ECLI:NL:RBALM:2009:BI1444

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
100885 / KG ZA 09-83
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Houten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering van onroerend goed en afwijzing van executoriaal beslag

In deze zaak, uitgesproken op 30 maart 2009 door de Rechtbank Almelo, is Eiser, wonende te Hengelo, een kort geding gestart tegen Gedaagde sub 1 en ABN Amro. Eiser vordert dat Gedaagde sub 1 wordt veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de levering van een woning, die eerder aan Eiser is toegescheiden bij vonnis van 11 oktober 2006. Gedaagde sub 1 is niet verschenen in de procedure. Eiser stelt dat Gedaagde sub 1, ondanks eerdere veroordelingen, weigert om mee te werken aan de juridische levering van de woning. Daarnaast vordert Eiser de opheffing van een executoriaal beslag dat door ABN Amro is gelegd op het aandeel van Gedaagde sub 1 in de woning, omdat hij meent dat dit beslag onrechtmatig is.

De rechtbank oordeelt dat Gedaagde sub 1 bij verstek wordt veroordeeld tot medewerking aan de levering van de woning. De voorzieningenrechter stelt vast dat Eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het beslag door ABN Amro onrechtmatig is. ABN Amro heeft een gerechtvaardigd belang bij het gelegde beslag, aangezien Gedaagde sub 1 een lening bij de bank heeft afgesloten en niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van misbruik van recht en wijst de vordering van Eiser tot opheffing van het beslag af.

