RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 100515 / KG ZA 09-67
datum vonnis: 27 maart 2009 (gww)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
EISERS
wonende te Den Ham,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
verder te noemen de Raad van Toezicht,
advocaat: mr. L.F.Jansen,
GEDAAGDEN
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
verder te noemen de Raad van Bestuur,
advocaat: mr. J.N.T. Bakker.
De Raad van Toezicht heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 13 maart 2009. Ter zitting zijn verschenen: de heer X namens de Raad van Toezicht, vergezeld door mr. Jansen en de heer Y namens de Raad van Bestuur, vergezeld door mr. Bakker. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
Partijen vormen ieder voor zich een orgaan van de Stichting Gemeenschap van Christenen Nederland (hierna te noemen: de Stichting). De Stichting heeft krachtens artikel 2 van haar statuten tot doel ‘het uitbreiden van het Evangelie en de vestiging en instandhouding van een gebouw te Vroomshoop, en eventueel andere plaatse, waarin de Godsdienstoefeningen van de ‘Gemeenschap van Christenen’ zullen kunnen worden gehouden’
Volgens artikel 4 van voornoemde statuten wordt de Stichting bestuurd door een bestuur, onder toezicht van een raad van toezicht. Artikel 5 bepaalt voorts dat de raad van toezicht uit tenminste vijf leden bestaat. Een soortgelijke regeling bestaat voor het bestuur.
In het najaar van 2008 hebben partijen, althans de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht in de toenmalige samenstelling, een procedure gevoerd bij deze rechtbank. In deze procedure hebben de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur over en weer elkaars ontslag gevorderd. Beide verzoeken zijn bij beschikking van 5 november 2008 afgewezen, het verzoek tot ontslag van de Raad van Toezicht op formele gronden, het andere verzoek op materiële gronden. In deze zaak is hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te Arnhem heeft nog niet over de kwestie geoordeeld.
De vordering van de Raad van Toezicht en de onderbouwing daarvan
2. Bij dagvaarding vordert de Raad van Bestuur te bepalen:
a. dat het bestuur tegen zich heeft te doen gelden, alsmede te gehengen en gedogen dat de Raad van Toezicht bevoegd is een gecombineerde vergadering van bestuur en raad van toezicht uit te roepen en te houden op een datum en tijdstip gelegen in de periode tussen 20 april en 20 mei 2009;
b. dat het bestuur de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van de heer A als penningmeester en van de heer B als bestuurslid binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ongedaan dient te maken op straffe van een dwangsom;
c. dat de leden van de Raad van Toezicht weer toegang zal worden verstrekt tot alle gebouwen van de Stichting, eveneens op straffe van een dwangsom;
d. dat de leden van de Raad van Toezicht de overboeking van het spaargeld van de Stichting ongedaan zal maken en hiervan behoorlijk bewijs aan de Raad van Bestuur doen toekomen, op straffe van een dwangsom;
e. de leden van de Raad van Bestuur te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Het verweer van de Raad van Bestuur en de vordering in reconventie
3. De Raad van Bestuur voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in conventie en vordert in reconventie:
A. De leden van de Raad van Toezicht voor de duur van het hoger beroep te schorsen in hun functie als lid van de Raad van Toezicht, voor zover zij rechtsgeldig in deze functie benoemd zijn en te voorzien in een tijdelijke benoeming van de heren C, D, E en F en mevrouw G tot leden van de Raad van Toezicht;
B. Te bepalen dat de leden van de huidige Raad van Toezicht tegen zich hebben te doen gelden, alsmede te gehengen en gedogen dat de tijdelijk benoemde Raad van Toezicht goedkeuring verleent aan het voorstel tot statutenwijziging als opgenomen in productie 26 zijdens de Raad van Bestuur;
C. De leden van de Raad van Toezicht voor de duur van het hoger beroep de toegang te ontzeggen tot het kerkgebouw te Vroomshoop, op straffe van een dwangsom;
D. De leden van de Raad van Toezicht te veroordelen zich te onthouden van negatieve, de bestuursleden schadende uitlatingen en opruiend gedrag, op straffe van een dwangsom;
E. De leden van de Raad van Toezicht te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis alle administratie, boeken en bescheiden zoals zij deze heeft ontvangen van de heer D. Smith aan de Raad van Bestuur te retourneren;
F. De leden van de Raad van Toezicht te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.1 De Raad van Toezicht heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de reconventionele vorderingen van de Raad van Bestuur.
