ECLI:NL:RBALM:2008:BE0094

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/750262-07
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bloebaum
  • mr. Vogel
  • mr. Veurink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en vertoning van pornografische beelden

Op 9 mei 2008 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die schuldig is bevonden aan ontuchtige handelingen met een 13-jarig slachtoffer en het vertonen van pornografische beelden aan vier minderjarigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de maand augustus 2006 in Enschede ontucht heeft gepleegd met de aan hem toevertrouwde minderjarige, door het geslachtsdeel van het slachtoffer aan te raken en in zijn mond te nemen. Daarnaast heeft hij meermalen pornografische films vertoond aan minderjarigen, waarvan hij wist dat zij jonger waren dan zestien jaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 300,- aan een benadeelde partij. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een hogere straf op dan door de officier van justitie was geëist. De civiele vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding van € 300,- toewijsbaar was, maar dat de resterende vordering niet-ontvankelijk was. De rechtbank legde ook een maatregel op die de verdachte verplichtte zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/750262-07
STRAFVONNIS
Uitspraak: 9 mei 2008
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [woonadres],
terechtstaande ter dat:
1.
hij in of omstreeks de maand augustus 2006,
in de gemeente Enschede, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [1993], immers heeft hij toen daar het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] in zijn hand(en) genomen en/althans betast en/of aangeraakt en/of in zijn mond genomen en/of heeft hij daaraan gezogen;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter dat
hij in of omstreeks de maand augustus 2006,
in de gemeente Enschede, met [slachtoffer 1] geboren op [1993], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het in de mond nemen van en/of het zuigen aan het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] en/of uit in de hand(en) nemen en/of het betasten en/althans aanraken van het geslachtsdeel en/althans het lichaam van die [slachtoffer 1];
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, in of omstreeks de maand augustus 2006, in de gemeente Enschede, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) een of meer afbeelding(en), een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende (een) afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft aangeboden of vertoond aan (een) minderjarige(n) van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was/waren dan zestien jaar, immers heeft hij toen daar (telkens) aan [slachtoffer 1] geboren op [1993] en/of aan [slachtoffer 2] geboren op [1993] en/of aan [slachtoffer 3] geboren op [1993] en/of aan [slachtoffer 4] geboren op [1992], een of meer (porno-speel)film(s) aangeboden of vertoond waarin (telkens) opnamen of afbeeldingen waren opgenomen van seksuele/pornografische gedragingen te weten het (onder meer) in de mond nemen van het mannelijk geslachtsdeel en/of de geslachtsgemeenschap;
art 240a Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen - die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist - in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen - waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het als sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de maand augustus 2006, in de gemeente Enschede, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [1993], immers heeft hij toen daar het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] aangeraakt en in zijn mond genomen en daaraan gezogen;
2.
hij, in de maand augustus 2006, in de gemeente Enschede, meermalen, afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan minderjarigen van wie hij wist dat deze jonger waren dan zestien jaar, immers heeft hij toen daar telkens aan [slachtoffer 1] geboren op [1993] en aan [slachtoffer 2] geboren op [1993] en aan [slachtoffer 3] geboren op [1993] en aan [slachtoffer 4] geboren op [1992], pornofilms vertoond waarin telkens afbeeldingen waren opgenomen van seksuele/pornografische gedragingen te weten het (onder meer) in de mond nemen van het mannelijk geslachtsdeel en de geslachtsgemeenschap;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte ter zake sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1, primair, het misdrijf:
"Ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige",
strafbaar gesteld bij artikel 249 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 2, het misdrijf:
"Een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar", meermalen gepleegd.
strafbaar gesteld bij artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake sub 1 primair en sub 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen en instructies van de reclassering, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van € 200,-- en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met een destijds 13-jarige jongen, waarbij in de omstandigheden van het geval het pijpen van het slachtoffer in juridische zin als een ontuchtige handeling heeft te gelden. Verdachte heeft door zijn handelwijze grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het vertrouwen dat het slachtoffer in verdachte had op basis van zijn hoedanigheid als voetbaltrainer van een jeugdteam. Het hoeft geen betoog dat slachtoffers van zedendelicten - zeker waar het minderjarigen betreft - nog geruime tijd daarna kunnen lijden onder de fysieke en psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Verdachte heeft tevens in zijn woning pornografische films getoond aan destijds 12- en 13-jarige jongens. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij het laakbare van zijn strafwaardig gedrag kennelijk niet inziet nu hij nog steeds vriendschappelijke contacten onderhoudt met het slachtoffer van de ontuchtige handelingen en hij - bij een andere club en in een andere stad - wederom actief is als voetbaltrainer van een jeugdteam.
Gelet op de ernst van de feiten en ter norminprenting en normhandhaving, is naar het oordeel van de rechtbank, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans de meest passende straf. Gelet op de bovenstaande overwegingen alsmede op de intensiteit waarmee verdachte de feiten heeft gepleegd acht de rechtbank een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist geïndiceerd.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [naam], wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 4], ter zake van sub 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 1.100,-- bestaande uit de volgende posten:
smartegeld € 1.000,--
advocatenkosten € 100,--
Naar het oordeel van de rechtbank is deze niet gemotiveerde, en door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt minder dan het gevorderde bedrag, namelijk € 300,--, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door sub 2 is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte strafbaar;
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
De veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Almelo, ook als dat inhoudt een toeleiding naar begeleiding of behandeling door derden, aan welke instelling opdracht wordt gegeven overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Veroordeelt verdachte, ter zake van het bewezen feit 2 tot betaling aan de benadeelde partij [naam], in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 4], van een bedrag groot: € 300,-- .Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde sub 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 300,-- ten behoeve van de benadeelde [naam], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 6 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [naam], voor een deel van € 800,-- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Vogel en mr. Veurink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Krooshof, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 mei 2008.
mr. Veurink is vanwege uitstedigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.