ECLI:NL:RBALM:2009:BH4059

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99468 / KG ZA 09-19
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Zweers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen en beslagheffing in kort geding

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo werd behandeld, ging het om een executiegeschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser], die van 2003 tot medio 2008 belastingadviseur was voor [gedaagde], had een vonnis van 12 november 2008 niet nageleefd, waarin hij werd veroordeeld tot afgifte van administratieve stukken aan [gedaagde]. [gedaagde] had daarop beslag laten leggen op de onroerende zaken van [eiser] om dwangsommen te innen. [eiser] vorderde in kort geding de opheffing van dit beslag, stellende dat hij aan de veroordeling had voldaan en dat de dwangsommen niet waren verbeurd.

Tijdens de zitting op 10 februari 2009 werd duidelijk dat [gedaagde] de administratie niet zelf had ontvangen, maar dat deze was afgegeven aan een administratiekantoor. [eiser] betwistte dat hij niet had voldaan aan het vonnis en stelde dat hij alle stukken had afgegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat het uitblijven van de schriftelijke inventarisatie enkel aan [eiser] te wijten was. De rechter concludeerde dat de dwangsommen niet waren verbeurd, omdat [eiser] had gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden.

De voorzieningenrechter besloot het beslag op te heffen, omdat het was gelegd met het oog op het innen van de dwangsommen die niet verbeurd waren. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van het geding. De vordering in reconventie van [gedaagde] werd afgewezen, omdat de feiten onduidelijk waren en de vordering zich niet leende voor behandeling in kort geding. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 februari 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 99468 / KG ZA 09-19
datum vonnis: 24 februari 2009 (sn)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te Overdinkel,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. J.W.M. Melief,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[vof]
gevestigd te Enschede,
2. [gedaagde 1],
3. [gedaagde 2],
beiden wonende te Enschede,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
verder gezamenlijk te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg.
Het procesverloop
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 10 februari 2009. Ter zitting zijn verschenen:
[eiser] vergezeld door mr. Melief en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vergezeld door
mr. Van Knippenberg.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [eiser] is vanaf 2003 tot medio 2008 belastingadviseur geweest van [gedaagde].
- [eiser] is bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo
d.d. 12 november 2008 (97655/KG ZA 08-294) veroordeeld tot afgifte van de administratie over januari tot en met oktober 2007, de loonadministratie over dezelfde periode alsmede de jaarstukken over 2006 van [vof] aan [gedaagde] op hun kantooradres aan de [kantooradres] te Enschede, zulks tegen afgifte van een gedateerd bewijs van ontvangst. [eiser] is tevens veroordeeld tot medewerking aan een schriftelijke inventarisatie van de door [eiser] afgegeven stukken direct na afgifte, aan te tekenen op het hiervoor bedoelde bewijs van ontvangst en na afloop apart door [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk te ondertekenen, met achterlating van een afschrift van het bewijs van ontvangst en de hiervoor aangehaalde ondertekende schriftelijke inventarisatie bij [gedaagde], een en ander binnen drie dagen na betekening van het vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag of een gedeelte daarvan dat [eiser] met de volledige nakoming van deze veroordeling in gebreke zou blijven, tot een maximum van € 25.000,--. Daarnaast is [eiser] veroordeeld in de kosten van het kort geding.
- [eiser] heeft de kosten van het kort geding op 17 november 2008 voldaan.
- Op 17 november zijn namens [eiser] stukken van [vof] aangeboden op het adres van [gedaagde]. [gedaagde] heeft de administratie daar niet in ontvangst genomen. [gedaagde] wilde dat de administratie van [vof] bij [administratiekantoor] te Enschede zou worden aangeboden. Uiteindelijk zijn de stukken bij [administratiekantoor] in ontvangst genomen. Er is niet tot een schriftelijke inventarisatie overgegaan.