De uitspraak bevat ook bepalingen over de proceskosten, waarbij Gedaagde sub 1 wordt veroordeeld in de kosten van Eiser, en Eiser in de kosten van ABN Amro. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 100885 / KG ZA 09-83
Vonnis in kort geding van 30 maart 2009 (lm)
in de zaak van
Eiser,
wonende te Hengelo (O),
eiser,
verder te noemen Eiser,
advocaat: mr. T.J.H. Zwiers,
tegen
1. Gedaagde sub 1,
wonende te Haaksbergen,
gedaagde,
verder te noemen Gedaagde sub 1,
niet verschenen,
2. de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verder te noemen ABN Amro,
advocaat: mr. P. Weenink.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling; ter zitting zijn verschenen X en Y namens ABN Amro, vergezeld door mr. Weenink;
- het ter zitting aan Gedaagde sub 1 verleende verstek.
1.2. Ten slotte heeft Eiser vonnis verzocht.
2. De feiten
Ten aanzien van Gedaagde sub 1
2.1. Eiser en Gedaagde sub 1 hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Bij vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2006 is de woning aan de Straat te Hengelo, alsmede de aan deze woning gekoppelde hypotheken, aan Eiser toegescheiden. Gedaagde sub 1 is bij vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2006 veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de Straat. De juridische levering van de woning heeft tot op heden niet plaatsgevonden. Gedaagde sub 1 weigert, ondanks aanmaningen daartoe, haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning.
Ten aanzien van ABN Amro
2.2. Na beëindiging van de relatie tussen Eiser en Gedaagde sub 1 is Gedaagde sub 1 een lening aangegaan bij ABN Amro. Gedaagde sub 1 heeft niet voldaan aan de uit deze lening voortvloeiende betalingsverplichting. ABN Amro heeft daarom uit hoofde van het bij verstek gewezen van de rechtbank Almelo van 25 juni 2008 executoriaal beslag gelegd op het aandeel van Gedaagde sub 1 in de woning aan de Straat.
3. Het geschil
Ten aanzien van Gedaagde sub 1
3.1. Eiser vordert veroordeling van Gedaagde sub 1 om binnen één week na datum vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de Straat aan Eiser, bij gebreke waarvan het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van Gedaagde sub 1, met veroordeling van Gedaagde sub 1 in de kosten van dit geding.
3.2. Hij stelt daartoe dat de rentevaste periode voor beide hypotheken is verstreken en dat hij beide hypotheken wenst te verlengen c.q. te verhogen, waartoe hij de medewerking nodig heeft van Gedaagde sub 1. Gedaagde sub 1 weigert iedere medewerking, reden waarom hij (een spoedeisend) belang stelt te hebben bij zijn vordering.
Ten aanzien van ABN Amro
3.3. Eiser vordert veroordeling van ABN Amro tot opheffing van het door haar gelegde executoriale beslag op de onroerende zaak gelegen aan de Straat, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van ABN Amro in de kosten van dit geding.
3.4. ABN Amro voert verweer en vordert afwijzing van het door Eiser gevorderde.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ten aanzien van Gedaagde sub 1
4.1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen.
4.2. Nu Gedaagde sub 1 niet ter zitting is verschenen moeten voormelde door Eiser gestelde feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangenomen.
4.3. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan worden toegewezen, met dien verstande dat Gedaagde sub 1 niet eerder verplicht is haar medewerking te verlenen dan na één week na betekening van dit vonnis.
4.4. Gedaagde sub 1 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding, voor zover gemaakt aan de zijde van Eiser, worden veroordeeld.
Ten aanzien van ABN Amro
4.5. Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang.
4.6. De vraag of het leggen van een executoriaal beslag als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt (de beslaglegger oefent zijn bevoegdheid tot beslaglegging uit op eigen risico), dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.7. Eiser stelt dat hoewel ABN Amro er krachtens de gegevens van het Kadaster vanuit mocht gaan dat Gedaagde sub 1 nog gedeeltelijk eigenaar was van de woning aan de Straat, ABN Amro het beslag inmiddels had moeten opheffen, nu zij in het bezit is gesteld van het vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2006. Het aandeel van Gedaagde sub 1 in de woning is nihil, zodat ABN Amro het beslag dient op te heffen. Daarbij komt volgens Eiser dat een executieverkoop van de woning, gelet op de getaxeerde executiewaarde, de hoogte van de restanthypotheek en de huidige marktomstandigheden, tot onevenredige schade zou leiden voor Eiser. De vordering van ABN Amro kan hoe dan ook niet worden voldaan uit de opbrengst van de woning, aldus Eiser. ABN Amro betwist dat het beslag onrechtmatig zou zijn gelegd.
4.8. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het beslag rechtmatig is gelegd door ABN Amro. De grondslag van de beslaglegging is de door haar aan Gedaagde sub 1 verstrekte (en door Gedaagde sub 1 niet afgeloste) geldlening. Bij vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2008 is de uit die geldlening voortvloeiende vordering van ABN Amro jegens Gedaagde sub 1 bij verstek toegewezen. Dat de woning aan de Straat nog niet in (volledige) eigendom is overgedragen aan Eiser waardoor hij zijn hypotheek niet zonder haar medewerking kan verlengen c.q. verhogen, gaat buiten ABN Amro om. Gedaagde sub 1 heeft blijkens de voorliggende gegevens in het Kadaster een aandeel in de woning en op dat aandeel is executoriaal beslag gelegd door ABN Amro. Dat executieverkoop tot onevenredige schade zou leiden voor Eiser is voorts allerminst aannemelijk gemaakt door Eiser. Immers, voorshands kan niet worden geconcludeerd dat de vordering van ABN Amro niet zal kunnen worden voldaan. Dat executieverkoop van de woning door de huidige marktomstandigheden een veel lagere waarde zal opbrengen dan de getaxeerde waarde, valt nog maar te bezien. ABN Amro heeft daarnaast overigens onbetwist gesteld dat pogingen om op andere vermogensbestanddelen van Gedaagde sub 1 beslag te leggen hebben gefaald, vanwege het ontbreken van enige overige aan de zijde van Gedaagde sub 1 aanwezige vermogensbestanddelen.
Het belang van Eiser tot opheffing van het beslag is er, blijkens zijn ter zitting gedane verklaring, vooral in gelegen dat hij wenst over te gaan tot verhoging van (één van) beide hypotheken, teneinde zijn in de woning geïnvesteerde spaargeld terug te krijgen. Welk gewicht er al dan niet aan dat belang dient toe te komen, niet voorbij kan worden gegaan aan de omstandigheid dat beslaglegging op het aandeel van Gedaagde sub 1 in de woning had kunnen worden voorkomen indien Eiser eerder was overgegaan tot executie van het vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2006, dan wel eerder was overgegaan tot het instellen van onderhavige vordering jegens Gedaagde sub 1. Die omstandigheid dient voor rekening en risico van Eiser te blijven.
Eiser heeft met zijn stellingen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het door ABN Amro gelegde executoriale beslag onrechtmatig is, alsook heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij op onevenredig zware wijze wordt getroffen door het beslag. ABN Amro heeft een gerechtvaardigd belang bij het gelegde beslag en wenst de opbrengst van het beslagene veilig te stellen. Van misbruik van recht is dan ook geen sprake.
Het vorengaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Eiser tot veroordeling van ABN Amro tot opheffing van het gelegde executoriale beslag moet worden afgewezen.
4.9. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding, voor zover zij zijn gemaakt aan de zijde van ABN Amro, worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Ten aanzien van Gedaagde sub 1
5.1. veroordeelt Gedaagde sub 1 om binnen één week na dit betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan Straat te Hengelo (O) aan Eiser, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van Gedaagde sub 1;
5.2. veroordeelt Gedaagde sub 1 in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eiser begroot op € 352,98 aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat;
5.3. verklaart de onderdelen 5.1. en 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde;
Ten aanzien van ABN Amro
5.3. wijst af de vordering;
5.5. veroordeelt Eiser in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN Amro begroot op € 262,= aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat;
5.3. verklaart onderdeel 5.5. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Houten en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 30 maart 2009.?