RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 710963-06
STRAFVONNIS
Uitspraak: 23 maart 2007
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1969,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats]
terechtstaande terzake dat:
hij op of omstreeks 21 november 2006 in de gemeente Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon,
genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer], tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- (meermalen) met kracht met een (bier)fles op het hoofd en/of lichaam
heeft/hebben geslagen, en/of
- (meermalen) met een (kapot geslagen) (bier)fles in het gezicht/hoofd
heeft/hebben gestoken/gesneden en/althans met die (kapot geslagen)
(bier)fles een of meer stekende beweging(en) heeft/hebben gemaakt naar en/of
in de richting van het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer], en/of
- (meermalen) met kracht met een (fiets)ketting/kettingslot en/of een stok
en/of (loden) pijp en/of een (bier)fles en/of een betonnen borstbeeld op het
hoofd en/of de rug en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of gegooid, en/of,
- (meermalen) met kracht in het gezicht en/althans (elders) tegen het hoofd en/of lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 november 2006 in de gemeente Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten
[slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- (meermalen) met kracht met een (bier)fles op het hoofd en/of lichaam
heeft/hebben geslagen, en/of - (meermalen) met een (kapot geslagen) (bier)fles in het gezicht/hoofd
heeft/hebben gestoken/gesneden en/althans met die (kapot geslagen)
(bier)fles een of meer stekende beweging(en) heeft/hebben gemaakt naar en/of
in de richting van het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer], en/of
- (meermalen) met kracht met een (fiets)ketting/kettingslot en/of een (loden)
pijp en/of een (bier)fles en/of een betonnen borstbeeld op het hoofd en/of
de rug en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
gegooid, en/of,
- (meermalen) met kracht in het gezicht en/althans (elders) tegen het hoofd
en/of lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 21 november 2006 in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen:
- (meermalen) (met kracht) met een (bier)fles op het hoofd en/of lichaam
heeft/hebben geslagen, en/of
- (meermalen) met een (kapot geslagen) (bier)fles in het gezicht/hoofd
heeft/hebben gestoken/gesneden en/althans met die (kapot geslagen)
(bier)fles een of meer stekende beweging(en) heeft/hebben gemaakt naar en/of
in de richting van het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer], en/of
- (meermalen) (met kracht) met een (fiets)ketting/kettingslot en/of een
(loden) pijp en/of een (bier)fles en/of een betonnen borstbeeld op het hoofd
en/of de rug en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen
en/of gegooid, en/of, - (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/althans (elders) tegen het hoofd
en/of lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(710976/06);
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 juni 2006 in de gemeente Almelo,
op of aan de weg, de Rosa Luxemburgstraat, zijnde een weg gelegen binnen een
door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen gebied,
alcoholhoudende drank heeft genuttigd en/of (een) aangebroken blikje(s) met
alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad;
art 2.4.8 lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Almelo
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 subsidiair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2006 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer], tezamen en in vereniging met anderen:
- met kracht met een (bier)fles op het hoofd heeft geslagen en/of
- met een (kapot geslagen) (bier)fles in het hoofd heeft gestoken en/of
- met kracht met een ketting en een pijp en een (bier)fles op het hoofd en de rug en elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met kracht tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen en geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 6 juni 2006 in de gemeente Almelo,
op of aan de weg, de Rosa Luxemburgstraat, zijnde een weg gelegen binnen een
door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen gebied,
alcoholhoudende drank heeft genuttigd en een aangebroken blikje met
alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 subsidiair het misdrijf:
"medeplegen van poging tot zware mishandeling ",
strafbaar gesteld bij artikel 302 jo. 45 jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 2, de overtreding:
"handelen in strijd met artikel 2.4.8 Algemene Plaatselijke Verordening Almelo",
strafbaar gesteld bij artikel 2.4.8 en 6.1 Algemene Plaatselijke Verordening Almelo.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte,
terzake sub 1 subsidiair wordt veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na 6 maanden en indien deze maatregel niet door de rechtbank wordt opgelegd een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van het voorarrest,
en terzake sub 2 wordt veroordeeld tot een geldboete van € 75,-- (subsidiair 1 dag vervangende hechtenis).
