ECLI:NL:RBALM:2009:BH8142

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-700151-08
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door ambtenaar van de gemeente Almelo met gokverslaving als motief

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de gemeente Almelo, die zich schuldig had gemaakt aan verduistering van gemeentefondsen. De verdachte, geboren in 1973, heeft gedurende een periode van bijna twee jaar, van 1 juli 2006 tot en met 14 maart 2008, in totaal ongeveer 127.000 euro verduisterd. Dit geld heeft hij vrijwel volledig gebruikt om zijn gokverslaving te financieren. De verdachte heeft zijn positie als boekhoudkundig medewerker misbruikt door rekeningnummers van cliënten te wijzigen naar zijn eigen rekening of die van zijn echtgenote, waardoor hij gemeentegeld kon overboeken naar zijn eigen rekeningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen dat de gemeente in hem had geschonden had en dat zijn daden een ernstige schending van zijn verantwoordelijkheden als ambtenaar vormden.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en verplicht reclasseringscontact. De verdachte pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, waarbij hij aanvoerde dat de doorzoeking van zijn woning en zijn aanhouding onterecht en ingrijpend waren. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. Daarnaast werd er een werkstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank vond het belangrijk dat de verdachte het verduisterde geld terugbetaalt en dat hij zijn gokverslaving aanpakt. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke straf contraproductief zou zijn, gezien de verdachte inmiddels werk had gevonden en in staat was om zijn schulden af te lossen. De rechtbank benadrukte het belang van reclassering en begeleiding in de strijd tegen de gokverslaving van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700151-08
datum vonnis: 24 maart 2009
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren [1973] in [geboorteplaats],
wonende [woonadres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er primair, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander of anderen, zich als ambtenaar van de gemeente Almelo gedurende een periode van bijna twee jaren schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van geld, tot een totaalbedrag van ruim € 127.000,-. Subsidiair wordt hem de diefstal van dit geldbedrag verweten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 14 maart 2008, te Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer) 127.057,-- euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de gemeente Almelo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als boekhoudkundig medewerker (bij de (afdeling Sociale Economische Zaken/Bedrijfsvoering van de) gemeente Almelo, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 14 maart 2008, te Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer) 127.057,-- euro), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Almelo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Aan de voorwaardelijke vrijheidsstraf dient als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact te worden verbonden.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdachte, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
5.2 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 14 maart 2008, te Almelo, meermalen, telkens opzettelijk een geldbedrag (tot een totaalbedrag van 127.057,-- euro), dat toebehoorde aan de gemeente Almelo, welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als boekhoudkundig medewerker bij de afdeling Sociale Economische Zaken/Bedrijfsvoering van de gemeente Almelo onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf dient als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact te worden verbonden.
Het standpunt van verdachte en de reclassering
Verdachte heeft verzocht om aan hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Hij heeft daarvoor, samengevat, aangevoerd dat hij volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat de doorzoeking in zijn woning en zijn aanhouding niet nodig waren geweest en voor hem en zijn gezin ingrijpend waren en buitenproportioneel zijn geweest. Verder ervaart verdachte het als een grote straf dat hij zeer lange tijd moet terugbetalen aan de gemeente Almelo.
De reclassering adviseert om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, uit te oefenen door Tactus, instelling voor verslavingszorg. Hoofddoel van de begeleiding en behandeling dient te zijn dat verdachte zicht krijgt op de “herkomst” van zijn gokverslaving en zijn gokgedrag onder controle leert te houden. In de visie van de reclassering leidt een werkstraf tot een grote belasting bij verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De feiten
Verdachte heeft zich bijna twee jaren lang schuldig gemaakt aan het verduisteren van geldbedragen van de gemeente Almelo. Hij heeft dit geld - naar eigen zeggen - vrijwel volledig gebruikt voor zijn gokverslaving. Verdachte is niet zelf gestopt met zijn strafbare handelingen. Argwaan bij een medewerkster van een bank heeft ertoe geleid dat zijn praktijken aan het licht kwamen. Verdachte ging doortrapt te werk. Hij veranderde rekeningnummers van (ex)cliënten van de gemeente in zijn eigen rekeningnummer of in dat van zijn echtgenote. Nadat door verdachte overschrijvingen van gemeentegelden waren gedaan op deze rekeningen bracht verdachte de administratie weer in de oorspronkelijke staat. Hij fiatteerde zijn eigen werk in naam van zijn toenmalige leidinggevende. Hiermee zijn zowel zijn echtgenote als zijn ex-collega’s ongewild bij de zaak betrokken geraakt. Verdachte heeft in hoge mate het vertrouwen geschonden dat de gemeente Almelo in hem stelde en misbruik gemaakt van zijn verantwoordelijke positie.
De op te leggen straf
Voor dit soort feiten zijn geen oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld.
Verdachte ervaart het als straf dat hij de gemeente moet terugbetalen. De rechtbank oordeelt dat hij, door terug te betalen, de schade herstelt die hij heeft aangericht. Daarnaast dient hij gestraft te worden voor de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Daarvoor dient in principe een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te worden opgelegd. De rechtbank baseert zich daarbij op de ernst van het bewezenverklaarde, de wijze waarop verdachte de feiten heeft gepleegd en de hoogte van het verduisterde bedrag. De rechtbank zal ten gunste van verdachte afwijken van het uitgangspunt dat in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal echter niet overgaan tot de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, omdat een zodanige straf onvoldoende recht doet aan wat verdachte heeft gedaan.
Verdachte heeft een hoge schuldenlast, die hij becijfert op ongeveer een half miljoen euro, inclusief het door hem verduisterde bedrag. Met de gemeente is een afbetalingsregeling getroffen die neerkomt op een maandelijkse aflossing van 500 euro. Verdachte heeft inmiddels nieuw werk gevonden waardoor hij in staat is af te lossen op zijn schulden. Het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf werkt in dit geval contraproductief: het risico bestaat dat verdachte dan zijn werk en inkomen zal verliezen en daardoor niet langer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte het verduisterde gemeenschapsgeld terugbetaalt en zal daarom in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf opleggen. De duur van deze werkstraf wordt gesteld op het maximaal toegestane aantal uren, te weten 240.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke vrijheidsstraf op. Enerzijds om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Anderzijds verbindt de rechtbank hieraan verplicht reclasseringscontact. Verdachte is lange tijd gokverslaafd geweest. Op dit moment volgt hij een leefstijltraining bij Tactus. Volgens verdachte bestaat deze training uit ongeveer tien bijeenkomsten. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat hij ook na afloop van die training contact met de reclassering houdt om de kans op terugval in verslavingsgedrag te beperken. Verdachte zal zich aan de aanwijzingen van de reclassering moeten houden, ook als die aanwijzingen inhouden dat na afloop van de leefstijltraining een ander, intensiever traject moet volgen
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust het op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden (zes maanden), geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter de tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uren (tweehonderd en veertig uren);
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen (honderd en twintig dagen);
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering heeft doorgebracht, te weten 3 dagen, bij de uitvoering van de taakstraf
6 uren in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en
uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 maart 2009.