3.2 De stellingen van partijen blijken – voor zover relevant – uit de overwegingen van de voorzieningenrechter.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 Het spoedeisend belang is zowel in conventie als in reconventie voldoende aannemelijk gemaakt en ook niet door de betreffende wederpartij betwist, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een materiële beoordeling van het geschil.
4.2. Broederlijke gesprekken, spijtbetuigingen, omhelzingen en wat dies meer zij ten spijt, is de strijdbijl kennelijk nog niet definitief begraven en zoeken partijen opnieuw hun heil bij de rechter. Ten dele vergeeft, omdat ook ditmaal de rechter binnen de wettelijke kaders die hem ter beschikking staan geen oordeel kan geven over de kern van het geschil tussen partijen. Dat hetgeen partijen verdeeld houdt geen zaak is waar een stichting met als doel de verspreiding van het Evangelie trots op kan zijn, staat echter buiten kijf. Het letterlijk dichthouden van deuren voor de naaste (om maar een voorbeeld te noemen), staat in ieder geval niet als norm voorgeschreven in voornoemd Evangelie.
Voor de beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie zijn persoonlijke opvattingen en vetes evenwel niet van belang. Slechts de juridische vraagstukken zullen door de voorzieningenrechter zo mogelijk worden beantwoord. De beoordeling van de vorderingen over en weer dient evenwel te geschieden met inachtneming van de taken die twee kijvende organen van de Stichting krachtens de wet en de statuten toekomt.
4.3 In het normale type stichting, zoals de wet dit omschrijft, is niet voorzien in een toezichthoudend orgaan tegenover het bestuur. Wel heeft de wetgever, om deze leemte te vullen, enige bijzondere regels gegeven die een stichting onderscheidt van overige rechtspersonen. Eén van die regels is dat voorzien moet worden in enig toezicht op het bestuur. De wet verleent met het oog hierop bevoegdheden, door een belanghebbende of het openbaar ministerie aan te zoeken rechtbank.
Tevens heeft de wetgever – impliciet – de mogelijkheid gegeven voor het instellen van organen binnen een stichting, niet zijnde het bestuur. Dat valt bijvoorbeeld af te leiden uit artikel 2:285 lid 2 en 3 BW. Een ander orgaan, naast het bestuur, kan derhalve ook een raad of college van toezicht zijn. De invulling en taakomschrijving van een dergelijke raad van toezicht vloeit in beginsel voort uit de statuten van de Stichting.
In casu leren de statuten van de Stichting dat de taak van de Raad van Toezicht zich vrijwel uitsluitend beperkt tot een toezicht houden op de vermogensrechtelijke belangen van de Stichting. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht een stem in de benoeming van bestuursleden binnen de Raad van Toezicht. In het algemeen kan daarbij gesteld worden dat de Raad van Toezicht een taak heeft die meer op de achtergrond is gelegen. Het verdraagt zich dan ook niet met de taak van de Raad van Toezicht als deze allerhande bevoegdheden naar zich toetrekt en zelfstandig besluiten neemt die krachtens de statuten aan het bestuur toekomen.
De vorderingen in conventie
5.4.1. Eén en ander gebeurt in een gecombineerde vergadering van beide raden, die krachtens de statuten jaarlijks voor één juli van dat betreffende jaar gehouden moet worden. Het bestuur roept een dergelijke vergadering bijeen; niet de Raad van Toezicht. Zulks staat letterlijk in artikel 13 van de statuten. Daaruit vloeit geen bevoegdheid van de Raad van Toezicht voort en die kan er als zodanig ook niet naar analogie uit worden afgeleid. Het is bovendien nog niet 1 juli 2009 en er rest derhalve voldoende tijd voor het bestuur om een gecombineerde vergadering bijeen te roepen waartoe zij ook verplicht is. Het is nog te vroeg om thans te concluderen dat die gecombineerde vergadering waarschijnlijk niet uitgeroepen zal worden. De vordering van de Raad van Toezicht op dit punt zal dan ook worden afgewezen.
5.4.2. Dat de Raad van Toezicht een gecombineerde vergadering uit wil roepen, heeft te maken met de stelling dat er sprake is van een niet voltallig bestuur. Uit de statuten volgt dat het bestuur uit tenminste vijf leden zal moeten bestaan. De Raad van Toezicht beroept zich op een uittreksel uit het handelsregister uit december 2008. Uitgaande van dat uittreksel, moet geconcludeerd worden dat het bestuur op dat moment niet volledig was en derhalve zou er reden kunnen bestaan om hier tegenop te komen aan de zijde van de Raad van Toezicht.
