ECLI:NL:RBALM:2007:BA6030

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/963004-07
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Geeve
  • A. Vogel
  • J. Bossinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Almelo in strafzaak met nevenzittingsplaats

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 25 mei 2007, werd de rechtbank geconfronteerd met een vraag van bevoegdheid. De officier van justitie had de verdachte gedagvaard voor de rechtbank Almelo, maar stelde dat de rechtbank Almelo als nevenzittingsplaats van de rechtbank Utrecht moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat de dagvaarding niet op de door de officier voorgestelde wijze verbeterd kon worden. Dit was te wijten aan de onduidelijkheid in het dossier over welke rechtbank als nevenzittingsplaats fungeerde, wat ook voor de verdediging onduidelijk was. De rechtbank verklaarde zichzelf onbevoegd om van de zaak kennis te nemen, en oordeelde dat een ander college bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank bepaalde dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog zes dagen na het onherroepelijk worden van haar beslissing van kracht zou blijven. Het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke dagvaarding en de noodzaak voor de officier van justitie om expliciet aan te geven voor welke rechtbank de verdachte moet verschijnen. De rechtbank concludeerde dat, gezien de aard van de dagvaarding en de onduidelijkheid in het dossier, de rechtbank Almelo niet bevoegd was om de zaak te behandelen, conform artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/963004-07
STRAFVONNIS
Uitspraak: 25 mei 2007
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in het huis van bewaring Het Schouw te Amsterdam.
De rechtbank heeft als volgt overwogen:
De officier van justitie heeft de zaak blijkens de dagvaarding aangebracht bij de rechtbank Almelo.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de dagvaarding verbeterd te lezen als een dagvaarding voor de rechtbank Utrecht, zitting houdend in Almelo, nu uit de stukken overduidelijk zou blijken dat de rechtbank Almelo als nevenzittingsplaats moet worden aangemerkt van de rechtbank Utrecht.
Daargelaten dat uit het dossier niet duidelijk blijkt van welke rechtbank, de rechtbank Almelo de nevenzittingsplaats is, hetgeen gelet op de inhoud van de verweren blijkbaar ook voor de verdediging onduidelijk was, is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding waarop de officier van justitie behoort aan te geven voor welke rechtbank de verdachte moet verschijnen, gelet op de aard van dat stuk, niet op basis van een toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting verbeterd kan worden gelezen op de wijze zoals de officier van justitie voorstelt.
De verdachte is in casu gedagvaard voor de rechtbank Almelo en gelet op artikel 2 Wetboek van Strafvordering is de rechtbank Almelo niet bevoegd.
De rechtbank verklaart zich dan ook onbevoegd.
Nu de rechtbank van oordeel is dat een ander college wel bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, zal de rechtbank bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog zes dagen na het onherroepelijk worden van haar beslissing van kracht zal blijven.
Het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling wordt derhalve afgewezen.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart zich onbevoegd om van de onderhavige strafzaak kennis te nemen.
Bepaalt dat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte nog zes dagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak van kracht zal blijven.
Wijst af het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling.
Aldus gewezen door mr. Geeve, voorzitter, mr. Vogel en mr. Bossinga, rechters, in tegenwoordigheid van Last, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 mei 2007.