ECLI:NL:RBALM:2007:BA5675

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06 / 892 HUISV N1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering huisvesting voor school De Passie in Wierden

In deze zaak heeft de stichting Evangelisch Bijbelgetrouw Voortgezet Onderwijs (EBVO) een beroep ingesteld tegen de gemeente Wierden, die de huisvesting voor de school De Passie heeft geweigerd. De rechtbank Almelo heeft op 24 mei 2007 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke kwestie. De stichting had een aanvraag ingediend om voorzieningen voor huisvesting op te nemen in het programma voor huisvestingsvoorzieningen 2006, maar de gemeente weigerde dit op basis van een vastgesteld bekostigingsplafond van nul euro. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onterecht had gehandeld, aangezien de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) niet toestaat om alle huisvesting te weigeren voor scholen die zijn opgenomen in het Plan van Scholen. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en oordeelde dat de gemeente een nieuw besluit moest nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan de stichting, die in totaal op EUR 322,-- werden vastgesteld, naast een vergoeding van het griffierecht van EUR 281,--.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 06 / 892 HUISV N1 A
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geschil tussen:
de stichting Evangelisch Bijbelgetrouw Voortgezet Onderwijs (EBVO),
gevestigd te Utrecht, eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Keijser, werkzaam bij de Besturenraad Protestants Christelijk Onderwijs te Voorburg,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden, verweerder,
gemachtigde: mr. F.J. van der Vaart, advocaat te Enschede.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 29 juni 2006.
2. Het verloop van de procedure
Eiseres wenst in de gemeente Wierden een school voor voortgezet onderwijs te stichten. Op 26 januari 2005 heeft zij een aanvraag ingediend om voor de school De Passie voorzieningen op te nemen in het programma voor huisvestingsvoorzieningen 2006 als bedoeld in artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs (oud) (WVO). Bij besluit van 6 december 2005, verzonden op 21 december 2005, heeft de raad van de gemeente Wierden besloten het bekostigingsplafond (artikel 76d van de WVO (oud)) voor het voortgezet onderwijs voor 2006 op nul vast te stellen en de huisvestingaanvraag daarom af te wijzen.
Op 31 januari 2006 heeft eiseres tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij het bestreden besluit van 29 juni 2006 heeft verweerder besloten de bezwaren van eiseres ongegrond te verklaren.
Blijkens het beroepschrift van 19 juli 2006 kan eiseres zich niet verenigen met dit besluit.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 19 april 2007 waar eiseres zich heeft doen vertegenwoordigen door haar algemeen directeur G. Oosterhuis, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door H. Bosma, bijgestaan door zijn gemachtigde. De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met het beroep tegen een besluit van de raad van de gemeente Wierden over de huisvestingsvoorzieningen 2005 (zaaknummer 05/1026). Deze zaken zijn vervolgens gesplitst en in beide beroepen wordt nu afzonderlijk uitspraak gedaan.
3. Overwegingen
Het geschil
1.1 Eiseres richt haar beroep tegen het besluit van verweerder van 29 juni 2006. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit besluit zowel beslist op een bezwaar van eiseres tegen de vaststelling van het bekostigingsplafond (verder: het plafondbesluit) als op een bezwaar tegen de weigering de gevraagde voorzieningen in het programma voor huisvestingsvoorzieningen op te nemen (verder: het programmabesluit). Beide besluiten zijn immers tegelijkertijd genomen, vervat in één schriftelijk stuk en het laatstgenoemde besluit is onlosmakelijk verbonden met het eerstgenoemde besluit. Eiseres heeft in haar bezwaarschrift geen onderscheid gemaakt tussen de beide besluiten, zodat het bezwaar geacht moet worden tegen beide te zijn gericht. Verweerder heeft dit ook als zodanig begrepen. Hij heeft immers zowel het plafondbesluit als het programmabesluit en de gronden waarop deze besluiten berusten heroverwogen. In beroep zijn daarom beide beslissingen op bezwaar aan de orde.
