ECLI:NL:RBALM:2008:BC1685
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Bloebaum
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van medeplichtigheid aan prostitutie en beïnvloeding van getuige
In de zaak voor de Rechtbank Almelo, uitgesproken op 11 januari 2008, werd de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan het tot prostitutie brengen van een vrouw en het beïnvloeden van haar vrijheid om hierover een verklaring af te leggen. De feiten betroffen een periode van 1 januari 2005 tot en met 17 januari 2006, waarin de verdachte, samen met anderen, de vrouw zou hebben geworven en gedwongen tot prostitutie door middel van dwang, geweld en misleiding. De officier van justitie had een veroordeling geëist voor het beïnvloeden van de getuige, maar de politierechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De politierechter baseerde zijn beslissing op de parlementaire geschiedenis van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de bescherming van getuigen. De rechter concludeerde dat de intimidatie van getuigen niet bewezen kon worden, aangezien de vrouw niet bang was voor de verdachte en er geen wettig bewijs was voor de beschuldigingen. De politierechter sprak de verdachte vrij van beide feiten, omdat het bewijs niet overtuigend genoeg was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke en overtuigende bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen zoals mensenhandel en beïnvloeding van getuigen.