ECLI:NL:RBALM:2007:BA1450

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/790050-07
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Derks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van aanhouding door stadswacht in Enschede met gebruik van geweld

In deze zaak werd de rechtmatigheid van de aanhouding door de stadswacht van de gemeente Enschede beoordeeld, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte, geboren in 1979 en woonachtig in Enschede, werd beschuldigd van diefstal en mishandeling op 17 januari 2007. De politierechter oordeelde dat de stadswacht, net als elke andere burger, op grond van artikel 53, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering gerechtigd is om een verdachte op heterdaad aan te houden. De rechter stelde vast dat de stadswacht gepast geweld mocht gebruiken wanneer de verdachte zich verzette. Dit was noodzakelijk om te voorkomen dat de verdachte de plaats delict zou verlaten.

De politierechter concludeerde dat de stadswacht niet disproportioneel had gehandeld. De verdachte had zich agressief opgesteld, wat de stadswacht het recht gaf om geweld te gebruiken om de controle over de situatie te herwinnen. De rechter benadrukte dat in situaties van heterdaad de bevoegdheden van stadswachten gelijk zijn aan die van andere burgers, en dat zij in dergelijke gevallen ook geweld mogen gebruiken, mits dit proportioneel is.

De rechtbank oordeelde dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf moest worden toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en de tenuitvoerlegging van 34 dagen gevangenisstraf van een eerder vonnis werd gelast. De uitspraak werd gedaan door de politierechter in de Rechtbank Almelo op 26 maart 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
STRAFVONNIS
(schriftelijk vonnis PR)
Parketnummer: 08/790050-07 en 08/710412-06 (vordering tenuitvoerlegging)
Uitspraak: 26 maart 2007
De politierechter in de Rechtbank te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1979,
wonende te [adres],
terechtstaande terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2007 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
lood en/of ijzer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
een onbekend gebleven eigenaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 januari 2007 te Enschede,
zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het Diekmanterrein,
zijnde grond toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor
verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2007 te Enschede,
opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [stadswacht 1] en/of [stadswacht 2], die [stadswacht 1] en die [stadswacht 2] een klap/stomp in het gezicht heeft gegeven,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting, alwaar de verdachte niet is verschenen doch welk onderzoek ingevolge artikel 279, lid 2 Wetboek van Strafvordering geldt als een procedure ‘op tegenspraak’ omdat verdachte zijn advocaat mr. M.B. Bax tot zijn verdediging heeft gemachtigd in de zin van lid 1 van genoemd wetsartikel.
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging, gevoerd door de gemachtigde raadsman mr. M.B. Bax.
De politierechter leest het onder 2, vierde regel, tweemaal vermelde woord: "heeft" als: "heeft/hebben".
Hier is een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging ontstaan. De verbetering daarvan heeft verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 januari 2007 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander ,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader;
2.
hij op 17 januari 2007 te Enschede, opzettelijk mishandelend personen te weten [stadswacht 1] en [stadswacht 2], die [stadswacht 1] en die [stadswacht 2] een klap in het gezicht heeft gegeven waardoor deze pijn hebben ondervonden.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen verdachte sub 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezene levert op:
voor wat betreft sub 1, het misdrijf:
"diefstal door twee of meer verenigde personen",
strafbaar gesteld bij art. 310 jo. 311 Wetboek van Strafrecht,
en voor wat betreft sub 2, het misdrijf:
"mishandeling, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij art. 300 Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken.
De politierechter overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
De politierechter is van mening dat ten aanzien van het verzoek van de raadsman om rekening te houden met het disproportioneel optreden van de stadswachten als volgt dient te worden overwogen.
