ECLI:NL:RBALM:2007:BA3626

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/000228-04
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Geeve
  • A. Rikken
  • J. Venekatte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verdachte van moord wegens gebrek aan bewijs en niet vastgestelde doodsoorzaak

Op 18 juni 2004 wordt het levenloze lichaam van een 18-jarige vrouw aangetroffen in haar hotelkamer in Enschede. De vrouw had een relatie met de verdachte, die op de dag van haar overlijden bij haar in de kamer verbleef. De patholoog kon geen doodsoorzaak vaststellen, en de enige aanwijzingen voor geweld waren twee drukplekken op de hals van het slachtoffer. De rechtbank concludeert dat uit deze enkele omstandigheid niet kan worden afgeleid dat de vrouw op gewelddadige wijze om het leven is gebracht. De verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde moord.

De rechtbank overweegt dat de moeder van het slachtoffer zich als benadeelde partij heeft gevoegd, maar dat haar vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank wijst ook de vordering tot tenuitvoerlegging af, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden aan het hem tenlastegelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Almelo, waarbij de rechters de kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging hebben verbeterd zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 000228-04 en 630010-03.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 24 april 2007.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
terechtstaande -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- terzake dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2004 tot en met 18 juni 2004 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] gewurgd, en/althans met een of meerdere voorwerpen doen stikken/verstikt en/althans een of meerdere (toxische) middelen toegediend - en/althans voornoemde [slachtoffer] ertoe gedwongen om een of meerdere (toxische) middelen in te nemen - , en/althans (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer] tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting, alwaar de verdachte niet is verschenen doch welk onderzoek ingevolge artikel 279, lid 2 Wetboek van Strafvordering geldt als een procedure ‘op tegenspraak’ omdat verdachte zijn advocaat mr. Plasman tot zijn verdediging heeft gemachtigd in de zin van lid 1 van genoemd wetsartikel.
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging, gevoerd door de gemachtigde raadsman mr. Plasman.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank overweegt:
Op 18 juni 2004, omstreeks 13.00 uur, wordt het levenloze lichaam aangetroffen van een 18-jarige vrouw, genaamd [slachtoffer] in de door haar gehuurde hotelkamer in het Dishhotel in Enschede. De schouwarts constateert
bij het slachtoffer onder meer twee drukplekken in de hals.
Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer een (seksuele) relatie onderhield met de verdachte in deze strafzaak, dat zij op 17 juni 2004 een afspraak met hem had en uit het gebruik van de keycard en de verklaringen van de baliemedewerkers van het hotel leidt de rechtbank af dat verdachte vanaf het middaguur tot het begin van de avond van die dag bij het slachtoffer in de hotelkamer heeft verbleven.
Voorts blijkt uit getuigenverklaringen en uit de peilgegevens van zijn GSM dat verdachte op 18 juni 2004 rond 20.00 uur vanuit het hotel is vertrokken en met de trein op weg naar zijn huis in Steenwijk gereden. Hij heeft in de buurt van de stations in de plaatsen Borne, Almelo, Wierden, Nijverdal en Heino het mobiele nummer van het slachtoffer gebeld.
Na in Steenwijk te zijn aangekomen, is verdachte via het vliegveld in Düsseldorf (Duitsland) naar Turkije is gevlogen en verblijft daar naar alle waarschijnlijkheid nog steeds.
Het slachtoffer is op 18 juni 2004 om 12.50 uur door het management van het hotel dood in bed van haar hotelkamer aangetroffen.
De ter terechtzitting gehoorde deskundige dr. Tromp, patholoog, heeft dienaangaande verklaard dat de beide drukplekken in de hals van het slachtoffer bij leven zijn ontstaan als gevolg van enige druk en dat uitgesloten kan worden dat ze veroorzaakt zijn door postmortale verandering van het lichaam.
