ECLI:NL:RBALM:2008:BC8641

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92781 / KG ZA 08-73
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Zweers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van negatieve uitlatingen over kinderdagverblijf en verzoek tot rectificatie

In deze zaak vorderden eisers, exploitanten van een kinderdagverblijf, dat gedaagden, buren van het kinderdagverblijf, hen zouden verbieden negatieve uitlatingen te doen en een rectificatie te sturen naar buurtbewoners. De voorzieningenrechter oordeelde dat hoewel de uitlatingen in een brief van gedaagden laakbaar waren, deze niet onrechtmatig waren. De eisers hadden onvoldoende bewijs geleverd dat de uitlatingen schadelijk waren voor hun imago of dat deze negatieve gevolgen hadden voor hun kinderdagverblijf. De voorzieningenrechter merkte op dat het recht op vrije meningsuiting ook geldt voor gedaagden, en dat zij hun mening over het kinderdagverblijf mochten uiten, mits deze waarheidsgetrouw was. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter hield de beslissing over de proceskosten aan tot na overlegging van de definitieve toevoeging door gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 92781 / KG ZA 08-73
datum vonnis: 3 april 2008 (lw)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
eisers te (woonplaats)
procureur: mr. H.G.M. van Zutphen,
tegen
gedaagden te (woonplaats),
procureur: mr. E.D. Breuning ten Cate.
Het procesverloop
1. Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 maart 2008. Ter zitting zijn verschenen: eisers vergezeld door mr. Van Zutphen en gedaagden vergezeld door mr. Breuning ten Cate. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De feiten
2. In deze zaak staat het navolgende vast:
- Eisers exploiteren een drietal kinderdagverblijven waarvan een in een huurwoning van BeterWonen, gelegen aan (adres) te (plaats).
- Gedaagden wonen naast het kinderdagverblijf, aan de (adres) te (plaats).
- Het College van B&W van de gemeente Almelo heeft op 16 september 2003 een tijdelijke vrijstelling (vijf jaar) van het ter plaatse geldende bestemmingsplan verleend, ten behoeve van de vestiging van het kinderdagverblijf in de huurwoning. Deze vrijstelling eindigt op 16 september 2008.
- In december 2006 hebben eisers een verzoek om verlenging van de vrijstelling ingediend.
- Gedaagden hebben, mede namens 18 buurtbewoners, bezwaar gemaakt tegen deze mogelijke verlenging.
- Het College van B&W heeft het verzoek om verlenging van de vrijstelling afgewezen. Eisers hebben tegen deze afwijzing een bezwaarschrift ingediend. Het college van B&W heeft nog geen besluit op het bezwaarschrift genomen.
- Gedaagden hebben zich in een brief, gedateerd 31 januari 2008, negatief uitgelaten over eisers, zowel zakelijk als persoonlijk. Deze brief is in ieder geval verstuurd aan de 18 (mede)ondertekenaars van het door gedaagden ingediende bezwaarschrift.
Het geschil
3. Eisers vorderen – verkort en zakelijk weergegeven – om gedaagden bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te gebieden om het publiekelijk doen van negatieve uitlatingen (in woord en geschrift) over eisers te staken en gestaakt te houden, alsmede om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis alle buurtbewoners een brief te sturen met daarin een rectificatie van de brief die gedaagden op 31 januari 2008 hebben verzonden en om gedaagden te verbieden om op enigerlei wijze contact op te nemen met eisers, haar klanten en haar personeel met als doel eisers te schaden, één en ander op straffe van een dwangsom bij niet-nakoming van het gevorderde. Daarnaast vorderen eisers om gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door eisers geleden schade, met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
4. Eisers stellen daartoe dat gedaagden zich vanaf het moment van vestiging van het kinderdagverblijf aan de (adres) negatief hebben opgesteld jegens eisers, haar klanten en haar medewerksters. Gedaagden vallen bijna dagelijks de ouders lastig die hun kind(eren) komen brengen of halen. Zij beschuldigen de ouders ten onrechte van beschadigingen aan de auto’s van gedaagden en stellen zich daarbij agressief en intimiderend op. Ook de werknemers van eisers worden op een ruwe en dreigende wijze door gedaagden benaderd, hetgeen er reeds toe heeft geleid dat een stagiaire per direct een andere stageplaats is gaan zoeken. Eisers lijden schade door het gedrag van gedaagden. Zij hebben gedaagden per brief van 2 oktober 2007 aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. Gedaagden hebben de voormalige advocaat van eisers naar aanleiding van deze brief echter zodanig bedreigd, dat zij haar kind van het kinderdagverblijf heeft gehaald, hetgeen een schadepost van ongeveer € 10.000,- oplevert. Daarnaast hebben gedaagden op of omstreeks 31 januari 2008 een brief in de buurt verspreid, waarin zij zich zonder voorbehoud smadelijk uitlaten over eisers. Gedaagden hebben zich in deze brief schuldig gemaakt aan smaad en laster. De eer en goede naam van eisers wordt in de brief opzettelijk aangerand. Gedaagden hebben door het verspreiden van deze brief onrechtmatig jegens eisers gehandeld.
5. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Zij stellen dat zij sinds de vestiging van het kinderdagverblijf in de woning naast hen overlast ondervinden. Deze overlast bestaat vooral uit geluidsoverlast van de kinderen en verkeer- en parkeeroverlast van de ouders die hun kind(eren) komen brengen en halen. Gedaagden hebben de ouders hier meermalen zonder resultaat op aangesproken. Teneinde hun eigendommen te kunnen beschermen zijn gedaagden genoodzaakt camera’s op te hangen. Gedaagden hebben in december 2006, samen met 18 buurtbewoners, bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de vergunning aan eisers. Sindsdien heeft eiser sub 3 allerlei negatieve acties jegens gedaagden ondernomen. De brief van 31 januari 2008 is uitsluitend naar de 18 (mede)bezwaarmakers gestuurd. Gedaagden hebben beloofd deze (mede)bezwaarmakers op de hoogte te houden van de ontwikkelingen, hetgeen zij met de brief van 31 januari 2008 hebben gedaan. Gedaagden erkennen dat de brief een aantal negatieve uitlatingen bevat, maar die zijn ingegeven door 5 jaar permanente overlast en beschadigingen en brandstichting aan de auto’s van gedaagden. Gedaagden concluderen tot afwijzing van het gevorderde.
De beoordeling
6. Bij de beoordeling van dit geschil stelt de voorzieningenrechter voorop dat het iedereen vrij staat zijn mening te geven over een bepaald onderwerp, dus ook over de vestiging van een kinderdagverblijf in een (rijtjes)woning. Die mening moet, voor zover het gaat over de bedrijfsvoering van het kinderdagverblijf, natuurlijk wel kloppen. Als iemand iets over het kinderdagverblijf of eisers in persoon beweert terwijl het niet waar is, kan het imago van het kinderdagverblijf of van eisers in persoon worden geschaad. Wie een ander schade toebrengt, moet deze vergoeden.
7. Eisers hebben in de inleidende dagvaarding gesteld dat gedaagden zich agressief en intimiderend jegens de klanten en het personeel van eisers opstellen met als doel het imago van eisers te schaden en dat eisers hierdoor schade hebben geleden. Bovendien hebben gedaagden zich per brief onnodig grievend over eisers en hun kinderdagverblijf uitgelaten, zodat zij belang hebben bij de door hen ingestelde vorderingen om te voorkomen dat zij door toedoen van gedaagden verdere schade zullen lijden. Zij hebben dan ook gevorderd dat het gedaagden verboden wordt om eisers klanten en personeel te benaderen en bedreigen en daarnaast om gedaagden te gebieden het publiekelijk doen van onware, dreigende en/of onnodig afbrekende mededelingen over eisers te staken en gestaakt te houden.
