ECLI:NL:RBALM:2009:BH7563

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
23 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
100205 / KG ZA 09-54
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Houten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst: vordering tot staking van onrechtmatige gedragingen afgewezen

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te Enschede, gedaagde 1, die voorheen in dienst was bij eiseres, aangeklaagd wegens vermeende schending van een geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst. Gedaagde 1 had na zijn ontslag een eigen bedrijf opgericht, genaamd gedaagde 2 BV, en zou een vaatwasdoseerinstallatie op de markt hebben gebracht die naar analogie van de door eiseres ontwikkelde installatie was. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde 1 en gedaagde 2 BV zouden worden verboden verdere inbreuken op het geheimhoudingsbeding te maken en dat zij de reeds geproduceerde installaties zouden vernietigen.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 9 maart 2009 en op 23 maart 2009 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat gedaagde 1 en gedaagde 2 BV de kennis die gedaagde 1 bij eiseres had opgedaan, hadden gebruikt om een identiek product te ontwikkelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat gedaagde 1 en gedaagde 2 BV niet onrechtmatig hadden gehandeld en dat eiseres bovendien had nagelaten haar product te beschermen door middel van een octrooi. Daarom werden de vorderingen van eiseres afgewezen.

De rechter veroordeelde eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden werden begroot op € 789,=, bestaande uit € 262,= aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Van Houten, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 23 maart 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 100205 / KG ZA 09-54
datum vonnis: 23 maart 2009 (z)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres BV],
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat: mr.drs. S.J.P. Kukolja,
tegen
[Gedaagde 1],
wonende te Tubbergen, en
[Gedaagde 2 BV],
gevestigd te Tubbergen,
gedaagden,
advocaat: mr. M.P. de Koning.
Het procesverloop
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 9 maart 2009. Ter zitting zijn verschenen: de heer […] namens eiseres, vergezeld door mr. drs. S.J.P. Kukolja en de heer [Gedaagde 1], zowel voor zich als namens [Gedaagde 2 BV], vergezeld door mr. M.P. de Koning.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. gedaagde [Gedaagde 1] te gebieden iedere inbreuk op het geheimhoudingsbeding uit artikel 8.2 van de arbeidsovereenkomst met eiseres te staken en gestaakt te houden, althans [Gedaagde 1] te gebieden zich te onthouden van verdere onrechtmatige gedragingen jegens eiseres door de verkoop van de naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eiseres ontwikkelde vaatwasdoseerinstallatie te staken en gestaakt te houden;
II. gedaagde [Gedaagde 2 BV] te gebieden zich te onthouden van verdere onrechtmatige gedragingen jegens eiseres door de verkoop van de naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eisers ontwikkelde vaatwasdoseerinstallatie te staken en gestaakt te houden;
III. gedaagden [Gedaagde 2 BV] en [Gedaagde 1], althans [Gedaagde 2 BV], althans [Gedaagde 1] te gebieden de nog in voorraad zijnde naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eiseres ontwikkelde vaatwasdoseerinstallatie, alsmede de bijbehorende koppelingen en verpakkingen te vernietigen;
IV gedaagden [Gedaagde 2 BV] en [Gedaagde 1], althans [Gedaagde 2 BV], althans [Gedaagde 1] te gebieden binnen 21 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis een door de registeraccountant gecertificeerde verklaring te overhandigen waaruit blijkt:
• hoeveel naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eiseres ontwikkelde doseerinstallaties zijn vervaardigd;
• te specificeren hoeveel koppelingen en verpakkingen zijn vervaardigd;
• hoeveel naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eisers ontwikkelde vaatwasdoseerinstallaties door gedaagden zijn verkocht;
• te specificeren hoeveel koppelingen en verpakkingen zijn verkocht;
• aan welke personen of ondernemingen deze producten zijn verkocht;
• wat de gemaakte winst is per verkochte vaatwasdoseerinstallatie, die naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eiseres is ontwikkeld;
• te specificeren wat per verkochte koppeling of verpakking de gemaakte winst is;
• wat de precieze wijze is waarop deze winst is berekend;
• wat de voorraad van de naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie van eiseres ontwikkelde vaatwasdoseerinstallaties is;
• wat de voorraad koppelingen en verpakkingen is.
V. gedaagden [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] hoofdelijk te veroordelen, des de een betalend de ander gekweten zal zijn, althans [Gedaagde 1], althans [Gedaagde 2 BV] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,=, met een maximum van € 50.000,= voor elke dag of deel daarvan dat [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV], althans [Gedaagde 1], althans [Gedaagde 2 BV] niet voldoen aan het gevorderde onder I, II, III en IV;
VI. gedaagden [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] hoofdelijk te veroordelen, des de een betalend de ander gekweten zal zijn, althans [Gedaagde 1], althans [Gedaagde 2 BV] te veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen als voorschot op de in de bodemprocedure vast te stellen vordering (€ 22.700,= + € 1.158,=) € 23.858,= (zegge drieëntwintigduizend achthonderd achtenvijftig euro);
VII. gedaagden [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] hoofdelijk te veroordelen, des de een betalend de ander gekweten zal zijn, althans [Gedaagde 1], althans [Gedaagde 2 BV] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te begroten volgens het gebruikelijke tarief.