Om te kunnen beoordelen of de stadswachten in het onderhavige geval buiten hun boekje zijn gegaan, moet eerst bekeken worden wat de bevoegdheden van de stadswachten in Enschede zijn. Blijkens de toelichting van de Stichting Veiligheidszorg Twente op de functie van stadswacht in onder meer de gemeente Enschede, is de stadswacht in feite een burger in de rol van gemeentelijk toezichthouder. Dit doet vermoeden dat stadswachten in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening toezicht houden op de naleving van het daarin bepaalde.
Voorts is van belang welke bevoegdheden stadswachten hebben bij heterdaad- situaties, zoals in deze casus het geval is. In een heterdaadsituatie als onderhavige is sprake van een commuun delict uit het Wetboek van Strafrecht. Hiervoor is reeds vastgesteld dat het door stadswachten uit te voeren toezicht op de naleving zich beperkt tot het in de Algemene Plaatselijke Verordening bepaalde. In heterdaadsituaties bij een commuun delict hebben zij niet meer of andere bevoegdheden dan andere burgers en dient aansluiting gezocht te worden bij artikel 53 lid 1 Wetboek van Strafvordering. Uit dit artikel volgt de bevoegdheid om net als ieder ander burger op heterdaad verdachten aan te houden in afwachting van de opgeroepen politie. In deze situatie mochten de beide stadswachten verdachte en zijn vader aanhouden.
Een volgende vraag is of de stadswachten als burgers geweld mochten gebruiken om verdachte en zijn vader in bedwang te houden. Een aanhouding is naar geldend recht het aangrijpen en vasthouden van een verdachte. Dit aanhouden kan met enig proportioneel geweld gepaard gaan. Het ingrijpen van de stadswachten is naar het oordeel van de politierechter niet als disproportioneel aan te merken. Op het moment dat verdachte besloot om niet langer op de politie te wachten en weg te lopen was het de stadswacht geoorloofd om voor de verdachte te gaan staan en hem vast te pakken om op die manier te voorkomen dat verdachte de plaats van het delict zou verlaten. Toen die situatie escaleerde door toedoen van de verdachte en er meer geweld geboden was voor de stadswachten om controle op de situatie te herwinnen, was dat naar het oordeel van de politierechter op dat moment in die situatie toelaatbaar.
Wanneer in een dergelijke situatie de aanhoudende burger machteloos aan de zijlijn zou moeten toekijken hoe een verdachte na aanhouding op heterdaad probeert weg te komen, ontvalt de zin aan artikel 53 lid 1 Wetboek van Strafvordering.
Waar twee vechten hebben vaak twee schuld, maar in het geval van ontdekking op heterdaad en aanhouding van verdachten door een burger of een stadswacht gaat dit adagium niet op wanneer verdachte na aanhouding gewelddadig wordt. Zoals hierboven weergegeven, hebben de stadswachten niet disproportioneel gehandeld door met gepast geweld verdachte naar de grond te werken om op die manier escalatie van de situatie te voorkomen en tegen te gaan dat verdachte de plaats van het misdrijf zou verlaten alvorens de politie gearriveerd was. Verdachte heeft zich agressief opgesteld tegenover de stadswachten en heeft daarom het geweld moeten dulden dat jegens hem werd toegepast om controle op de situatie te herwinnen. Omdat het verdachte zelf is geweest die zich agressief heeft opgesteld en de stadswachten hier op een gepaste manier op hebben gereageerd zal de politierechter geen gehoor geven aan het verzoek van de raadsman.
De politierechter acht in principe oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend, gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, mede gelet op diens recidive, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter overweegt hieromtrent dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld voor zowel diefstal als mishandeling en dat daardoor de taakstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf gepasseerde stations zijn.
Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende
parketnummer 08/710412-06.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 27 februari 2007, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van deze rechtbank van 8 december 2006 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27 en 57 Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en 2 tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot een gevangenisstraf voor de tijd van
1 maand;
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel zal worden in mindering gebracht;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Betreffende parketnummer: 08/710412-06.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 8 december 2006, te weten van 34 dagen gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Derks, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in de Rechtbank Almelo voornoemd, op 26 maart 2007.