg en in de gemeente Ommen, met [H](geboren [] 1981), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [H], hebbende verdachte:
- een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [H]
geduwd/gebracht, en
- zich door die [H] laten pijpen en aftrekken, en
- de borsten en de vagina bevoeld en betast en gelikt;
2.
hij in de periode van 1 januari 1996 tot en met 1 januari 1999 in de gemeente Almelo en te Vroomshoop, in de gemeente Den Ham door andere feitelijkheden [P] (geboren [] 1984) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [P], hebbende verdachte die [P] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die [P] duwde/bracht, en bestaande die andere feitelijkheden uit het geestelijke en lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die minderjarige [P] en aldus voor die [P] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij in de periode van 1 juni 1993 tot en met 31 oktober 2002 te Kloosterhaar in de gemeente Hardenberg en in de gemeente Almelo en te Vroomshoop, in de gemeente Den Ham/Twenterand door feitelijkheden [M] (geboren [] 1986) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [M], hebbende verdachte die [M] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die [M] duwde/bracht, en bestaande die andere feitelijkheden uit het geestelijke en lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die minderjarige [M] en voor die [M] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 15 juli 2003 te Itterbeck door feitelijkheden [M] (geboren [] 1986) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [M], hebbende verdachte die [M] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [M] duwde/bracht, en bestaande die andere feitelijkheden uit het geestelijke en lichamelijke overwicht dat verdachte had als meerderjarige over die
minderjarige [M] en voor die [M] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Ten aanzien van de onder 1 bewezen verklaarde feiten overweegt de rechtbank dat er op 1 december 1991 een wetswijziging heeft plaatsgevonden. Deze wetswijziging betrof een ingrijpende wijziging voor de strafbepalingen van zedenmisdrijven. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt de periode in twee delen te splitsen. Nu de rechtbank echter geen bewijsmiddelen heeft voor de periode na de wetswijziging, daar onduidelijk is of er strafbare handelingen in die ene maand hebben plaatsgevonden, maar er wel voldoende bewijsmiddelen zijn voor een bewezenverklaring van de feiten in de langere periode daarvoor, komt de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring van de periode 1 januari 1990 tot 1 december 1991.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 2 primair, 3 primair en 4 primair, telkens het misdrijf:
"verkrachting, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht;
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is naar het oordeel van de rechtbank niet te kwalificeren naar oud recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 1 december 1991 een ingrijpende wetswijziging heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan de strafbepalingen van de zedenmisdrijven aanzienlijk zijn verruimd en veranderd. Nu er sprake is van bewezen feiten voorafgaand aan deze wetswijziging dient bekeken te worden of naar oud recht gekwalificeerd kan worden.
De rechtbank wil vooropstellen dat het enkele gegeven dat de term “seksueel binnendringen” uit de tenlastelegging pas op 1 december 1991 is ingevoerd niet tot de conclusie leidt dat er niet gekwalificeerd kan worden naar oud recht. Immers is het voldoende om aan de hand van de in de tenlastelegging omschreven gedragingen, wanneer deze betrekking hebben op de oude delictsomschrijving, te kwalificeren naar oud recht. In het onderhavige geval blijkt dit echter niet zo te zijn. De gedragingen die genoemd zijn en de rechtbank bewezen heeft geacht vallen immers niet onder de in de oude delictsomschrijving genoemde term “vleselijke gemeenschap”. Om deze reden komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet mogelijk is de primair bewezen feiten te kwalificeren naar de oude zedenwetgeving.
De reden dat de rechtbank niet heeft gekozen om de korte periode – van slechts één maand – bewezen te verklaren en naar nieuw recht te kwalificeren, heeft de rechtbank hiervoor uiteengezet.
Omdat de onder 1 primair bewezen verklaarde feiten niet tot een veroordeling kunnen leiden komt de rechtbank toe aan de beoordeling van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Nu er is gekozen voor de terminologie “althans indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling zou volgen” komt de rechtbank tot de conclusie dat het de bedoeling is in alle gevallen, waarin ter zake van het primaire onderdeel een niet-veroordelende uitspraak wordt gegeven, het subsidiaire onderdeel aan de orde te stellen. Deze handelswijze past ook binnen de jurisprudentie die de Hoge Raad heeft ontwikkeld op dit punt (vergelijk HR 29 april 1968, NJ 1968, 326).