Niettemin heeft het bestuur naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat er bij de registratie van bestuursleden in het handelsregister het één en ander verkeerd is gegaan. Daarbij is niet gebleken van enige malversaties of manipulatie van formulieren aan de zijde van het bestuur. Binnen het bestek van deze procedure is dat voldoende; thans bestaat het bestuur blijkens het handelsregister uit de statutair voorgeschreven vijf personen, waaronder een penningmeester.
5.4.2.1 Op dat laatste richt de Raad van Toezicht ook één van haar pijlen; ten onrechte zou de heer Hekman als penningmeester staan ingeschreven, terwijl de ‘echte’ penningmeester is afgetreden en een nieuwe slechts in een gecombineerde vergadering kan worden benoemd. Evenwel dient de functie van penningmeester in de periode tussen het aftreden van de eerste penningmeester en het uitroepen van een gecombineerde vergadering, wel vervuld te worden. Een praktische oplossing lijkt dan om een reeds in 1980 tijdens een gecombineerde vergadering benoemde 2e penningmeester (zonder dat daarvoor een statutaire basis is) te benoemen tot penningmeester. Het voert binnen het bestek van deze procedure dan ook te ver om deze benoeming terug te laten draaien, althans de dienovereenkomstige inschrijving in het handelsregister ongedaan te doen maken. Het belang van de Raad van Toezicht hierbij ontgaat de voorzieningenrechter (mede in het licht van een nog uit te schrijven gecombineerde vergadering) ten enenmale. De vordering sub b. van het petitum van de dagvaarding zal worden afgewezen.
5.4.3. Wat betreft de vordering van de Raad van Toezicht om toegang te krijgen tot alle gebouwen van de Stichting, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze toegewezen dient te worden. Zonder iets af te willen doen aan hetgeen reeds is overwogen over het openen van deuren voor de naaste, is hier van doorslaggevende betekenis dat de Raad van Toezicht een krachtens de statuten toezichthoudend orgaan is. Het ontzeggen van de toegang tot de gebouwen waarover het toezicht zich mede uitstrekt, verdraagt zich derhalve niet met het statutaire doel van de Raad van Toezicht. De vordering zal in dier voege worden toegewezen dat slechts toegang moet worden verschaft tot het gebouw dat aan de Stichting in eigendom toebehoort.
5.4.4. Ook de vordering met betrekking tot de overgeboekte gelden van de Stichting kan worden toegewezen. De Raad van Toezicht heeft een specifieke toezichthoudende taak op de vermogensrechtelijke belangen van de Stichting en kan uit dien hoofde verlangen dat naar voor haar onbekende bankrekeningen overgeboekte gelden die aan de Stichting toebehoren, worden teruggeboekt op rekeningen die controleerbaar zijn. Dat behoeft in die zin ook geen nadere onderbouwing.
5.4.5 Over de kosten en de dwangsom zal zowel in conventie als in reconventie gelijktijdig worden beslist.
De vorderingen in reconventie
6.1. Het bestek van een kort gedingprocedure zou ontoelaatbaar worden overschreden, indien tot schorsing van bestuursleden zou worden overgegaan. Dat is nu juist één van die specifieke wettelijke regelingen die de wetgever met betrekking tot een Stichting heeft geschapen. Bovendien wordt in hoger beroep inmiddels nagedacht over de vraag of de leden van de Raad van Toezicht überhaupt kúnnen worden ontslagen. Hangende die procedure is er voorshands geen reden (ook niet voor de duur van die procedure) om een volstrekt andere samenstelling van de Raad van Toezicht te bewerkstelligen. Bovendien zijn geen feiten of omstandigheden gesteld noch gebleken waaruit voortvloeit dat op dit punt een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereist is. Dat partijen elkaar over en weer machtsgrepen verwijten, kan in ieder geval geen grond voor schorsing van leden van een der organen van de Stichting zijn. Wel overweegt de voorzieningenrechter nog – en dat geldt ook voor de Raad van Bestuur – dat de statuten van de Stichting op dit punt een leemte laten zien en dat de statuten in het algemeen genomen een herziening behoeven.
