ECLI:NL:RBALM:2008:BC7747

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
86728 ha za 07-573
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en onrechtmatige daad in Dexia-zaak

In deze zaak heeft eiser X, wonende te Eibergen, Dexia Bank Nederland N.V. aangeklaagd wegens onrechtmatige daad en schadevergoeding. De procedure is gestart op 8 augustus 2007, waarbij X zich liet vertegenwoordigen door procureur mr. E.H. Hoeksma. Dexia, vertegenwoordigd door procureur mr. J. Sleeswijk Visser en advocaat mr. H. Post, heeft gereageerd op de dagvaarding. X heeft in 2000 via een mailing contact opgenomen met Legio Lease, de rechtsvoorganger van Dexia, en heeft in 1999 en 2001 twee aandelenleaseovereenkomsten, genaamd Winstverdriedubbelaar, afgesloten. X heeft in totaal € 15.535,69 aan Dexia betaald, maar heeft restschulden van € 18.894,30 overgehouden na beëindiging van de overeenkomsten.

X vordert onder andere een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is, alsook een veroordeling tot terugbetaling van inleg en wettelijke rente. Dexia betwist de vordering en stelt dat de overeenkomsten op initiatief van X zijn gesloten, waarbij X voldoende tijd had om de overeenkomsten te bestuderen. Dexia beroept zich op het niet-inachtnemen van de substantiëringsplicht door X en betwist de toepasselijkheid van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) vanwege het overschrijden van het beschermingsplafond.