1.2 De rechtbank wijst er verder op dat de WVO gedurende de bezwaarprocedure is gewijzigd. Per 8 maart 2006 is het college van burgemeester en wethouders getreden in een aantal bevoegdheden van de gemeenteraad, onder andere als het gaat om de vaststelling van het bekostigingsplafond en het programma van huisvestingsvoorzieningen. Op grond van artikel LXXIII, vierde lid, van de betreffende wijzigingswet wordt het bezwaar tegen beslissingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn genomen, ten aanzien waarvan na dat tijdstip een ander bestuursorgaan bevoegd is, behandeld door dat andere bestuursorgaan (wet van 6 oktober 2005, Staatsblad 2005/530). Hieruit volgt dat het juist is dat het primaire besluit van 6 december 2005 is genomen door de raad van de gemeente Wierden en de bestreden beslissing op bezwaar door verweerder.
1.3 Aan het plafondbesluit heeft verweerder, samengevat, ten grondslag gelegd dat door de unieke omstandigheden waarin de gemeente Wierden zich bevindt, de financiële gevolgen van huisvesting van De Passie zo groot zijn, dat voor de bekostiging geen budget voorhanden is. Het programmabesluit heeft verweerder, kort gezegd, gestoeld op de weigeringsgrond dat de gevraagde uitgaven het bekostigingsplafond overstijgen.
1.4 Tegen het plafondbesluit heeft eiseres, in essentie, ingebracht dat dit in strijd is met het verbod van détournement de pouvoir en met de specifieke wettelijke eisen die aan een dergelijk besluit worden gesteld. Het programmabesluit deelt volgens eiseres het lot van het plafondbesluit.
De beoordeling van het plafondbesluit
2. De rechtbank is van oordeel dat het plafondbesluit niet in stand kan blijven. De gronden voor dit oordeel zijn vervat in de rechtsoverwegingen 2 tot en met 6 van de uitspraak van de rechtbank in de zaak met nummer 05/1026. Deze overwegingen zijn in de onderhavige zaak van overeenkomstige toepassing. Dat verweerder is getreden in de bevoegdheden van de raad doet daaraan niet af. Hetzelfde geldt voor de andere wijzigingen van het wettelijk kader die zich hebben voorgedaan sinds het bestreden besluit in zaak 05/1026.
De beoordeling van het programmabesluit
3. Aan de weigering de door eiseres gevraagde voorzieningen op te nemen in het huisvestingsprogramma, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bekostigingsplafond niet toereikend is voor de gevraagde voorzieningen. Zoals uit het voorgaande volgt, is dit bekostigingsplafond echter in strijd met de wet en de rechtbank zal het plafondbesluit vernietigen. Het programmabesluit kan daarom evenmin in stand blijven.
Slotoverwegingen
4.1 Uit het voorgaande volgt dat het plafondbesluit in strijd is met artikel 76d van de WVO en het programmabesluit in strijd is met artikel 76f van de WVO. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en de beslissing op de bezwaren tegen deze besluiten vernietigen. Verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen en daarbij deze uitspraak in acht moeten nemen.
4.2 Gelet op de vernietiging acht de rechtbank het op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep. Dit zijn de kosten voor beroepsmatig verleende rechtbijstand. Deze kosten worden berekend naar één punt voor het indienen van het beroepschrift, bij een zaak van gemiddelde zwaarte. Voor de overige proceshandelingen die de gemachtigde van eiseres in deze zaak heeft verricht, is reeds een vergoeding toegekend in de uitspraak in zaak 05/1026.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit zowel wat betreft de beslissing op het bezwaar tegen de vaststelling van het bekostigingsplafond als de beslissing op het bezwaar tegen de weigering de gevraagde voorzieningen in het programma voor huisvestingsvoorzieningen op te nemen;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 322,--, door de gemeente Wierden te betalen aan eiseres;
- verstaat dat de gemeente Wierden aan eiseres het griffierecht ad EUR 281,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
N.B. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep (gedeeltelijk) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Indien de rechtbank daarbij beroepsgronden uitdrukkelijk heeft verworpen en een partij daarin niet wil berusten, dan moet die partij binnen bovengenoemde termijn hoger beroep instellen tegen deze uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.E. van Wees, mr. R.J. Jue en mr. M.A. Heldeweg, in tegenwoordigheid van G. Kootstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op
CK