ECLI:NL:RBALM:2008:BE9767

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700426/06
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Teekman
  • A. Stoové
  • J. Heijink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en oplichting bij hypothecaire leningen

Op 3 september 2008 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen G.A., die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte maakte gebruik van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties om hypothecaire leningen aan te vragen bij de Fortis Bank en ABN Amro. De feiten vonden plaats tussen 1 juli 2003 en 6 april 2006. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valse documenten, wat leidde tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen door de banken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder witwassen en valsheid in een declaratie, omdat niet bewezen was dat zij deze handelingen had verricht.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig vermogensdelict, wat het vertrouwen in de juistheid van geschriften in het maatschappelijk verkeer aantastte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en bepaalde een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de bewezen feiten al enige tijd geleden hadden plaatsgevonden. De uitspraak benadrukte de noodzaak om dergelijke delicten te ontmoedigen door middel van straffen, gezien de impact op het betalingsverkeer in Nederland.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de overtuiging uitspraken dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan, maar niet de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, met ingang van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 700426/06
STRAFVONNIS
Uitspraak: 3 september 2008
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
G. A.,
terechtstaande dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2003
tot en met 6 april 2006 in de gemeente Enschede en/althans (elders) in
Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
* een werkgeversverklaring gedateerd 23 maart 2005 en/of een of meer
salarisspecificatie(s) van de maand(en) maart en/of april 2005 van CBT
Vastgoed Managers BV afdeling Noord Nederland en betreffende haar verdachte,
(zakendossier 10, pag. 10011, 10014 en 10015), en/of
* een werkgeversverklaring gedateerd 28 juli 2003 en/of een
salarisspecificatie van de maand juni 2003 van Pegero (Vastgoed) Holding BV
en betreffende haar, verdachte (zakendossier 13, pag 13017 en 13018),
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s) diewerkgeversverklaring(en) en/of die salarisspecificatie (telkens) heeft/hebben
gevoegd bij een aanvraag voor een hypothecaire lening bij de Fortis Bank
en/of de ABN Amro bank en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op
die werkgeversverklaring(en) en/of die salarisspecificatie (telkens) was
vermeld dat zij, verdachte, een dienstverband had bij CBT Vastgoedmanagers BV
en/of Pegero (Vastgoed) Holding BV en/of die CBT Vastgoedmanagers BV en/of
Pegero Vastgoed Holding BV haar, verdachte, loon had(den) betaald en/of loon
verschuldigd was/waren;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2003
tot en met 6 april 2006 maand(en) in de gemeente Enschede en/althans (elders)
in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van eenvalse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
* de Fortis Bank NV heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hypothecaire
geldlening van euro 385.000,--, in elk geval een geldbedrag,
(zakendossier 10, aangifte pag. 10009 e.v.), en/of
* de ABN Amro bank heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hypothecaire
geldlening van euro 310.000,--, in elk geval een geldbedrag,
(zakendossier 13, aangifte pag. 13010 e.v.),
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) ten behoeve van
voornoemde hypothecaire geldlening(en) een valse werkgeversverklaring en/of
(een) valse salarisspecificatie(s) verstrekt, waaruit zou moeten blijken dat
verdachte een dienstverband had bij CBT Vastgoedmanagers BV en/of Pegero
(Vastgoed) Holding BV, zulks terwijl verdachte (telkens) in werkelijkheid geen
dienstverband had bij CBT Vastgoedmanagers BV en/of Pegeri (Vastgoed) Holding
BV, waardoor die bankinstelling(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte(n);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks maand december 2003 in de
gemeente Enschede en/althans (elders) in Nederland
een formulier "Declaratie/verzoek tot opheffing bouwdepot" en/of een nota nr.
20030355 - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk en in strijd
met de waarheid die nota nr. 20030355 -betreffende het leveren van materialen
en/of werkzaamheden voor het pand Oostveenweg te Enschede- voorzien van een
"akkoord" en/of haar verdachtes handtekening en/of ondertekening en/of
(vervolgens) op dat formulier "Declaratie/verzoek tot opheffing bouwdepot"
vermeld dat de (ver)bouw 100 % gereed was en/of heeft verdachte en/of haarmededader(s) dat formulier voorzien van die voor akkoord getekende nota nr.
