ECLI:NL:RBALM:2007:BC3320

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89634 / KG ZA 07-298
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Inden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en straatverbod in verband met huiselijk geweld

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 27 november 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, waarbij eiseres een contact- en straatverbod heeft gevorderd in verband met huiselijk geweld. Eiseres, gehuwd met gedaagde, heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend en vordert dat gedaagde gedurende één jaar na betekening van het vonnis zich niet in de nabijheid van haar woning mag ophouden, haar niet mag volgen of lastigvallen, en geen contact met haar mag opnemen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij gedurende het huwelijk geestelijk en lichamelijk is mishandeld door gedaagde, wat heeft geleid tot haar angst voor hem, zelfs nu hij gedetineerd is. Gedaagde ontkent de beschuldigingen en stelt dat er onvoldoende bewijs is voor de door eiseres gestelde feiten. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van het strafdossier van gedaagde en oordeelt dat de door eiseres gestelde feiten voldoende aannemelijk zijn geworden, wat een reële bedreiging van onrechtmatig handelen rechtvaardigt. De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde verboden om zich gedurende een jaar in de nabijheid van eiseres te bevinden, met een dwangsom van € 500,-- voor iedere overtreding, tot een maximum van € 25.000,--. Tevens is bepaald dat de verboden vervallen indien gedaagde in een later strafproces wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 89634 / KG ZA 07-298
datum vonnis: 27 november 2007 (kh)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
Eiseres,
wonende te “Plaats”,
eiseres,
verder te noemen eiseres,
procureur: mr.G,
tegen
Gedaagde,
wonende te “Plaats”,
thans verblijvende in het huis van bewaring te “Plaats”,
gedaagde,
verder te noemen gedaagde,
advocaat: mr. B, kantoorhoudende te “Plaats”.
Het procesverloop
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 20 november 2007. Ter zitting zijn verschenen: eiseres, vergezeld door mr. G, en gedaagde, vergezeld door mr. B. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
Eiseres is gehuwd met gedaagde. Uit dit huwelijk is op 2 februari 2005 de minderjarige “minderjarige” geboren. Deze minderjarige is voor de duur van zes maanden uit huis geplaatst en valt onder de zorg van Bureau Jeugdzorg. Eiseres heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank.
Gedaagde is op 23 september 2007 door het Openbaar Ministerie aangehouden en in verzekering gesteld.
Op 25 september 2007 heeft eiseres aangifte van geestelijke en lichamelijke mishandeling gedaan tegen gedaagde.
Vervolgens is een bevel tot bewaring tegen gedaagde verleend door de rechter-commissaris in deze rechtbank, en is nadien de gevangenhouding van gedaagde bevolen, welke gevangenhouding op 31 oktober 2007 is verlengd. Inmiddels heeft gedaagde op 16 november 2007 een verzoek ingediend tot opheffing van de voorlopige hechtenis, tevens een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
2. Eiseres verzoekt thans – uitvoerbaar bij voorraad – gedaagde te verbieden:
- om gedurende één jaar, ingaande terstond na de betekening van dit vonnis, zich op te houden in de omgeving van de woning, wijk, althans in de wijk waar eiseres woont, althans in/bij de woning van eiseres gelegen aan de “Straat” te “Plaats”, althans de woning waar eiseres in de toekomst zal wonen,
- om gedurende één jaar, ingaande terstond na betekening van dit vonnis, eiseres buiten het hiervoor omschreven gebied te volgen en/of lastig te vallen,
- om gedurende een jaar, ingaande terstond na betekening van dit vonnis, om telefonisch dan wel schriftelijk contact op te nemen met eiseres,
alles op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere overtreding en met machtiging van eiseres om de hierboven omschreven verboden zonodig ten uitvoer te leggen of te handhaven met behulp van de sterke arm van politie.
Tot slot vordert zij veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Ter zitting heeft zij haar vordering aangevuld in die zin dat de voorziening dient in te gaan op het moment dat de man in vrijheid wordt gesteld.
