ECLI:NL:RBALM:2007:BA7807
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en afwijzing verzoek tot voortgezet verblijf
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 20 juni 2007, betreft het een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. G.J.J.M.A. Dijkman-Thoen, is op 21 mei 2007 gehoord, waarbij diverse documenten zijn overgelegd, waaronder een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan. De rechtbank heeft op 4 juni 2007 de procedure aangehouden op grond van artikel 8a van de Wet BOPZ, waarna op 20 juni 2007 een derde zitting heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er administratieve omissies zijn geweest bij de conversie van de voorwaardelijke machtiging naar een voorlopige machtiging, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel een administratieve omissie niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, in dit geval de schending van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) significant is. De rechtbank concludeert dat betrokkene door een geestelijke stoornis gevaar voor zichzelf en anderen kan veroorzaken, en dat dit gevaar niet kan worden afgewend zonder opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf af, maar verleent wel een voorlopige machtiging voor de duur van zes maanden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.H. Margadant, rechter, in aanwezigheid van de griffier.