ECLI:NL:RBALM:2007:BA6645

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
85150 / HA ZA 07-315
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van meerdere jaren rente in verband met zorgplicht van de bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 30 mei 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Finata Bank N.V. en R.C. R. De eiseres, Finata Bank N.V., had een Continu Crediet verstrekt aan de gedaagde, R.C. R., met een maximumbedrag van € 12.478,96. De gedaagde was meer dan twee maanden achterstallig in de betaling van een vervallen termijn, waarna de bank het gehele openstaande saldo opvorderde. De gedaagde heeft een deelbetaling gedaan, maar de bank vorderde nog een bedrag van € 15.648,17, vermeerderd met rente. De rechtbank oordeelde dat de bank niet voldoende had aangetoond welke acties zij had ondernomen om de gedaagde tot betaling te bewegen, en dat de gevorderde rente aanzienlijk hoger was dan de verschuldigde hoofdsom. De rechtbank wees de rente toe vanaf de datum van dagvaarding en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 4.171,16, vermeerderd met rente.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 85150 / HA ZA 07-315
datum vonnis: 30 mei 2007 (gc)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Finata Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser,
tegen
R.C. R.,
wonende te Almelo,
gedaagde,
niet verschenen
Het procesverloop
Gedaagde is te dienende dage niet in rechte verschenen waarna verstek is verleend.
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Vervolgens heeft eiseres vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen.
2. Bij dagvaarding vordert eiseres om gedaagde te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 15.648,17 te vermeerderen met de overeengekomen – en afhankelijk van de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt tot het maximum van het besluit volgens de artikelen 35 en 36 van de Wet op het consumentenkrediet aan te passen – rentevergoeding, thans uitmakende 0,966% per maand te rekenen vanaf 7 maart 2007 over het alsdan verschuldigde bedrag. Daarnaast vordert eiseres om gedaagde te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, waaronder het salaris van de procureur.
3. Eiseres stelt daartoe het volgende. Eiseres heeft aan gedaagde een zogenaamd Continu Crediet verstrekt. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat het maximum van dit krediet
€ 12.478,96 zou bedragen en gedaagde heeft bij ondertekening van de akte het maximumbedrag opgenomen. Op grond van de overeenkomst diende gedaagde maandelijks af te lossen. Gedaagde is meer dan twee maanden achterstallig in de betaling van één vervallen termijn. Aanmaning door eiseres heeft gedaagde niet tot betaling bewogen en eiseres heeft vervolgens het gehele openstaande saldo opgevorderd. Gedaagde heeft hieraan evenmin gevolg gegeven. In februari 1998 bedroeg het saldo van de lening € 10.290,06. Eiseres heeft in eerste instantie door dagvaarding betaling van een bedrag van € 2.268,90 gevorderd en daarbij haar rechten op hetgeen zij meer van gedaagde te vorderen had of nog te vorderen zou krijgen gereserveerd. Deze vordering is bij vonnis van 16 april 1998 toegewezen. Gedaagde heeft aan de veroordeling voldaan en dit bedrag is op de hoofdsom in mindering gebracht waardoor nog een bedrag van € 8.021,16 resteerde. Inclusief de reeds verschenen rente vanaf 27 februari 1998 tot 7 maart 2007 had eiseres een bedrag van
€ 19.498,17 van gedaagde te vorderen. Gedaagde heeft hierop een bedrag van € 3.850,00 in mindering voldaan zodat eiseres thans nog een bedrag van € 15.648,17 te vorderen heeft.
4. Eiseres vordert betaling van de tussen partijen overeengekomen rente over een periode van circa 9 jaren. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad brengt de maatschappelijke functie van banken een bijzonderde zorgplicht met zich mee. Deze vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid, naar de aard van een contractuele verhouding tussen een bank en haar particuliere cliënten. De strekking van bedoelde zorgplicht is om de cliënt te beschermen tegen het gevaar van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. Indien dit gevaar zich verwezenlijkt wegen fouten van de cliënt die uit die lichtvaardigheid of dat gebrek aan inzicht voorkomen in beginsel minder zwaar dan fouten van de bank waardoor deze in de zorgplicht is tekortgeschoten. De thans gevorderde rente is aanzienlijk hoger dan de verschuldigde hoofdsom per 27 februari 1998. Niet gesteld noch gebleken is welke actie(s) de bank in die 9 jaren heeft ondernomen om gedaagde te bewegen om tot betaling over te gaan en hiermee is niet gesteld of gebleken wanneer gedaagde redelijkerwijs had kunnen weten dat de bank het restantsaldo op zou gaan vorderen en wanneer gedaagde in verzuim is geraakt. Eiseres heeft slechts vermeld dat gedaagde een bedrag van € 3.850,00 in mindering heeft voldaan, maar niet wanneer die betaling is gedaan en welke acties de bank heeft ondernomen om betaling te verkrijgen. Dat de bank haar rechten ten aanzien van de restantvordering heeft gereserveerd doet hier niets aan af. Dat de bank na circa 9 jaren, zonder daarbij te stellen welke actie zij heeft ondernomen om de vordering te incasseren en evenmin stelt waarom gedaagde de rente vanaf de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is, mag gelet op de hiervoor genoemde op de bank rustende zorgplicht en de redelijkheid en billijkheid niet ten laste van de schuldenaar komen. De gevorderde rente zal dan ook worden toegewezen vanaf datum dagvaarding.
5. Omdat de door eiseres gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding, dient de door gedaagde gedane (deel)betaling van € 3.850,00 in mindering te worden gebracht op de hoofdsom per 27 februari 1998 van € 8.021,16.
6. De vordering komt voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan daarom worden toegewezen.
7. Nu eiseres slechts voor een gedeelte van haar vordering in het gelijk wordt gesteld dienen de proceskosten te worden gecompenseerd, in zoverre dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank:
I. Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen het bedrag van € 4.171,16 (vierduizend honderéénenzeventig 16/100 euro) te vermeerderen met de overeengekomen – en afhankelijk van de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt tot het maximum van het besluit volgens de artikelen 35 en 36 van de Wet op het consumentenkrediet aan te passen – rentevergoeding van 0,966% per maand vanaf 3 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
II. Compenseert de kosten in zoverre dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven en op 30 mei 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.