ECLI:NL:RBALM:2008:BE9615

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710181-08
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Stoové
  • A. Vermeulen
  • J. Lunenborg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor brandstichtingen en openlijk geweld

Op 2 september 2008 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 16 december 2007 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht in een pand aan de Blekerstraat, wat resulteerde in gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door een steen en een brandende aansteker te gebruiken, waardoor overalls in brand zijn gevlogen. De rechtbank heeft de tenlastelegging aangepast door schrijffouten te corrigeren, maar heeft de verdachte niet geschaad in zijn verdediging. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte, ondanks het ontbreken van het bestanddeel 'gemeen gevaar voor goederen' in de bewezenverklaring, toch kan worden veroordeeld voor opzettelijk brand stichten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. Deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en verminderd toerekeningsvatbaar is. De kans op herhaling is groot, en de rechtbank heeft besloten dat de verdachte moet worden behandeld in een tbs-kliniek om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Daarnaast heeft de rechtbank de civiele vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 3453,55 voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, en de verdachte is ook veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de samenleving en ter bescherming van de verdachte zelf.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710181-08
STRAFVONNIS
Uitspraak: 2 september 2008
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in [Huis van Bewaring],
terechtstaande dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2007 te Enschede, gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een pand, gevestigd aan de Blekerstraat, praktijkschool 't Schip, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), toen aldaar opzettelijk een steen en/of een (stuk) kaars door/tegen (een) ruit(en) van dat pand gegooid en/of gesmeten en/of (vervolgens) een (brandende) aansteker tegen (in dat pand) aanwezige overalls gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die overalls, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die overalls geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die overalls en/of dat pand en/of in dat pand
aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2007, althans in of omstreeks de periode van 3 november 2007 tot en met 5 november 2007 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een bouwkeet, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk wasbenzine althans een vluchtige stof in/over die bouwkeet gesprenkeld en/of (vervolgens) vuur in aanraking gebracht met wasbenzine/vluchtige stof en/of doeken gedrenkt in wasbenzine en/of vluchtige stof en/of (vervolgens) deze doeken in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bouwkeet, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bouwkeet en/of goederen staande in die bouwkeet, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voor in de nabijheid van die bouwkeet staand(e) bouwmateriaal-/goederen en/of in aanbouw zijnd pand/gebouw en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2007 tot en met 17 december 2007 te Enschede, althans gemeente Enschede, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Emmastraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (personen)auto (merk: Mercedes), welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig trekken en/of rukken en/of afbreken aan/van een op/aan die auto bevestigde (metalen) ster en/of schoppen en/of trappen tegen die (personen)auto;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2007 tot en met 17 december 2007 te Enschede, gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk: Mercedes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) een op/aan die (personen)auto geplaatste ster van die auto te rukken en/of te trekken en/of af te breken en/of schoppen en/of trappen tegen die (personen)auto;
4.
hij op of omstreeks 26 november 2006 te Enschede, althans gemeente Enschede, opzettelijk brand heeft gesticht in (een) container(s) en/of een winkel/pand (te weten Dempa Discount, gevestigd aan de Haaksbergerstraat), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een (brandende) aansteker in/tegen stoffen en/of goederen in een in de (zeer) dichte) nabijheid van die winkel/dat pand geplaatste container(s) gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met in die container(s) aanwezige stoffen en/of goederen en/of die winkel/dat pand, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die container(s) en/of in die container(s) aanwezige stoffen/goederen en/of die winkel/dat pand en/of in die winkel/dat pand aanwezige goederen, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die goederen en/of die stoffen en/of dat pand/die winkel en/of in dat pand/die winkel aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor boven dat pand/die winkel woonachtige personen,in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting op 19 augustus 2008;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 december 2007 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een pand, gevestigd aan de Blekerstraat, praktijkschool 't Schip, immers hebben verdachte en zijn mededader, toen aldaar opzettelijk een steen en een (stuk) kaars door een ruit van dat pand gegooid en vervolgens een brandende aansteker tegen in dat pand aanwezige overalls gehouden, ten gevolge waarvan die overalls geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en in dat pand aanwezige goederen te duchten was;
2.
hij op omstreeks 4 november 2007, in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een bouwkeet, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk wasbenzine in die bouwkeet gesprenkeld en vervolgens vuur in aanraking gebracht met wasbenzine en doeken gedrenkt in wasbenzine en deze doeken in brand gestoken, ten gevolge waarvan die bouwkeet en goederen staande in die bouwkeet, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand;
3.
hij in de periode van 16 december 2007 tot en met 17 december 2007 te Enschede, met anderen, op de openbare weg, de Emmastraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (personen)auto (merk: Mercedes), welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig trekken en rukken en afbreken aan/van een op die auto bevestigde (metalen) ster;
4.