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan naast de hierboven bewezen verklaarde feiten, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 1990 tot en met 1 december 1991 te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg en in de gemeente Ommen met
[H] (geboren [] 1981), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van
die [H], en
- het zich laten pijpen en aftrekken door die [H], en
- het bevoelen en betasten en likken van de borsten en de vagina
Bij de kwalificatie van deze bewezenverklaring is aangesloten bij de oude delictsomschrijving van artikel 247 (oud) Wetboek van Strafrecht en het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 subsidiair, het misdrijf:
"ontucht plegen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren",
strafbaar gesteld bij artikel 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de civiele vordering van [P] en [M] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen. Tevens vordert de officier van justitie een bevel gevangenneming bij vonnis, vanwege de tegen verdachte gerezen ernstige bezwaren.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft op een uiterst verwerpelijke manier de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van jonge kinderen aangetast. Gedurende vele jaren heeft hij de kinderen stelselmatig misbruikt en hun op die manier het idee gegeven dat dit de normaalste zaak van de wereld was.
Dat verdachte enkel gericht is geweest op de bevrediging van zijn eigen lusten en geen seconde stil heeft gestaan bij de impact van zijn handelen op deze veelal jonge kinderen, rekent de rechtbank de verdachte zeer ernstig aan.
Gelet op de ernst van de feiten en ter normhandhaving, is naar het oordeel van de rechtbank, een gevangenisstraf van na te melden duur thans de meest passende straf.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat het goederen betreft waarvan bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De enkele vaststelling dat de pornoboekjes de naam “seventeen” of “sixteen” dragen, is onvoldoende om aan te nemen dat in de blaadjes kinderporno is weergegeven. Derhalve besluit de rechtbank om de blaadjes, alsmede de videobanden en dvd’s terug te geven aan verdachte.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [P], ter zake van feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 8.000,00, bestaande uit de volgende posten: immateriële schade. Daarnaast wordt gevorderd dat het toe te wijzen bedrag wordt verhoogd met wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank wijst bij wijze van voorschot de vordering toe tot een bedrag van
€ 5.000,00, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.
Voorts overweegt de rechtbank dat toekenning van de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het schadeveroorzakend feit tot aan de dag der algehele voldoening op zijn plaats is.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [M], ter zake van feiten 3 en 4, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 12.206,80, bestaande uit de volgende posten: immateriële schade en reiskosten. Daarnaast wordt gevorderd dat het toe te wijzen bedrag wordt verhoogd met wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten 3 en 4 rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank wijst bij wijze van voorschot de vordering toe tot een bedrag van
€ 7.500,00, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.
Voorts overweegt de rechtbank dat toekenning van de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van de schadeveroorzakend feiten tot aan de dag der algehele voldoening op zijn plaats is.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen
10, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3 primair en
4 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging voor het sub 1 primair bewezen verklaarde feit.
Verstaat, dat het sub 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
6 jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 2 tot betaling aan de benadeelde partij [P] van een bedrag groot: € 5.000 (zegge: vijfduizend euro), met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot
€ 5.000,00 ten behoeve van de benadeelde [P]., voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 100 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte voorts tot betaling van de wettelijke rente over het toegewezen geldbedrag van de vordering van benadeelde [P]., voornoemd, vanaf de pleegdatum van het schadeveroorzakend feit tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte, terzake van de bewezen feiten 3 en 4 tot betaling aan de benadeelde partij [M] van een bedrag groot: € 7.500 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feiten 3 en 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 7.500 ten behoeve van de benadeelde [M], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 150 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte voorts tot betaling van de wettelijke rente over het toegewezen geldbedrag van de vordering van benadeelde [M], voornoemd, vanaf de pleegdatum van het schadeveroorzakend feit tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 3 videobanden porno, 4 porno dvd’s en 98 pornoboekjes, aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Vermeulen en mr. De Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 maart 2007.