ECLI:NL:RBALM:2009:BH5023
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Haarhuis
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontruiming van gehuurde ruimte door gedaagde
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, Beleggingsmaatschappij, als eiseres en een gedaagde die een pand huurt in Enschede. Eiseres vorderde ontruiming van het pand op basis van drie gronden: onbevoegde verbouwing, onderverhuur en het verlaten van het pand door gedaagde. De gedaagde huurt sinds 19 juni 1996 de eerste en tweede etage van het pand en heeft betwist dat hij zonder toestemming van de verhuurder verbouwingen heeft uitgevoerd of het pand onderverhuurd heeft. Tijdens de zitting op 24 februari 2009 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten, waarbij de standpunten zijn toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld. De rechter oordeelde dat gedaagde niet toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter niet aannemelijk achtte dat gedaagde de huurovereenkomst heeft geschonden. Eiseres is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn gevallen aan de zijde van gedaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in huurzaken en dat de eigenaar van een pand niet zomaar kan vorderen tot ontruiming zonder voldoende onderbouwing van de gestelde tekortkomingen door de huurder. De rechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, wat een belangrijke uitspraak is voor huurrechtelijke geschillen.