8. Voor het toewijzen van dergelijke verboden en geboden zou ruimte zijn indien voldoende aannemelijk is dat gedaagden inderdaad de klanten en het personeel van eisers agressief en intimiderend benaderen met als doel het imago van eisers te schaden, danwel dit dreigen te gaan doen. Hiertoe hebben eisers naar de mening van de voorzieningenrechter echter onvoldoende gesteld. Eisers hebben een verklaring van één van hun klanten en enkele (gelijkluidende) verklaringen van medewerkers overgelegd. Deze verklaringen zijn allemaal begin februari 2008 opgesteld. Weliswaar wordt in de verklaringen gesteld dat gedaagden zich al langer agressief en bedreigend opstellen, echter deze stelling worden niet door eerdere verklaringen en/of bewijs van aangiften bij de politie of anderszins ondersteund. Gedaagden hebben daarentegen uitvoerig gemotiveerd verweer gevoerd en een verklaring gegeven voor de regelmatige en soms onvriendelijke benadering van de klanten en medewerkers van eisers en het gebruik van de videocamera. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de stellingen van eisers hun vorderingen niet kunnen dragen en zal de gevorderde geboden en verboden afwijzen.
9. Eisers hebben daarnaast gevorderd dat gedaagden de brief van 31 januari 2008 rectificeren. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De brief van 31 januari 2008 bevat enkele zeer negatieve uitlatingen over eisers, zowel zakelijk als in persoon. De voorzieningenrechter is van mening dat het doel dat gedaagden kennelijk met deze brief hadden, namelijk het informeren van de mede-bezwaarmakers omtrent de stand van zaken met betrekking tot het ingediende bezwaarschrift, volledig voorbij wordt geschoten. In de brief worden enkele beschuldigingen geuit aan het adres van eisers, waarvan niet vastgesteld kan worden of deze juist zijn. Bovendien wordt in de brief gesuggereerd dat met name eiser sub 3 betrokken zou zijn bij een brand die twee auto’s van gedaagden getroffen heeft. Deze beschuldigingen en suggestieve opmerkingen houden geen enkel verband met het door gedaagden ingediende bezwaarschrift en zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onnodig grievend. Het is zeer onbehoorlijk van gedaagden om op deze wijze hun ongenoegen uiten. Van enige nut of noodzaak om een dergelijke brief te verzenden is de voorzieningenrechter niet gebleken. Negatieve publiciteit en/of uitlatingen ten nadele van eisers, die hen kunnen schaden, zijn echter niet reeds daardoor onrechtmatig jegens hen. Hoewel de brief naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onnodig grievend is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de inhoud van de brief niet zodanig is dat dit moet worden aangemerkt als smaad of laster. De voorzieningenrechter begrijpt dat eisers erover ontstemd zijn dat deze brief is verzonden, maar eisers hebben niet, althans onvoldoende gesteld dat deze brief negatieve gevolgen heeft gehad ofwel voor henzelf ofwel voor hun kinderdagverblijven. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter niet op een betrouwbare wijze vast kunnen stellen dat de brief ook naar andere buurtbewoners is gestuurd dan de mede-bezwaarmakers van gedaagden, hetgeen afdoet aan het gestelde openbare karakter van de brief. Hoewel het laakbaar is van gedaagden om deze brief te sturen, rechtvaardigt dit niet een dermate verregaande sanctie als door eisers gevorderd. De voorzieningenrechter zal de gevorderde rectificatie van de brief dan ook afwijzen.
10. Dat eisers door de handelswijze van gedaagden schade hebben geleden en dat zij ter voorkoming van verdere schade belang hebben bij het opleggen van de gevorderde verboden, geboden en rectificatie is niet aannemelijk geworden. De vordering van eisers om gedaagden te veroordelen om bij wijze van voorschot een bedrag van € 10.000,- aan eisers te betalen zal om die reden eveneens worden afgewezen.
11. De voorzieningenrechter merkt echter nog wel op dat de beslissing in dit geding voor gedaagden geen vrijbrief kan en mag zijn om zich in de toekomst (wederom) in woord of geschrift negatief uit te laten over eisers.
12. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aangezien gedaagden een toevoeging hebben aangevraagd zal de eindbeslissing ten aanzien van de proceskosten worden aangehouden tot de definitieve toevoeging door gedaagden aan de rechtbank is overhandigd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. houdt de beslissing ten aanzien van de proceskosten aan tot na overlegging van de definitieve toevoeging door gedaagden.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.