4.1 In aansluiting aan rechtsoverweging 6 van het tussenvonnis van 11 oktober 2006 zal de rechtbank dienen na te gaan of tegen het besluit van de burgemeester van juni 2006 tot beperking van de openingstijden, beroep bij de bestuursrechter open stond. De gemeente heeft betoogd dat beroep mogelijk was omdat het besluit een besluit van algemene strekking is, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Moby Dick voert aan dat het gaat om een algemeen verbindend voorschrift waartegen geen beroep open stond.
4.2 Sinds de meeste recente wijziging luidt artikel 2.3.1.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Hengelo, voor zover relevant, als volgt:
“Artikel 2.3.1.4 Openings- en sluitingstijden
(…)
3. Het is de houder van een horecabedrijf, (…) welk bedrijf is gelegen binnen het gebied dat wordt begrensd door de Marskant - Spoorstraat - Stationsplein - Pr. Bernhardplantsoen - Wolter ten Catestraat - Drienerstraat - Enschedesestraat - Wemenstraat - Oldenzaalsestraat - Deldenerstraat (= binnenring), verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 04.00 uur en 09.00 uur daaropvolgend.
4. Het is de houder van een horecabedrijf, (…) welk bedrijf is gelegen buiten het in lid 3 aangegeven gebied ( = buitenring), verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of te laten verblijven tussen 02.00 uur en 09.00 uur daaropvolgend en aldaar bezoekers toe te laten na 01.00 uur (instaptijd).
5. De burgemeester kan (per kalenderjaar) van de krachtens dit artikel geldende verboden voor één of meer horecabedrijven ontheffing verlenen.
6. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en de woon- en leefomgeving de krachtens dit artikel geldende openingstijden voor één of meer horecabedrijven beperken.
(…)”
4.3 De rechtbank stelt voorop dat de tekst van het zesde lid geen uitsluitsel geeft over de aard van een daarop gebaseerd besluit. Enerzijds lijkt de bepaling de mogelijkheid te geven een beschikking te nemen gericht op één specifiek horecabedrijf. Anderzijds lijkt een besluit met een grotere reikwijdte mogelijk, daar waar meer horecabedrijven tegelijk door een besluit kunnen worden getroffen.
4.4 Bij onduidelijkheid van de tekst van de bepaling, zal de rechtbank aansluiten bij de door de burgemeester met zijn besluit beoogde reikwijdte. In dat verband is van belang dat zowel het overgelegde beslissingsformulier van 6 juni 2006 als de brief aan Moby Dick van die datum, ruim is geformuleerd. Daarin wordt niet gesproken over een beperking voor Moby Dick. Evenmin worden daarin de namen van de andere twee coffeeshops in de gemeente genoemd. In plaats daarvan wordt in beide stukken de formulering gebruikt dat wordt besloten “het sluitingstijdstip voor coffeeshops in Hengelo te beperken tot 00.00 uur”. De gemeente heeft niet betwist dat het besluit zich ook richt tot toekomstige houders van coffeeshops, met name degene die de vierde coffeeshop in de gemeente Hengelo zal exploiteren die volgens het gedoogbeleid van de burgemeester nog is toegestaan. Deze algemene gelding is ook in overeenstemming met het doel van het besluit van de burgemeester van juni 2006, namelijk om de openingstijden van de APV gelijk te trekken met de openingstijden volgens het gedoogbeleid. Dit gedoogbeleid is eveneens als een algemene regel geformuleerd, mede geldend voor toekomstige gevallen.
4.5 De rechtbank is dan ook van oordeel dat het besluit van de burgemeester een regel beoogt te stellen voor een van tevoren onbekend aantal gevallen en geadresseerden. Het wil immers ook van toepassing zijn op iedereen die in de toekomst een van de bestaande coffeeshops gaat houden en op iedere coffeeshop die in Hengelo nog zal worden opgericht. Verder beoogt het besluit een werking voor de gehele gemeente Hengelo en voor een onbepaalde tijd. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank het besluit van de burgemeester tot beperking van de openingstijden van coffeeshops een algemeen verbindend voorschrift.
4.6 Tot dezelfde conclusie leidt toepassing van de norm die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft gesteld om besluiten van algemene strekking te onderscheiden van algemeen verbindende voorschriften. Uit onder andere AbRS 23 november 1999 (LJN AA5508) en 13 januari 2000 (LJN AA4601) volgt dat een algemeen verbindend voorschrift een zelfstandige normstelling inhoudt en dat het bepalen van de werkingssfeer van een reeds bestaande algemeen verbindende norm een besluit van algemene strekking is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester hier een zelfstandige norm gesteld. Hij heeft immers voor een afzonderlijke categorie van horecabedrijven een geheel eigen norm, te weten een specifiek sluitingstijdstip, bepaald. De wijze waarop hij dit heeft gedaan verschilt niet van de wijze waarop de raad in het derde en vierde lid van artikel 2.3.1.4 van de APV het sluitingstijdstip voor een groep van horecabedrijven heeft vastgesteld.
4.7 Gelet op het hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat het besluit van de burgemeester van juni 2006 tot beperking van de sluitingstijden van coffeeshops een algemeen verbindend voorschrift is. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 6 van het tussenvonnis van 11 oktober 2006 oordeelt de rechtbank vervolgens dat Moby Dick ontvankelijk is in haar vordering.