De deskundige dr.Tromp, voornoemd, heeft ter terechtzitting meerdere mogelijke doodsoorzaken - zoals bijvoorbeeld het overlijden wegens een hartstilstand - onwaarschijnlijk geacht, maar zij heeft ook uitdrukkelijk verklaard dat zij geen enkele doodsoorzaak vast heeft kunnen stellen.
In haar rapport geeft dr. Tromp aan dat het strottenhoofd elastisch en intact was en de schildklier niet vergroot. Ter zitting voegt zij daaraan toe dat zij de schildklier microscopisch heeft onderzocht en dat zij - ook op celniveau – mede als gevolg van de postmortale veranderingen van het lichaam geen beschadiging van de schildklier heeft kunnen vaststellen.
De deskundige dr. Lusthof, apotheker-toxicoloog, heeft in zijn rapport van 10 november 2004 verklaard dat in de bloedbaan van het slachtoffer een thyreoglobulinegehalte is aangetroffen van > 3000.
Voorts verklaart dr. Lusthof in zijn rapport:
“Thyreoglobuline wordt in de schildklier gesynthetiseerd en opgeslagen. Bij mechanische beschadiging van de schildklier kan thyreoglobuline vrijkomen in de bloedbaan, waardoor de concentratie in bloed wordt verhoogd. Een verhoogde concentratie thyreoglobuline kan dus een aanwijzing zijn voor geweld op de schildklier zoals bij verwurging. In dit geval is er sprake van postmortale veranderingen. Hierdoor is de concentratiemeting van thyreoglobuline mogelijk minder betrouwbaar. De zeer hoge concentratie van thyreoglobuline is echter een zeer sterke aanwijzing voor beschadiging van de schildklier bij leven, zoals bij verwurging.
Ter terechtzitting heeft die deskundige dienaangaande verklaard:
- dat thyreoglobuline in beginsel alleen vrij kan komen in de bloedbaan ingeval van beschadiging van de schildklier;
- dat, voor zover hem bekend, niet eerder een dergelijke hoge waarde in een lichaam is vastgesteld, ook niet bij personen die door strangulatie om het leven zijn gekomen;
- dat de in de literatuur hoogst gemeten waarde - waarbij sprake was van overlijden als gevolg van verhanging – 890 was;
- dat in de literatuur ook in gevallen bekend zijn waarbij de doodsoorzaak geen verwurging is gemeten;
- dat de meting in casu mogelijk is beïnvloed door stoffen die zijn ontstaan door de postmortale veranderingen van het lichaam;
- dat hij daarbij niet kan aangeven of die stoffen van invloed zijn geweest op de door hem in zijn rapport vastgestelde waarde en zo ja, hoe groot die invloed is geweest;
- dat er nog zeer weinig onderzoek naar de effecten van postmortale veranderingen van het lichaam op de thyreoglobulinemeting is gedaan en dat de resultaten van de genoemde onderzoeken zien op metingen die kort na het overlijden zijn gedaan.
Nu de patholoog geen doodsoorzaak kan aangeven, er geen beschadiging van de schildklier is aangetoond en aan de meting van het thyreoglobulinegehalte in het bloed - gelet op hetgeen de deskundige daarover heeft verklaard - geen conclusies kunnen worden verbonden, zijn de enige vaststaande aanwijzingen voor geweld op het lichaam van het slachtoffer de 2 drukplekken in haar hals.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit die enkele omstandigheid niet onomstotelijk worden afgeleid dat het slachtoffer op gewelddadige wijze om het leven is gebracht.
Nu dat wettige bewijs ontbreekt, dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt verder, dat [moeder slachtoffer], de moeder van het slachtoffer, ter zake van het feit, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier ter terechtzitting alsnog als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 5.575,62, bestaande uit de post begrafeniskosten minus een reeds door de echtgenoot van het slachtoffer betaald deel van € 3.000,=.
De benadeelde partij dient niet–ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte van het tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende parketnummer 630010-03.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 14 juni 2006, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank van Zwolle van 8 mei 2003 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden afgewezen, nu veroordeelde ter zake het hem thans tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [naam moeder], in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Aldus gewezen door mr. Geeve, voorzitter, mr. Rikken en mr. Venekatte, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 april 2007.