De rechtbank oordeelt dat de WCK van toepassing is, maar dat de kredietsommen het plafond overschrijden. De rechtbank constateert dat X uit eigen beweging contact heeft opgenomen met Legio Lease en niet onder druk van een tussenpersoon heeft gehandeld. De rechtbank heeft partijen opgeroepen om in persoon te verschijnen voor een comparitie, waarbij ook een schikking kan worden beproefd. Het vonnis is op 20 februari 2008 uitgesproken door mr. J.H. van der Veer in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 86728 ha za 07-573
datum vonnis: 20 februari 2008 (vdv)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
X,
wonende te Eibergen,
eiser,
verder te noemen: X,
procureur: mr. E.H. Hoeksma,
tegen
de naamloze vennootschap
DEXIA Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verder te noemen: Dexia,
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser,
advocaat: mr. H. Post te Helmond.
Het procesverloop
Bij dagvaarding tegen 8 augustus 2007 heeft X de procedure tegen Dexia ingeleid.
Dexia heeft een conclusie van antwoord genomen, X vervolgens een conclusie van repliek en Dexia een conclusie van dupliek.
Vervolgens hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De vordering (kort samengevat)
1. X is in 2000 middels een mailing in contact gekomen met Legio Lease althans Bank Labouchère N.V. rechtsvoorgangers van Dexia, die X voorhield producten te verkopen, waarmede aan vermogensopbouw kon worden gedaan.
2. Op 30 juni 1999 sloot X een Winstverdriedubbelaar af onder nummers 74203891 met een maandbetaling van € 226,86 (productie 1 dagvaarding). De overeengekomen totale leasesom bedroeg € 47.090,05.
Op deze overeenkomst betaalde X over de volle looptijd van 36 termijnen, in totaal
€ 8.166,85.
3. Op 31 juli 2001 sloot X nog een Winstverdriedubbelaar af onder nummer 75100734.
De over de volle looptijd van 36 maanden verschuldigde termijnen voldeed X ineens met een betaling van € 7.368,84 (10% korting). De totaal overeengekomen leasesom bedroeg
€ 46.389,96.
4. Verdere voorwaarden (voor zover van belang):
.....
5. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
5. In de afloop van de overeengekomen leasetermijnen heeft X geconstateerd dat de Winstverdriedubbelaars met restschulden van € 4.168,86 (productie 3 dagvaarding) en
€ 14.725,44 (productie 4 dagvaarding) waren geëindigd, welke schulden hij in 2002 respectievelijk 2004 met geleend geld aan Dexia heeft terugbetaald.
6. Bij brief van 5 april 2007 heeft X Dexia aansprakelijk doen stellen, de twee Winstverdriedubbelaars buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de inleg met toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde billijkheidsformule (productie 5 dagvaarding).
7. Het voorgaande baseerde X onder meer op het niet-inachtnemen door Dexia van haar zorgplicht, zomede op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet op het Consumentenkrediet (WCK) respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet, zulks in de zin van de aandelenleasejurisprudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosar LJN AS 4746 e.v.).
8. X vordert:
I. Voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens X heeft gehandeld en deswege
schadeplichtig is althans de twee overeenkomsten Winstverdriedubbelaar nietig zijn;.
II. Dexia te veroordelen aan X te voldoen tegen bewijs van kwijting:
€ 14.731,56 en € 10.251,28, oftewel in totaal € 24.982,84.
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de onder-
scheiden deelbetalingen zijn verricht althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert
(20 april 2007) althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der betaling.
IV. Dexia te veroordelen in de proceskosten.
V. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verweer van Dexia (kort samengevat)
9. Dexia stelt dat de twee aandelenleaseovereenkomsten Winstverdriedubbelaar op initiatief van X zijn gesloten.
Na getoonde interesse van X heeft de Bank hem aanvraagformulieren verschaft en de Bank heeft die door X ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomsten aan X verstuurd.
X heeft deze in alle rust kunnen bestuderen alvorens die te ondertekenen en Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van X te hebben voldaan.
10. Voor deze contracten wordt niet voorzien in aflossing van de aankoopsommen en diende
X uit hoofde van deze overeenkomsten gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen (dan wel een bedrag ineens met 10% korting op het totaalbedrag der termijnen).
Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomsten, een zogenaamde restschuld kan ontstaan. Ook ingeval deze tussentijds worden beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat X na dergelijke tussentijdse afloop nog een bedrag verschuldigd is geweest.
11. Dexia doet echter voor alles een beroep op het niet inachtnemen door X in de dagvaarding van de substantiëringsplicht ex artikel 111 lid 3 Rv.
12. Voorts betwist Dexia de toepasselijkheid ten deze van de Wet Consumenten Krediet, alleen al vanwege het overschrijden van het beschermingsplafond van die wet, en stelt verder dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van X.
13. Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert.
14. Naar aanleiding van de door X gestelde grondslag van onrechtmatige daad, stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat,maar over een geldlening, de door X ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden.
De beoordeling
15. De twee door X aan de vordering ten grondslag gelegde overeenkomsten “Winstverdriedubbelaar” staan tussen partijen vast, evenals het feit dat X daarop in totaal € 8.166,85 en € 7.368,84 = € 15.535,69 heeft voldaan, die overeenkomsten inmiddels (tussentijds) zijn beëindigd en dat de restschulden van totaal € 18.894,30 in 2002 respectievelijk 2004 aan Dexia betaald zijn.
Wet op het Consumentenkrediet
16. De rechtbank handhaaft op haar in eerdere uitspraken ingenomen standpunt dat de WCK op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is.
De rechtbank constateert echter dat de WCK ten deze toepassing mist omdat de in aanmerking te nemen kredietsommen het in 2000 geldende plafond ingevolge artikel 3 dezer wet van € 22.652,-- overtrof, waarbij de rechtbank de twee door X op hetzelfde moment tezamen gesloten overeenkomsten Winstverdriedubbelaar als één geheel beschouwt.
Zorgplicht/onrechtmatige daad
17. Allereerst constateert de rechtbank dat X in reactie op mailings eigener beweging contact heeft opgenomen met LegioLease en niet onder druk van een op provisie beluste tussenpersoon zich ongevraagd de aandelenleaseovereenkomsten Winstverdriedubbelaar heeft laten aanpraten, maar in betrekkelijke rust tot het aangaan van die overeenkomsten lijkt te zijn overgegaan.
18. Voorts geeft de door X en Dexia overgelegde documentatie naast de op zich duidelijke tekst van de overeenkomsten aan dat verlies tot de mogelijkheden kon behoren.
19. Omdat partijen van mening verschillen welke documentatie aan X ter beschikking heeft gestaan, niet duidelijk is welke telefonische informatie aan hem is verschaft en evenmin onder welke condities de voldoening van de restschulden heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank aanleiding op die punten een comparitie van partijen te gelasten, die mede kan worden aangewend om een schikking te beproeven.
Rechtdoende
I. Draagt partijen op om, in persoon en vertegenwoordigd door iemand die volledig van de zaak op de hoogte is en bovendien gemachtigd is om rechtshandelingen te verrichten, op een nader te bepalen dag te verschijnen in het gerechtsgebouw te Almelo voor
mr. J.H. van der Veer om inlichtingen te verstrekken en ook om een vereniging te beproeven.
II. Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van woensdag 5 maart 2008 voor dagbepaling comparitie en draagt X op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide
partijen.
III. Draagt partijen op om ervoor zorg te dragen dat de ter gelegenheid van de comparitie
over te leggen stukken 14 dagen voor de comparitiedatum in fotokopie aan de advocaat van de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank zijn toegestuurd.
IV. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der Veer en op 20 februari 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.