6.2. In het verlengde van hetgeen onder 5.1 is overwogen, is binnen het bestek van deze procedure derhalve geen plaats voor een wijziging van statuten, in welke vorm en op welke manier dan ook. Zou de vordering onder A en B in reconventie worden toegewezen, dan zou dat betekenen dat 1) een Raad van Toezicht zou worden benoemd die het bestuur welgevallig voorkomt en 2) de statuten ook nog eens gedekt door een toewijzend vonnis van de voorzieningenrechter worden gewijzigd. Over machtsgreep gesproken. Ook voor de wijziging van statuten kent de wet een bijzondere regeling en is in casu gesteld noch gebleken waarom deze regeling als vervat in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet gevolgd zou kunnen worden. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
6.3. De vordering sub C. in reconventie moet worden afgewezen, gelet op hetgeen over de toegang tot het kerkgebouw in conventie reeds is overwogen.
6.4. De vordering sub D. in reconventie moet eveneens worden afgewezen. De vordering is onvoldoende onderbouwd en toewijzing ervan leidt onvermijdelijk tot executiegeschillen. Immers, het enkele begrip schadende uitlatingen en het begrip opruiend gedrag is vrij rekbaar; wat voor de één opruiend en schadend is, kan voor de ander acceptabel zijn.
6.5. Hetgeen onder E. in reconventie wordt gevorderd heeft opnieuw betrekking op de taken en bevoegdheden van de Raad van Toezicht enerzijds en de Raad van Bestuur anderzijds. Krachtens de statuten rust het dagelijks bestuur bij de Raad van Bestuur; het dagelijks financieel bestuur rust bij de penningmeester van datzelfde bestuur. Die penningmeester (waarvan reeds in conventie is overwogen dat deze voorshands rechtsgeldig benoemd is) heeft voor een deugdelijke uitvoering van dat bestuur nodig dat hij kan beschikken over de administratie en aanverwante bescheiden van de Stichting. Dat geldt in het algemeen en het geldt ook in casu. De vordering op dit punt dient daarom te worden toegewezen. De Raad van Toezicht heeft weliswaar een controlerende taak, maar niet in eerste lijn. Die controle vindt immers slechts achteraf plaats, zo rond de jaarlijkse gecombineerde vergadering. In die vergadering dient de penningmeester op het financiële vlak rekening en verantwoording af te leggen. Dat de Raad van Toezicht daarbij de beschikking c.q. inzage heeft over c.q. in relevantie bescheiden, is duidelijk. Dat zij die bescheiden zich reeds nu heeft toegeëigend, is gelet op de uiterste datum van de gecombineerde vergadering wat vroeg.
Kostenveroordeling en dwangsom in conventie en in reconventie
7. Omdat beide partijen over en weer grotendeels in het ongelijk zijn gesteld, acht de voorzieningenrechter termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.
7.1 De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Eveneens zal een termijn worden gesteld, na ommekomst van welke termijn de dwangsommen verbeurd zullen worden, één en ander voor zover zulks niet reeds is gevorderd.
In conventie
I. Gebiedt de Raad van Bestuur om de Raad van Toezicht toegang te verschaffen tot het aan de Stichting in eigendom toebehorende kerkgebouw te Vroomshoop, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, met een maximum van € 5.000,-- voor iedere dag dat de Raad van Bestuur hiermee in gebreke blijft en met dien verstande dat de te verbeuren dwangsommen aan de Stichting ten goede zullen komen.
II. Gebiedt de Raad van Bestuur om binnen vijf dagen na betekening van dit tegen behoorlijk bewijs van kwijting zorg te dragen voor terugboeking van de door haar overgeboekte gelden, naar de rekening van de Stichting waarop dit bedrag ad € 117.500,00 voordien stond, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, met een maximum van € 5.000,-- voor iedere dag dat de Raad van Bestuur hiermee in gebreke blijft en met dien verstande dat de te verbeuren dwangsommen aan de Stichting ten goede zullen komen.
III. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
IV. Verklaart onderdeel I en II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
V. Veroordeelt de Raad van Toezicht om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis alle administratie, boeken en bescheiden zoals zij deze heeft ontvangen van de heer Z aan de Raad van Bestuur te retourneren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, met een maximum van € 5.000,-- voor iedere dag dat de Raad van Bestuur hiermee in gebreke blijft en met dien verstande dat de te verbeuren dwangsommen aan de Stichting ten goede zullen komen.
VI. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
VII. Verklaart onderdeel V. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
VIII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2009, in tegenwoordigheid van mr. G.W. Weenink, griffier.