3. Zij stelt daartoe dat zij gedurende het huwelijk zowel geestelijk als lichamelijk is mishandeld en dat sprake is van huiselijk geweld. Zij heeft nimmer aangifte durven doen, omdat zij bang was voor hem, terwijl hij bovendien dreigde haar nog meer aan te doen als zij aangifte zou doen bij de politie. Ondanks het feit dat gedaagde op dit moment in het Huis van Bewaring te “Plaats” verblijft, heeft zij nog steeds angst voor gedaagde, nu hij al meermalen heeft getracht contact te krijgen met eiseres.
Op het moment dat gedaagde wordt vrijgelaten, vreest eiseres dat gedaagde haar direct zal opzoeken met alle gevolgen van dien. Het agressieve gedrag van gedaagde is voor haar zo bedreigend dat zij voor haar leven, alsmede dat van hun minderjarige dochter vreest. Voorts stelt zij dat gedaagde meermalen heeft gedreigd dat hij haar dan wel haar familie iets aan zou doen.
Door het telkenmale dreigend onrechtmatig handelen van gedaagde, en door het voortduren van de (be)dreigende situatie, waarin de privacy van eiseres en het dochtertje van partijen in ernstige mate wordt geschonden en toekomstig dreigt te worden geschonden, heeft zij een spoedeisend belang bij haar vordering, aldus eiseres.
4. Gedaagde voert kort gezegd aan dat er geen rechtsgronden bestaan die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. Hij ontkent de hem verweten feiten en stelt dat hij onschuldig gedetineerd is. Er blijkt volgens hem onvoldoende van ernstige bezwaren, nu zich feitelijk in het dossier slechts een enkele aangifte van eiseres bevindt. Er zijn geen derden die de mishandeling van eiseres kunnen bevestigen, zodat eiseres haar stellingen dient te bewijzen, aldus gedaagde. Voorts voert hij aan dat eiseres weliswaar ter staving van haar stellingen foto’s met betrekking tot een blauw oog heeft overgelegd, maar deze foto’s zijn meer dan een jaar oud uit en uit niets blijkt dat dit oog een gevolg is van een door hem gepleegde mishandeling. Ook de stelling dat hij het minderjarige kind van partijen mee zal nemen naar Marokko is naar zijn mening niet aannemelijk geworden, nu hij een vaste baan heeft alsmede een woning met hypothecaire verplichtingen.
Het feit dat bij eiseres borderline is geconstateerd, en derhalve niet betrouwbaar is in haar uitspraken, komt haar geloofwaardigheid niet ten goede, aldus gedaagde, terwijl zij daarnaast onder negatieve invloed van haar ouders staat.
Gedaagde voert voorts aan dat eiseres geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, nu hij op dit moment gedetineerd is, terwijl aan een eventuele opheffing/schorsing van de voorlopige hechtenis de nodige voorwaarden zullen worden verbonden, waaronder de voorwaarde dat hij zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Hij stelt zich dan ook primair op het standpunt dat het gevorderde moet worden afgewezen, met veroordeling van eiseres in de kosten van dit geding. Subsidiair is hij van mening dat gevraagde straatverbod dient te worden afgewezen, nu eiseres daarbij geen belang heeft, terwijl een contactverbod behoort te worden afgewezen, omdat hij het minderjarige kind van partijen wil verzorgen en hij met eiseres in contact wil treden over aangelegenheden die de minderjarige betreffen. Tot slot verzoekt hij de boete te matigen en daaraan een maximum aan te verbinden.
5. Op zich zelf is juist de stelling van gedaagde dat op dit moment niet in rechte vast staat dat hij de hem verweten misdrijven heeft gepleegd. Gedaagde ontkent de feiten. De politierechter zal nog moeten beslissen of er voldoende bewijs is voor zijn strafrechtelijke veroordeling. Daarna staat eventueel nog hoger beroep open. Er is derhalve nog geen strafvonnis dat dwingend bewijs van gepleegde geweldsdelicten oplevert.
In de kort geding procedure gaat het echter om het treffen van voorlopige voorzieningen en niet om het precies vaststellen van rechten en verplichtingen. In dit geding is de rechter niet gebonden aan de wettelijke bewijsregels. In het kort geding gaat het er om of gestelde feiten wel of niet aannemelijk zijn geworden.
6. Eiseres stelt dat gedaagde zich heeft schuldig gemaakt aan geestelijke en lichamelijke mishandeling jegens haar alsmede dat sprake is van huiselijk geweld.
