ECLI:NL:RBALM:2008:BD9302
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- mr. Inden
- Rechtspraak.nl
Toegangsverbod tot stadhuis en stadskantoor in kort geding
In deze zaak vordert eiser, X, de onmiddellijke opheffing van een toegangsverbod dat hem op 18 februari 2008 is opgelegd door gedaagde, Y. Dit verbod, dat voor de duur van één jaar geldt, is opgelegd vanwege bedreigingen die eiser zou hebben geuit. Eiser is van mening dat de gevolgen van het verbod onevenredig zijn in verhouding tot het doel ervan en stelt dat gedaagde onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Eiser heeft eerder al een toegangsverbod gehad, dat in 2006 werd opgelegd, en heeft sindsdien een klachtenprocedure doorlopen die door de Overijsselse Ombudsman in zijn voordeel werd beslecht.
De zaak is behandeld op 22 juli 2008, waar eiser werd bijgestaan door zijn procureur, mr. X, en gedaagde door mr. Y. Gedaagde stelt dat er geen spoedeisend belang is, aangezien eiser pas na een half jaar het verbod aanvecht. Gedaagde verdedigt het toegangsverbod door te wijzen op de bedreigingen die eiser heeft geuit, en stelt dat de bescherming van haar medewerkers voorop staat. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat hij niet kan aantonen dat er sprake is van spoedeisend belang. Bovendien oordeelt de rechter dat gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld door het verbod op te leggen.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 254 aan verschotten en € 527 aan salaris van de procureur. Het vonnis is uitgesproken op 29 juli 2008 en is uitvoerbaar bij voorraad.