ECLI:NL:RBALM:2007:BA5681

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710619-06
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Teekman
  • mr. Vogel
  • mr. Bloebaum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie door schending van procesorde

Op 3 mei 2007 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de officier van justitie de zittingszaal heeft verlaten uit onvrede met een beslissing van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat deze actie een flagrante schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde vormde. De zaak betrof een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij de rechtbank de noodzaak van het ondervragingsrecht van de verdediging boven het gezondheidsbelang van een getuige stelde. De officier van justitie, het niet eens met deze beslissing, verliet de zitting en vroeg om niet-ontvankelijkheid in de strafvervolging. De rechtbank oordeelde dat deze actie de verdere behandeling van de zaak onmogelijk maakte en leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dit resulteerde in de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die onmiddellijk in vrijheid werd gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de rechten van de verdediging in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710619-06.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 3 mei 2007
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1981 te [plaats],
thans verblijvende in de P.I. [plaats],
terechtstaande terzake dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 31 december 2004, althans in
of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 13 januari 2005 in de
gemeente Almelo,
met [slachtoffer] (geboren [datum] 1991),
* van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar
geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, en/of
* die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt
(telkens) een of meer (ontuchtige) handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens):
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht, en/of
- een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht, en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt, en/of
- die [slachtoffer] getongzoend, en/of
- de borsten en/althans het lichaam van die [slachtoffer] betast/aangeraakt;
Gezien de stukken;
Gelet op de onderzoeken ter terechtzitting;
O V E R W E G E N D E:
De rechtbank heeft ter zitting van 3 mei 2007 besloten, de officier van justitie en de raadsvrouwe gehoord hebbende, tot het horen van een getuige in aanwezigheid van verdachte, omdat het ondervragingsrecht van de verdediging (zoals gewaarborgd in artikel 6 EVRM) diende te prevaleren boven het mogelijke gezondheidsbelang van de getuige. De officier van justitie heeft, vanwege het feit dat zij zich niet heeft kunnen verenigen met die beslissing, de zittingszaal verlaten en verzocht haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar strafvervolging jegens verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het verlaten van de zittingszaal door de officier van justitie, omdat zij het niet eens is met genoemde beslissing en waardoor ze de verdere behandeling van de zaak onmogelijk maakt, moet worden aangemerkt als een flagrante schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, die moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Voornoemde beslissing heeft eveneens tot gevolg dat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden opgeheven en verdachtes onmiddellijke invrijheidstelling dient te worden gelast.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en gelast diens onmiddellijke invrijheidstelling, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Aldus gewezen door mr. Teekman, voorzitter, mr. Vogel en mr. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van Hindriksen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 mei 2007.