Standpunten van partijen
In conventie
2. [eiser] vordert [gedaagde] te bevelen het op 11 december 2008 gelegde beslag op te heffen binnen drie dagen na dagtekening van het kort geding vonnis en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het gevorderde te voldoen. Tevens vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding. Dit alles bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3. [eiser] voert hiertoe het volgende aan. [eiser] heeft alle stukken afgegeven die hij van [gedaagde] onder zich had. [gedaagde] heeft de stukken niet zelf in ontvangst genomen. Door toedoen van [gedaagde] is de inventarisatie niet doorgegaan. [eiser] was en is bereid mee te werken aan een inventarisatie. In plaats van [eiser] te vragen alsnog mee te werken aan de inventarisatie is de deurwaarder, in opdracht van [gedaagde], overgegaan tot het leggen van executoriaal beslag op twee onroerende zaken van [eiser] ter incassering van dwangsommen. [eiser] heeft er alles aan gedaan om tijdig te voldoen aan het vonnis. De dwangsommen niet zijn verbeurd en het gelegde beslag is onrechtmatig. Nu de hypotheekhouder ten aanzien van één van de beslagen onroerende zaken wil overgaan tot executoriale verkoop en gezien de toestand van de huizenmarkt, dreigt [eiser] grote schade te leiden. Gezien de dreigende executoriale verkoop is de spoedeisendheid gegeven.
4. [gedaagde] stelt dat de dagvaarding nietigheden bevat, maar refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter over de nietigheden en de eventuele gevolgen daarvan.
5. Daarnaast stelt [gedaagde] dat de dwangsommen wel zijn verbeurd en stelt hiertoe het volgende. [eiser] heeft niet voldaan aan het vonnis van de voorzieningenrechter d.d.
12 november 2008. [eiser] is niet op het kantooradres van [gedaagde] verschenen om de administratie af te geven, zoals in het vonnis was bepaald. Alleen de heer Visser is daar verschenen. Hierdoor kon de in het vonnis bepaalde inventarisatie van de afgegeven stukken niet worden gemaakt. De inventarisatie diende door [eiser] en door [gedaagde] gezamenlijk te worden ondertekend. Zonder [eiser] kon geen verdere uitvoer aan dit vonnis worden gegeven. [gedaagde] achtte het verstandiger dat de stukken zouden worden afgegeven bij het kantoor van [administratiekantoor]. Daar zijn de stukken ook in ontvangst genomen. Daarbij is het voorbehoud gemaakt dat niet te zien was of de stukken volledig waren. Ook bij
[administratiekantoor] is de heer Visser alleen verschenen. [eiser] was ook hier niet aanwezig om mee te werken aan een schriftelijke inventarisatie van de door hem afgegeven stukken, direct na de afgifte. Het is niet aan [gedaagde], maar aan het niet verschijnen van [eiser] te wijten dat geen uitvoering aan het vonnis kon worden gegeven. [eiser] is tot op heden niet op het kantoor van [gedaagde] verschenen om aan de inventarisatie mee te werken en reeds daarom zijn door hem dwangsommen verbeurd. Daarnaast zijn door [eiser] niet alle administratieve stukken afgegeven. Er ontbreken niet alleen stukken die [eiser] moest opstellen, maar ook eerder door [gedaagde] aan [eiser] afgegeven stukken ontbreken. [eiser] heeft in geen geval aan het vonnis voldaan.
Subsidiair, voor het geval door [eiser] wordt erkend dat hij geen jaarrekening van 2006 heeft opgesteld, dat hij geen grootboekkaarten 2007 heeft gemaakt en dat het niet afgeven van stukken [eiser] niet zou kunnen worden aangerekend, is er reden [eiser] in de kosten van het beslag en van het kort geding te veroordelen, nu [eiser] tot de zitting onvoldoende heeft aangedragen om vast te kunnen stellen of hij aan het vonnis heeft voldaan.
In reconventie
6. [gedaagde] vordert in reconventie dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van € 526,-- als schadevergoeding voor de aan [gedaagde] opgelegde fiscale boetes en tot betaling van
€ 945,-- als vergoeding van de kosten van [administratiekantoor]. Daarnaast vordert [gedaagde] -onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter in conventie zou aannemen dat [eiser] sinds mei 2006 geen boekingen meer heeft verricht voor [gedaagde], althans dat de door hem aanvaarde opdracht van [gedaagde] (gedeeltelijk) niet heeft uitgevoerd- dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van € 3.873,89 aan ten onrechte gefactureerde bedragen exclusief omzetbelasting, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 1 januari 2009. Tevens vordert [gedaagde] om [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure. Dit alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
7. [gedaagde] voert hiertoe het volgende aan. Sinds 2006 lieten de werkzaamheden van [eiser] in toenemende mate te wensen over, waardoor [gedaagde] schade heeft geleden. [gedaagde] heeft door de Belastingdienst boetes opgelegd gekregen omdat [eiser] in gebreke was gebleven met het (tijdig) namens hen indienen van aangiftes. Bovendien heeft de nieuwe administrateur van [gedaagde] extra werkzaamheden verricht die niet nodig zouden zijn geweest wanneer [eiser] zijn werkzaamheden naar behoren had uitgevoerd. Met zijn nalaten heeft [eiser] onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagde], althans is hij toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de door hem aanvaarde opdracht. Mocht het zo zijn dat uit de behandeling van het geschil in conventie blijkt dat [eiser] sinds 2006 helemaal geen boekingen meer heeft verricht, dan heeft hij ten onrechte in de periode juni 2006 - juli 2008 [gedaagde] gefactureerd voor zijn diensten en betalingen geïnd. Het gaat hier om een bedrag van € 3.873,89. [gedaagde] heeft [eiser] per brief d.d. 24 december 2008 in gebreke gesteld en verzuim is door het uitblijven van betaling uiterlijk 31 december 2008 in getreden.