hij op 26 november 2006 te Enschede, opzettelijk brand heeft gesticht in een container, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met in die –in de dichte nabijheid van een winkel (te weten Dempa Discount, gevestigd aan de Haaksbergerstraat)- container aanwezige stoffen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand/die winkel en/of in dat pand/die winkel aanwezige goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor boven dat pand/die winkel woonachtige personen, te duchten was.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde sub 2 overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman van verdachte heeft terecht opgemerkt dat de zinsnede in de tenlastelegging dat de brand is gesticht “terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabijheid van die bouwkeet staand(e) bouwmateriaal-/goederen en/of in aanbouw zijnd pand/gebouw en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was” niet bewezen kan worden, nu de bouwkeet op een open terrein stond. De rechtbank heeft verdachte dan ook van die zinsnede vrijgesproken. Door de redactie van de tenlastelegging valt hierdoor uit de bewezenverklaring weg dat er door de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Uit de bewezenverklaring blijkt wel dat er gemeen gevaar voor andere dan de in brand gestoken goederen te duchten was. Verdachte en zijn medeverdachte hebben namelijk wasbenzine en in wasbenzine gedrenkte doeken in brand gestoken waardoor de bouwkeet en goederen in die bouwkeet zijn verbrand. Het gemeen gevaar voor die niet in de brand gestoken goederen heeft zich op die manier ook werkelijk gerealiseerd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het sub 2 bewezenverklaarde, ook zonder dat het genoemde bestanddeel van de tenlastelegging in de bewezenverklaring staat, te kwalificeren is als “opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is”.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 en 2, telkens het misdrijf:
“opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is”,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft sub 3, het misdrijf:
“het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen”,
Strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 4, het misdrijf:
“opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is”,
en
“opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is”,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake feit 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en met gedeeltelijke toewijzing en gedeeltelijke niet-ontvankelijk verklaring van de civiele vordering van [benadeelde] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel voor de helft van het toe te wijzen bedrag.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft samen met een ander en alleen branden gesticht. Door brandstichting ontstaat vaak zeer grote materiële schade, hetgeen ook blijkt uit de hoogte van de door de benadeelde partij ingediende vordering. Daarnaast veroorzaken deze feiten grote maatschappelijke onrust, zeker wanneer er mensenlevens in gevaar zijn, zoals bij feit 4 het geval is geweest. De gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn dan in casu het geval is geweest en het is niet de verdienste van verdachte dat die gevolgen niet zijn ingetreden. Door adequaat optreden van de brandweer zijn de situaties niet verder uit de hand gelopen en heeft de brand aan de Haaksbergerstraat in Enschede geen mensenlevens geëist en is het gebleven bij een volledig uitgebrande winkel. Daarnaast heeft verdachte openlijk geweld gepleegd tegen een auto.
In het multidisciplinaire rapport van respectievelijk 10 juni 2008 en 20 juli 2008, opgemaakt door drs. J.A.M. Gresnight, klinisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige en dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, staat het volgende vermeld, zakelijk en verkort weergegeven:
Als relaas van Gresnight:
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in termen van een gedragsstoornis, een posttraumatische stresstoornis en alcoholmisbruik. Tevens voldoet verdachte aan enkele kenmerken van pyromanie. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens: hij kent grote cognitieve beperkingen en functioneert op een licht zwakzinnig niveau. Verdachte was verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het ten laste gelegde.
De psycholoog adviseert tot het opleggen van een TBS met dwangverpleging.
Als relaas van Kaiser:
De kans op herhaling is groot zoals verdachte zelf bevestigt. Hij zal buiten de structuur van een instelling wederom tot spanningzoekend gedrag overgaan terwijl de verwachting is dat hij dan weer brand zal stichten. Verdachte schat de gevaren onvoldoende in omdat hij de situatie waarin hij brand sticht slecht overziet en hij onvoldoende kennis heeft. Gevaar voor anderen is derhalve ook aanwezig naast gevaar voor goederen. Onderzoeker adviseert derhalve aan verdachte, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen zodat hij een behandeling in een tbs kliniek kan ondergaan. Gezien de bescherming die noodzakelijk is vanwege de problematiek van verdachte en het recidiveren in de delicten die in ernst toenemen terwijl de herhalingskans groot is, zijn behandeling en bescherming nodig.
Beide deskundigen geven in hun rapporten aan dat Hoeve Bosschoord de enige setting is die voldoende is gericht op de problematiek van verdachte.
De Reclassering adviseert in haar rapport van 19 augustus 2008, net als de deskundigen, om aan verdachte een TBS-maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt dat uit het multidisciplinaire rapport, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd, blijkt dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Verder betreffen de door verdachte begane feiten misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld, in aanmerking genomen de inhoud van de voormelde psychiatrische en psychologische rapporten, de ernst van de begane feiten, en de veelvuldigheid van voorafgaande veroordelingen van verdachte voor het plegen van een misdrijf, en in aanmerking genomen na te melden veiligheid, zodat de rechtbank de last daartoe zal geven, terwijl de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen ook eist, dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd, zodat de rechtbank ook dit zal bevelen. Ter terechtzitting is door en namens verdachte meegedeeld dat hij zich kan vinden in een zodanige beslissing.
De raadsman heeft verzocht om de door de officier van justitie 12 maanden gevangenisstraf niet op te leggen, maar te volstaan met een gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest. De rechtbank acht het passend, gelet op de ernst van de feiten, het gevaarzettende karakter van verdachtes daden, en het feit dat verdachte, naast een reeks veroordelingen voor vermogens- en geweldsdelicten, reeds eerder voor brandstichting is veroordeeld, om aan verdachte, die niet geheel ontoerekeningsvatbaar is, na te melden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, conform de eis van de officier van justitie.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde], ter zake van feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 5033,47, bestaande uit de volgende posten: 1 schaftwagen, afvoerkosten Dusseldorp, 20 liter verf en 2 boormachines.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze door verdachte gedeeltelijk betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank acht het gevorderde bedrag voor de betwiste post: 20 liter verf, redelijk en zal deze in zijn geheel toewijzen.
De schade bedraagt, naar oordeel van de rechtbank, minder dan het gevorderde bedrag, namelijk € 3453,55, nu de rechtbank naar redelijkheid een afschrijvingspercentage van 40% zal toepassen op de schaftkeet, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit 2 tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag groot: € 3453,55 (zegge: drieduizendvierhonderddrieënvijftig euro en vijfenvijftig eurocent), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot
€ 3453,55 (zegge: drieduizendvierhonderddrieënvijftig euro en vijfenvijftig eurocent) ten behoeve van de benadeelde [benadeelde], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 22 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij in het geheel voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Vermeulen en mr. Lunenborg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Nutma-Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 september 2008.