ECLI:NL:RBALM:2007:BA1353
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - meervoudig
- R. Rikken
- M. Caminada
- J. Bordenga
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsprocedure betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel uit speelautomaten
In de ontnemingsprocedure die volgde op een eerdere veroordeling van de verdachte en zijn cafetaria, heeft de Rechtbank Almelo op 20 maart 2007 beslist dat de verdachte € 80.000 aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet afdragen aan de Staat der Nederlanden. Deze beslissing is genomen in het kader van de ontnemingsvordering die door de officier van justitie was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte inkomsten heeft gegenereerd uit speelautomaten, ondanks het verweer van de raadsman dat er in de periode van oktober 2002 tot en met mei 2003 geen speelautomaten aanwezig waren in de cafetaria. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er gedurende deze periode ongebruikelijke pintransacties hebben plaatsgevonden, wat erop wijst dat de activiteiten met speelautomaten niet hebben stilgelegen.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor de jaren 2003 en 2004 verlaagd, omdat het aan gokkers uitgekeerde geld niet was meegerekend in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank schat dit bedrag op 25% van de gevorderde bedragen voor deze jaren. Hierdoor is de vordering op de cafetaria voor een lager bedrag toegewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte persoonlijk is omgezet in vermogen, zoals een boot en een huis, en dat dit bedrag niet in aanmerking komt voor verlaging.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank heeft gelet op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op wettige bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de lijn die de Hoge Raad heeft gekozen met betrekking tot belastingvraagstukken, zoals uiteengezet in eerdere jurisprudentie.