De rechtbank overweegt wat de straf en/of maatregel betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en/of maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte is samen met [mededader 1] en [mededader 2] naar het huis van het slachtoffer gegaan om, volgens de verdachte, daar een gesprek te voeren. Verdachte en de medeverdachten waren hierbij bewapend en onder invloed van alcohol en/of drugs. In het huis van het slachtoffer hebben verdachte, [mededader 1] en [mededader 2] het slachtoffer geschopt en geslagen, waarbij onder andere een ketting, een pijp/stang en een bierflesje zijn gebruikt. Het slachtoffer heeft hierbij letsel opgelopen, waarbij het slachtoffer van geluk mag spreken dat deze geweldsuitbarsting voor hem niet nog ernstiger is afgelopen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het dossier blijkt dat verdachte voldoet aan de criteria van de landelijke definitie “zeer actieve veelpleger”. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd tot oplegging van de ISD-maatregel.
Verdachte heeft zich tijdens de behandeling ter terechtzitting verzet tegen het opleggen van een ISD-maatregel en heeft gesteld dat hij geen hulp wil van anderen en ‘afgestraft’ wil worden. Bovendien heeft hij gewezen op het feit dat hij nog ongeveer 6,5 maand gevangenisstraf dient uit te zitten. Dit staat oplegging van de ISD-maatregel in de weg.
Ingevolge het bepaalde in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht kan de maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, worden opgelegd indien:
Lid 1:
- het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, en
- de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Lid 2: De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.
Lid 3: Indien de verdachte verslaafde is dan wel ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.
Lid 4: De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid heeft doen overleggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat in casu aan al deze vereisten wordt voldaan:
Uit het (26 pagina’s omvattende) uittreksel van de justitiële documentatiedienst
van 22 februari 2007 betreffende verdachte blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar voor het volgende feiten is veroordeeld:
• Politierechter Almelo d.d. 24 juni 2002 (08-015194-02): 2 maanden gevangenisstraf wegens artt. 285 en 300 Sr; onherroepelijk op 9 juli 2002.
• Gerechtshof Arnhem d.d. 24 juli 2003 (21-000567-03): 9 maanden gevangenisstraf wegens artt. 310, 311 en 312 Sr (vier feiten); onherroepelijk op 8 augustus 2003.
• Gerechtshof Arnhem d.d. 5 november 2004 (21-003178-04): 2 maanden gevangenisstraf wegens art. 310 Sr (drie feiten); onherroepelijk op 20 november 2004.
• Politierechter Zwolle d.d. 7 maart 2005 (07-490894-04): 4 weken gevangenisstraf (waarvan 2 weken voorwaardelijk) wegens art. 9 WVW; onherroepelijk op 22 maart 2005.
• Politierechter Almelo d.d. 24 juni 2005 (08-710523-05): 200 uur werkstraf wegens art. 302 jo. 45 en 300 Sr; onherroepelijk 24 juni 2005.
• Politierechter Almelo d.d. 16 november 2006 (08-710617-06): 60 uur werkstraf wegen art. 416 lid 1 Sr; onherroepelijk 21 februari 2007.
• Gerechtshof Arnhem d.d. 1 februari 2007 (21-000675-06) tot 3 maanden gevangenisstraf, met aftrek van drie dagen inverzekeringstelling; onherroepelijk op 16 februari 2007.
Blijkens het bericht van het Ministerie van Justitie – CJIB d.d. 9 maart 2007 zijn de hierboven genoemde straffen, met uitzondering van het vonnis van de politierechter Almelo d.d. 16 november 2006 en het arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 1 februari 2007, ten uitvoer gelegd. Bovendien bedraagt volgens dit bericht het strafrestant 43 dagen. De opgelegde straf van het gerechtshof Arnhem d.d. 1 februari 2007 is niet meegenomen bij dit strafrestant, zodat naar schatting van de rechtbank het strafrestant 130 dagen bedraagt.
Uit het (veelplegerprofiel) proces-verbaal d.d. 5 maart 2007, op ambtsbelofte opgemaakt door H.A.M. Steinmeijer, buitengewoon opsporingambtenaar van politie Twente, bureau Management Ondersteuning, blijkt, zakelijk weergegeven:
[verdachte] voldoet aan de criteria van de landelijke definitie “zeer actieve veelpleger” (een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van 5 jaren, waarvan het peiljaar het laatste jaar vormt, meer dan 10 processen-verbaal tegen zich zag opmaken, waarvan tenminste 1 in het peiljaar. Het peiljaar is 2006).