Met instemming van gedaagde heeft de voorzieningenrechter kennis genomen van het strafdossier van gedaagde. In dat strafdossier bevindt zich, naast de aangifte van eiseres, een verklaring van de huisarts betreffende eiseres, het relaas van verbalisanten, waaruit blijkt dat het adres van partijen bij verbalisanten ambtshalve bekend is in verband met eerdere meldingen, alsmede de aangifte van de moeder van eiseres ter zake wederrechterlijke vrijheidsberoving en bedreiging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door eiseres gestelde feiten, gelet op de inhoud van het strafdossier, voldoende aannemelijk geworden en bestaat er een reële of aannemelijke bedreiging van onrechtmatig handelen. Dit rechtvaardigt de gevraagde voorzieningen.
7. Gedaagde heeft voorts aangevoerd dat eiseres geen spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen, nu hij gedetineerd is, terwijl aan een eventuele opheffing/schorsing van de voorlopige hechtenis dan wel eventuele voorwaardelijke veroordeling voorwaarden worden verbonden.
Op dit moment is hij weliswaar gedetineerd, maar onduidelijk is wanneer gedaagde weer op vrije voeten komt. Bovendien houdt de detentie geen garantie in dat gedaagde zich in de toekomst van agressief of anderszins onrechtmatig gedrag jegens eiseres zal onthouden.
Nu eiseres zich ernstig door gedaagde bedreigd voelt en in voortdurende angst leeft hem te zullen ontmoeten, heeft zij er voldoende belang bij van verdere ongewenste bezoeken en/of contacten van gedaagde gevrijwaard te blijven, en is aan het vereiste van een spoedeisend belang bij een onverwijlde voorziening voldaan.
Bovendien biedt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het gevorderde straat- en contactverbod een verdergaande bescherming dan de voorwaarden bij de schorsing/opheffing van de voorlopige hechtenis of veroordeling. Immers is het eiseres zelf die kan beslissen over het hanteren van de dwangmiddelen die aan het straat- en contactverbod zijn gekoppeld en zijn die dwangmiddelen ook ruimer door de combinatie van politiehulp en dwangsom, met als gevolg een grotere preventieve werking van zo’n verbod.
8. Hoewel de door eiseres gestelde feiten voorshands voldoende aannemelijk zijn geworden, is nog niet bewezen dat gedaagde zich aan de hem telastegelegde feiten heeft schuldig gemaakt, nu hij ter zake die feiten nog niet heeft terecht gestaan.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moeten de gevraagde voorzieningen dan ook vervallen, indien gedaagde te zijner tijd door de politierechter, dan wel nadien in hoger beroep, zal worden vrijgesproken van deze telastegelegde feiten.
9. De hoogte van de gevorderde dwangsom komt de voorzieningenrechter voorshands niet onredelijk voor. Wel dient aan het totaal der te verbeuren dwangsommen een maximum te worden gesteld.
Nu partijen echtgenoten zijn, bestaat er voorts aanleiding de kosten van dit geding te compenseren.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Verbiedt gedaagde om gedurende één jaar, ingaande terstond na betekening van dit vonnis en na invrijheidstelling van gedaagde, zich op te houden in de omgeving van de woning van eiseres gelegen aan de “Straat” te “Plaats”, dan wel de woning waar eiseres in de toekomst zal wonen.
II. Verbiedt gedaagde om gedurende één jaar, ingaande terstond na betekening van dit vonnis en na invrijheidstelling van gedaagde, eiseres buiten het hiervoor omschreven gebied te volgen en/of lastig te vallen.
III. Verbiedt gedaagde, om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis en na invrijheidstelling van gedaagde, om telefonisch dan wel schriftelijk contact op te nemen met eiseres.
IV. Veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van € 500,-- voor iedere overtreding van de sub I., II. en III. gegeven verboden, zulks tot een maximum van € 25.000,--, met machtiging aan eiseres om de hierboven omschreven verboden zonodig ten uitvoer te leggen of te handhaven met behulp van de sterke arm der politie.
V. Bepaalt dat de sub I., II. en III. gegeven verboden zullen vervallen indien gedaagde te zijner tijd door de politierechter, dan wel nadien in hoger beroep, zal worden vrijgesproken van de hem telastegelegde feiten.
VI. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VII. Compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
VIII.Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.J. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2007, in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman, griffier.