2. Het standpunt van eiseres:
[Gedaagde 1] is op 1 maart 2004 bij eiseres in dienst gekomen. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding opgenomen. Vanaf 28 juni 2005 is de functie van [Gedaagde 1] die van productmanager. Op 1 maart 2008 is de functie van [Gedaagde 1] om bedrijfseconomische omstandigheden komen te vervallen. Bij de beëindiging van het dienstverband is het concurrentiebeding mede gelet op de leeftijd van [Gedaagde 1] geschrapt, nadat [Gedaagde 1] had aangegeven op het punt van de door eiseres ontwikkelde vaatwasdoseerinstallatie niet met eiseres te zullen concurreren.
Eiseres heeft een absoluut nieuwe eigen en milieuvriendelijke vaatwaslijn voor grootkeukens ontwikkeld, waarvoor ook subsidie is aangevraagd en verkregen.
[Gedaagde 1] heeft zich bij eiseres bezig gehouden met de ontwikkeling van die vaatwasdoseerinstallatie.
De bedoeling was een doseerinstallatie te ontwikkelen, waarbij de bestanddelen door middel van een pompsysteem op een milieuvriendelijke wijze gescheiden en gedoseerd in de vaatwasser worden gespoten. Dit absoluut nieuwe proces zou geheel automatisch aangestuurd worden, indien nodig zelfs via internet op afstand.
De gehele technische ontwikkeling van de doseerinstallatie vroeg veel tijd en onderzoek, teneinde de knelpunten (oplossen van lekkages aan de koppelingen en het vacuüm zuigen van de verpakkingen) te kunnen oplossen.
[Gedaagde 1] wist aan het eind van zijn dienstverband als geen ander hoe hij die knelpunten moest oplossen. Na beëindiging van zijn dienstverband is [Gedaagde 1] op enig moment door middel van een door hem nieuw opgerichte besloten vennootschap [Gedaagde 2 BV] voor zichzelf begonnen.
[Gedaagde 1] brengt thans via [Gedaagde 2 BV] een identiek apparaat op de markt, met gebruikmaking van de kennis die hij bij eiseres heeft verworven. [Gedaagde 1] schendt daarbij het geheimhoudingsbeding als opgenomen in de arbeidsovereenkomst, die hij met eiseres bij zijn indiensttreding is aangegaan. [Gedaagde 2 BV] is daarbij te beschouwen als ”derde”, waarnaar in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst verwijst.
[Gedaagde 2 BV] handelt ten opzichte van eiseres onrechtmatig door te profiteren van de schending van [Gedaagde 1] van de overeengekomen geheimhoudingsverplichting.
Eiseres leidt nadeel door de ongeoorloofde mededinging door [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV], omdat beiden nagenoeg zonder tijdverlies en ontwikkelingskosten een vrijwel identiek apparaat op de markt brengen, met behulp van de kennis die [Gedaagde 1] bij eiseres heeft opgedaan.
Eiseres heeft spoedeisend belang bij het gevorderde en verzoekt dat toe te wijzen.
3. Het standpunt van gedaagden:
[Gedaagde 1] erkent dat hij tijdens zijn dienstverband met eiseres heeft meegeholpen aan de ontwikkeling van de door eiseres bedoelde vaatwasdoseerinstallatie, tot aan de automatische aansturing via internet. Nadat zijn dienstverband met eiseres was geëindigd, probeerde [Gedaagde 1] in dezelfde branche weer aan de slag te komen, echter, gelet op zijn leeftijd, zonder succes.
Daarop besloot [Gedaagde 1] via een nieuw op te richten rechtspersoon ([Gedaagde 2 BV]) voor zichzelf te beginnen. [Gedaagde 1] ontkent evenwel dat hij, mede ten behoeve van [Gedaagde 2 BV], gebruik maakt van de specifieke kennis, die hij bij eiseres heeft verworven. De vaatwasdoseerinstallatie waarmee hij (respectievelijk [Gedaagde 2 BV]) thans handelt, is vrij in de markt verkrijgbaar (en lijkt daarom aan de buitenkant op de doseerinstallatie van eiseres) en ontbeert de bestanddelen die het product van eiseres zo bijzonder maakt.
[Gedaagde 1] schendt daardoor ook niet de met eiseres overeengekomen geheimhoudingsverplichting. Bovendien is [Gedaagde 2 BV] niet aan te merken aan een ”derde”, als bedoeld in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst.
Gelet daarop heeft [Gedaagde 2 BV] ook niet onrechtmatig jegens eiseres gehandeld.
[Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] verzoeken de vordering(en) van eiseres af te wijzen.
4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt:
Bij het aangaan van het dienstverband met eiseres is [Gedaagde 1] een concurrentiebeding overeengekomen, alsmede een geheimhoudingsbeding ten opzichte van derden. Bij de beëindiging van het dienstverband is het concurrentiebeding geschrapt.
Nog daargelaten de vraag of [Gedaagde 2 BV] te beschouwen is als ”derde” in de zin van het geheimhoudingsbeding, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] met gebruikmaking van de door [Gedaagde 1] bij eiseres opgedane kennis, dezelfde vaatwasdoseerinstallatie als door eiseres ontwikkeld, hebben vervaardigd en op de markt gebracht.
Aannemelijk is veeleer dat [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] hebben aangesloten bij en voortgeborduurd op de ontwikkeling die zich voltrekt in de markt van de vaatwasdoseerinstallaties. Niet gebleken is dat [Gedaagde 1] daarbij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Evenmin is aannemelijk dat [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2 BV] onrechtmatig jegens eiseres hebben gehandeld.
Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat eiseres heeft nagelaten het door haar ontwikkelde product door middel van octrooi te beschermen.
Het door eiseres gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiseres in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vordering van eiseres af.
II. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op € 262,= aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van Houten, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2009, in tegenwoordigheid van Zomer, griffier.