Tegen [verdachte] is door de politie 66 keer proces-verbaal opgemaakt. Hierbij is hij gehoord over 184 strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. Tijdens het merendeel van de contacten met de politie blijkt dat [verdachte] onder invloed is van alcohol. Hij heeft zijn drugsverslaving vervangen door een verslaving aan alcohol. De hulpverlening heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd, namelijk hem te weerhouden van criminele activiteiten en hem verslavingsvrij maken. De politie heeft ruime ervaring met [verdachte] dat hij na detentie vervalt in zijn oude patroon en leefwijze.
Uit een rapport d.d. 2 februari 2007 van de reclassering over verdachte blijkt, zakelijk weergegeven:
Om een inschatting te maken van de kans op recidive hebben wij gebruik gemaakt van RISc, een diagnostisch instrument. Was betrokkene een bekennende verdachte geweest, dan hadden wij kunnen concluderen dat de kans op recidive heel groot is. Nu drukken wij ons iets voorzichtiger uit door te concluderen dat, indien betrokkene schuldig wordt bevonden, hij bij een ongewijzigde leefsituatie zeer waarschijnlijk zal recidiveren. Vanuit ons professionele gezichtspunt heeft verdachte de ene verslaving vervangen door een andere. Betrokkene verkeert bijna dagelijks onder invloed van ruime hoeveelheden alcohol. Betrokkene ziet dit zelf niet als een probleem en hij legt niet de connectie tussen zijn drankgebruik, de daardoor ontstane beïnvloedbaarheid door derden en de delicten die in het (recente) verleden hebben plaatsgevonden. Door de afwijzende houding van betrokkene met betrekking tot zijn alcoholgebruik hebben wij op dit moment geen behandelaanbod kunnen doen. Mocht betrokkene echter de ISD-maatregel opgelegd krijgen, dan zien wij binnen de klinische verslavingszorg nog voldoende mogelijkheden om hem een passend behandeltraject te bieden. Betrokkene zal eerst een diagnostiekopname moeten doorlopen, voordat wij een weloverwogen plan van aanpak kunnen opstellen.
De rechtbank is van oordeel, gelet op dit alles, dat de vordering van de officier
van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel behoort te worden toegewezen, aangezien de veiligheid van personen en goederen dit vereist.
De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen (ingevolge lid 6 van genoemd artikel 38m) de veelheid van misdrijven waarvoor verdachte ‘eerder’
is veroordeeld.
De richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve pleger (2004R004; geldig tot 30 september 2008) bepaalt dat het Openbaar Ministerie de ISD-maatregel uitsluitend zal vorderen als aan de eisen van art. 38 m Sr is voldaan en (onder andere) ten aanzien van de stelselmatige dader geen of ten hoogste vier maanden aan onherroepelijke vonnissen open staan (punt 2 onder c). Het feit dat verdachte een strafrestant heeft staat oplegging van de isd-maatregel niet in de weg. Ten eerste is de rechtbank niet gebonden aan een richtlijn afgegeven door het college van procureurs-generaal. Ten tweede heeft ook de officier van justitie, in afwijking van de richtlijn, het toch nodig geacht de ISD-maatregel te vorderen. Ten derde heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangegeven dat executie van het strafrestant boven de vier maanden zal worden opgeschort en het restant als verjaard zal worden beschouwd.
De rechtbank zal de maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren, gelet op de huidige weigerachtige houding van verdachte betreffende een behandeling in het kader van een ISD en bovendien vanwege het feit dat verdachte nog een diagnostiekopname moeten doorlopen en een plan van aanpak moet worden opgesteld.
De rechtbank acht geen termen aanwezig de tijd, die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde maatregel in mindering te brengen.
Voorts zal de rechtbank, overeenkomstig de vordering van officier van justitie, bij het opleggen van de ISD-maatregel beslissen tot een tussentijdse beoordeling over 6 maanden na ingang van de maatregel van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
De na te melden straffen zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 23, 24, 38n, 62, 63, 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 subsidiair en sub 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Legt ter zake sub 1 subsidiair aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de tijd van 2 (TWEE) jaren.
Beslist dat een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht zal plaatsvinden en bepaalt als termijn daarvoor: zes (6) maanden, te rekenen vanaf de datum van de daadwerkelijke plaatsing. Bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen voordien de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelt verdachte ter zake sub 2 tot een geldboete van € 75,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Vogel en mr. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Lambers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 maart 2007.