20030355, terwijl in werkelijkheid die verbouwing niet had plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat
gebruik enig nadeel kon ontstaan;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks maand december 2003 in de
gemeente Enschede en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, de ABN Amrobank heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag
van euro 25.000,--, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid ten behoeve van een bouwdepot/geldlening een
valse/vervalste nota nr. 20030355, betreffende het leveren van materialen
en/of werkzaamheden voor het pand Oostveenweg te Enschede, verstrekt terwijl
in werkelijkheid die verbouwing niet had plaatsgevonden,
waardoor die ABN Amrobank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2003
tot en met 6 april 2006 in de gemeente Enschede en/althans (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een voorwerp, te weten een of meer woning(en)/pand(en), en wel:
- de woning/het pand Deuringerstraat 48-50 te Enschede, en/of
- de woning/het pand Bilderdijkstraat 7 te Enschede
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(zaakdossier 19)
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in haar verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Niet bewezen is dat verdachte haar handtekening onder een nota met nr. 20030355 en een declaratie/verzoek tot opheffing bouwdepot heeft gezet waardoor de ABN/Amrobank werd bewogen tot afgifte van € 25000,= ,danwel dat verdachte deze voornoemde nota c.q. declaratie heeft vervalst
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 3 is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft dienaangaande het volgende overwogen:
Met artikel 420bis Strafrecht (het “witwasdelict”) heeft de wetgever situaties willen bestrijden waarin op enigerlei wijze getracht wordt het zicht te ontnemen op de herkomst van betrokken voorwerpen.
Verdachte heeft, zoals hierna zal worden overwogen, door middel van valsheid in geschrift, de bank bewogen tot de afgifte van geld, teneinde daarmee door middel van een hypothecaire lening een huis aan te kunnen schaffen. Zij heeft nadien geen nadere, op versluiering gerichte handeling verricht, immers met het verkregen geld heeft zij ook (uitsluitend) die woning gekocht.
Aldus heeft verdachte niet het zicht ontnomen op de herkomst van de geldsom. Integendeel. Zij heeft zich als hypotheekgever verbonden om de door middel van oplichting verkregen geldsom aan de bank terug te betalen en heeft daarvoor door middel van een recht van hypotheek op de met de geldsom gekochte woning zekerheid aan de bank verschaft. Het handelen van verdachte kan aldus niet worden gekwalificeerd als een handelen in strijd met art. 420bis strafrecht, nu dat in dit geval in strijd zou zijn met de bedoeling en strekking van genoemd artikel.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2003 tot en met 6 april 2006 in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
* een werkgeversverklaring gedateerd 23 maart 2005 en salarisspecificaties van de maand(en) maart en/of april 2005 van CBT Vastgoed Managers BV afdeling Noord Nederland en betreffende haar verdachte,
en
* een werkgeversverklaring gedateerd 28 juli 2003 en een
salarisspecificatie van de maand juni 2003 van Pegero (Vastgoed) Holding BV
en betreffende haar, verdachte,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte en haar mededader die werkgeversverklaringen en die salarisspecificaties hebben gevoegd bij een aanvraag voor een hypothecaire lening bij de Fortis Bank en de ABN Amro bank en bestaande die valsheid hierin dat op die werkgeversverklaringen en die salarisspecificaties was
vermeld dat zij, verdachte, een dienstverband had bij CBT Vastgoedmanagers BV
en Pegero (Vastgoed) Holding BV en die CBT Vastgoedmanagers BV en Pegero Vastgoed Holding BV haar, verdachte, loon hadden betaald of loon verschuldigd waren.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
"opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst", meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een haar strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1 primair, sub 2 primair en sub 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig vermogensdelict.
Het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften wordt gesteld, is door het handelen van verdachte in aanzienlijke mate aangetast. Dergelijke handelingen kunnen het betalingsverkeer in Nederland ernstig ontwrichten en dienen door middel van het opleggen van aanmerkelijke straffen ontmoedigd te worden.
De huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat de bewezen verklaarde feiten ongeveer vier jaar geleden zijn gepleegd en het feit dat verdachte van twee feiten wordt vrijgesproken hebben de rechtbank er toe gebracht een lagere straf dan geëist op te leggen.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2 primair en subsidiair en sub 3 is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden.
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Heft op het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van heden.
Aldus gewezen door mr. Teekman, voorzitter, mr. Stoové en mr. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 september 2008. Zijnde mr. Teekman, wegens uitstedigheid, niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.