[gedaagde] heeft een spoedeisend belang, nu zij vreest dat [eiser] verhaalsobjecten zal vervreemden, althans dat deze door verkoop voor verhaal verloren zullen gaan.
8. [eiser] betwist de vordering en voert het volgende aan. [gedaagde] heeft geen spoedeisend belang bij zijn reconventionele vordering. Er is geen enkele aanwijzing dat [eiser] zijn woonhuis als verhaalsobject zou willen vervreemden. De opheffing van het onterecht gelegde beslag wordt door [eiser] uitsluitend gevorderd om de door een derde aangezegde executoriale verkoop van het huis te voorkomen.
De schade die [gedaagde] stelt te hebben geleden, is aan [gedaagde] zelf te wijten. Zijn administratie vertoonde talloze gebreken. [eiser] betwist dat [gedaagde] schade heeft geleden door zijn toedoen. [eiser] ontkent dat hij sinds mei 2006 geen werkzaamheden zou hebben verricht. De vordering in reconventie leent zich niet voor behandeling in kort geding en moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In conventie
9. Gelet op de verschijning van [gedaagde] behoeven de gestelde nietigheden van de dagvaarding en de eventuele gevolgen daarvan geen bespreking meer.
10. Om te bepalen of het beslag dient te worden opgeheven, zal de voorzieningenrechter eerst de vraag moeten beantwoorden of er dwangsommen zijn verbeurd, nu het beslag is gelegd met het oog op het innen van deze dwangsommen. Bij de beantwoording van die vraag is het van belang om te beoordelen of [eiser] aan de veroordeling van het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 12 november 2008 heeft voldaan. Bij de afgifte van de administratie heeft geen schriftelijke inventarisatie plaatsgevonden, zoals in het dictum was bepaald. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat het uitblijven van deze schriftelijke inventarisatie enkel en alleen aan [eiser] te wijten is. Hoewel [eiser] niet in persoon op het kantoor van [gedaagde] is verschenen, is onweersproken door [eiser] gesteld dat hij wel buiten beschikbaar was voor een inventarisatie op het moment van de afgifte van de administratie. Aan de zijde van [gedaagde] is de administratie niet door [gedaagde] zelf, maar door het administratiekantoor in ontvangst genomen, waardoor ook van de zijde van [gedaagde] niet kon worden meegewerkt aan de uitvoering van het vonnis. Daarnaast is het voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] alle stukken van [gedaagde] heeft afgegeven die hij onder zich had. Er is niet gebleken van enig belang van [eiser] om de stukken achter te houden. Hoewel het vonnis niet geheel conform het dictum heeft plaatsgevonden, heeft [eiser] gedaan wat er redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om aan het vonnis te voldoen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de dwangsommen niet zijn verbeurd. Het beslag dat met het oog op het innen van de dwangsommen is gelegd, is dan ook ten onrechte gelegd en dient te worden opgeheven.
11. [eiser] heeft gevorderd te bevelen dat het beslag wordt opgeheven op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter zal het beslag echter zelf opheffen.
In reconventie
12. De vordering in reconventie ziet op een toewijzing van schadevergoeding op basis van onrechtmatig handelen van [eiser]. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden welke werkzaamheden [eiser] precies heeft verricht en of [gedaagde] door toedoen van [eiser] schade heeft geleden. Nu de feiten in deze zaak nog onduidelijk zijn, leent deze vordering zich niet voor behandeling in kort geding. De vordering zal om die reden worden afgewezen. Daarnaast is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening niet aannemelijk geworden.
In conventie en reconventie
13. [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie
I. heft het op 11 december 2008 gelegde beslag op;
II. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 254,-- aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
IV. wijst de vordering af;
V. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van dit geding tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] in totaal begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.