ECLI:NL:RBALM:2007:BC3322

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89455 / KG ZA 07-290
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de Terugkeerlocatie door het COA na weigering van gedaagde om aangeboden woonruimte te accepteren

In deze zaak heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) gedaagde, een asielzoeker afkomstig uit Irak, in kort geding gedagvaard. Gedaagde heeft een aangeboden woning geweigerd en de huurovereenkomst niet getekend, wat volgens artikel 7 lid 1 sub a van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) betekent dat zijn opvang van rechtswege is beëindigd. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 oktober 2007, waarbij zowel het COA als gedaagde aanwezig waren om hun standpunten toe te lichten.

Gedaagde is in Nederland ingereisd met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en verblijft in een Terugkeerlocatie. Het COA heeft bemiddeld bij het vinden van passende woonruimte, maar gedaagde heeft deze geweigerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aangeboden woning passend was, aangezien er geen medische of bijzondere sociale omstandigheden zijn die gedaagde vrijstellen van bemiddeling. De door gedaagde aangevoerde redenen voor zijn weigering zijn niet voldoende onderbouwd.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het COA terecht geen rekening heeft gehouden met de weigeringsgronden van gedaagde en heeft de vordering van het COA om gedaagde te veroordelen de Terugkeerlocatie binnen drie dagen te ontruimen, toegewezen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 7 november 2007 door voorzieningenrechter M.L.J. Koopmans.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 89455 / KG ZA 07-290 (kh)
Vonnis in kort geding van 7 november 2007
in de zaak van
het CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS,
gevestigd te Rijswijk,
eiser,
advocaat: mr. “Advocaat”, kantoorhoudende te “Plaats”,
procureur: mr. "Procureur",
tegen
“Gedaagde”,
wonende te “Plaats”,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna het COA en “Gedaagde” genoemd.
De procedure
Het COA heeft “gedaagde” in kort geding gedagvaard.
De mondelinge behandeling heeft op 31 oktober 2007 plaatsgevonden. Voor het COA verscheen mr. “Advocaat”. Tevens is verschenen “Gedaagde”. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
“Gedaagde” is als asielzoeker Nederland ingereisd en is afkomstig uit Irak. Hij heeft met ingang van 19 december 2005 tot 19 december 2010 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gekregen. “Gedaagde” verblijft in de Terugkeerlocatie “Plaats” op het adres “Adres” te “Plaats”.
Op “Gedaagde” is van toepassing de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De Rva 2005 heeft betrekking op asielzoekers die niet beschikken over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van hun bestaan te voorzien. Het COA draagt op grond van artikel 3 Rva 2005 zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat aan hen opvang wordt geboden in een opvangcentrum, welke opvang niet oneindig is.
Op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005 in verband met artikel 44 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000, eindigt de opvang van een asielzoeker van rechtswege indien op de asielaanvraag inwilligend is beslist: op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten een centrum kan worden gerealiseerd.
Het COA heeft bemiddeld bij het vinden van passende woonruimte, waarbij voor “Gedaagde” woonruimte is gevonden op het adres “Adres” te “Plaats”.
“Gedaagde” heeft de aangeboden woning echter geweigerd te betrekken en de huurovereenkomst niet getekend.
Ingevolge artikel 7 lid 1 sub a Rva 2005 betekent weigering om de woning te accepteren dat opvang in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is beëindigd.
“Gedaagde” is bij brief van 10 oktober 2007 door de advocaat van het COA gesommeerd de Terugkeerlocatie te “Plaats” binnen drie dagen te ontruimen. Aan die sommatie heeft “Gedaagde” geen gehoor gegeven.
2. Het COA vordert thans, uitvoerbaar bij voorraad, “Gedaagde” te veroordelen de Terugkeerlocatie “Plaats” op het adres “Adres” te “Plaats” binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het zijne en de zijnen, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet. Voorts vordert het COA om “Gedaagde” te veroordelen in de kosten van dit geding.
3. Het COA legt aan zijn vordering ten grondslag onrechtmatig handelen door “Gedaagde”, nu hij weigert uit de Terugkeerlocatie te “Plaats” te vertrekken en hij daar zonder recht of titel verblijft.
4. “Gedaagde” stelt zich op het standpunt dat hij graag een woning in Amsterdam zou willen, omdat hij daar vrienden heeft die hem kunnen ondersteunen. Eerder heeft hij in een woningweigeringsgesprek op 31 augustus 2007 gemeld dat hij de woning heeft geweigerd op grond van medische en/op psychische klachten, dat hij stond ingeschreven bij het ROC Amsterdam voor de studie medicijnen, en dat hij de intentie heeft om de Nederlandse taal te leren via de Stichting voor vluchteling-studenten UAF. Ter zitting toont hij een brief van het maatschappelijk werk van 10 september 2007 en een brief van de GGZ van 20 juli 2007, waarin staat dat hij in verband met traumatische gebeurtenissen zichzelf niet kan handhaven en dat hij het liefst naar Amsterdam gaat, waar hij vrienden voor de nodige ondersteuning heeft. Hij heeft niet langer begeleiding van het maatschappelijk werk dan wel GGZ.
5. Het enige criterium bij het bemiddelen van huisvesting is dat de door de gemeente aangemelde woonruimte passend moet zijn voor degene aan wie deze beschikbaar wordt gesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met door de statushouder aangevoerde medische en bijzondere sociale gronden.
Uit het Bijlage 6-formulier (formulier ten behoeve van vergunninghouders) d.d. 16 juli 2007 blijkt dat er voor “Gedaagde” geen medische en/of bijzondere sociale omstandigheden gelden, zodat “Gedaagde” derhalve vrij bemiddelbaar is in heel Nederland. De door het COA aangeboden woning moet dan ook passend worden geacht.
De nadien door “Gedaagde” aangevoerde weigeringsgronden zijn, naast het feit dat deze te laat naar voren zijn gebracht, niet althans niet voldoende onderbouwd met medische verklaringen. Daargelaten de vraag of een studie medicijnen bij het ROC bestaat, heeft hij voorts geen bewijs van inschrijving bij het ROC Amsterdam verstrekt, terwijl bovendien uit navraag door het COA bij de Stichting voor vluchteling-studenten UAF is gebleken dat “Gedaagde” een talencursus kan volgen in de gemeente waar hij huisvest is.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het COA bij de woningbemiddeling dan ook - terecht - geen rekening gehouden met deze aangevoerde weigeringsgronden.
6. De vordering van het COA is gelet op bovenstaande voor toewijzing vatbaar.
7. “Gedaagde” dient als de in het gelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. Veroordeelt “Gedaagde” de Terugkeerlocatie “Plaats” op het adres
“Adres” te “Plaats” binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het zijne en de zijnen, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet.
2. Veroordeelt “Gedaagde” in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van het COA begroot op € 335,31 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de procureur.
3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.