ECLI:NL:RBALM:2009:BJ8819

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103350 / KG ZA 09-198
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Haarhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op verspreiding van beschuldigingen en contactverbod in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 24 juni 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, wonende te Zoetermeer, en gedaagde, wonende te Enschede. Eiser heeft gedaagde aangeklaagd wegens het dreigen met de verspreiding van een brief waarin beschuldigingen aan het adres van eiser worden geuit. Eiser heeft de beschuldigingen ontkend en vordert in kort geding dat gedaagde wordt verboden om de brief te verzenden, andere beschuldigingen te uiten en contact met hem op te nemen.

De zaak is behandeld op 23 juni 2009, waarbij zowel eiser als gedaagde in persoon zijn verschenen. Eiser heeft uiteengezet dat hij in verband wordt gebracht met ontuchtige handelingen jegens de minderjarige dochter van gedaagde, maar dat er geen strafrechtelijke vervolging heeft plaatsgevonden. Eiser vreest voor schade aan zijn eer en goede naam door de verspreiding van de brief, die hij als smaad beschouwt.

Gedaagde heeft in zijn verweer gesteld dat hij de brief wil verzenden als eiser niet uit de buurt van zijn dochter vertrekt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verspreiding van de brief niet toelaatbaar is, omdat deze de eer en goede naam van eiser kan schaden, ook al wordt zijn naam niet expliciet genoemd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser grotendeels toegewezen, met uitzondering van de machtiging om het vonnis met behulp van de sterke arm te handhaven.

De voorzieningenrechter heeft gedaagde verboden om de brief te verzenden, andere beschuldigingen te uiten en contact met eiser te leggen, onder verbeurte van een dwangsom. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 103350 / KG ZA 09-198
datum vonnis: 24 juni 2009 (z)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
x,
wonende te Zoetermeer,
eiser,
advocaat: mr. M.P. de Klerk,
tegen
y,
wonende te Enschede,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Het procesverloop
Eiser heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 juni 2009. Ter zitting zijn verschenen: eiser, vergezeld door mr. De Klerk, en gedaagde in persoon. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Op 4 maart 2008 is bij de politie Haaglanden te Zoetermeer aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen tegen eiser. Eiser zou ontucht hebben gepleegd met de destijds minderjarige en verstandelijk gehandicapte dochter van gedaagde. Eiser is door de politie in verzekering gesteld, maar vervolgens weer vrijgelaten. Eiser heeft de beschuldigingen ontkend. Strafvervolging heeft sedertdien stilgelegen.
- Op 10 december 2008 heeft gedaagde een brief aan eiser gestuurd, waarin hij ingaat op de beschuldigingen aan het adres van eiser.
- Bij brief van 7 april 2009 en bij deurwaardersexploit van 28 april 2009 heeft eiser aan gedaagde verzocht om geen contact meer met hem op te nemen.
- Op 16 juni 2009 hebben eiser en zijn raadsman van gedaagde een bericht ontvangen waarin gedaagde dreigt om tot verspreiding van een toegezonden conceptbrief over te gaan. Gedaagde kondigde aan om de brief op 29 juni 2009 te zullen verzenden.
- Bij brief van 17 juni 2009 is namens eiser aan gedaagde bericht dat gedaagde moet afzien van het verspreiden van de conceptbrief en dat gedaagde aansprakelijk is voor de eventuele schade aan de eer en goede naam van eiser, die het gevolg mocht zijn van het niettemin verzenden van de bedoelde conceptbrief.
- Eiser vordert thans in kort geding:
a. gedaagde te verbieden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de brief als weergegeven onder productie 4 bij dagvaarding of enige brief van vergelijkbare strekking te verzenden;
b. gedaagde te verbieden om enige andere (schriftelijke) beschuldiging jegens eiser te uiten;
c. gedaagde te verbieden om op welke wijze dan ook contact met eiser te leggen;
d. machtiging aan eiser om het te wijzen vonnis desnoodzakelijk ten uitvoer te leggen of te handhaven met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
e. gedaagde te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom van € 1.500,= of een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere overtreding van het te wijzen vonnis die gedaagde mocht begaan;
f. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de kosten van rechtsbijstand in de vorm van de door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage van € 449,=;
g. het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2. Het standpunt van eiser.
Eiser blijft bij het door hem gevorderde verbod aan gedaagde om op 29 juni 2009 de aangekondigde brief te verspreiden. Gedaagde handelt dan onrechtmatig jegens eiser. Hoewel de naam van eiser in de brief van gedaagde niet wordt genoemd, is de link met eiser toch eenvoudig te leggen.
Door de verspreiding door gedaagde van de aangekondigde brief zullen de eer en goede naam, alsmede de veiligheid van eiser in het geding zijn, juist ook in een tijd dat zedendelinquenten publiekelijk en openlijk aan de schandpaal worden genageld. Maar in dit geval is er nog helemaal geen sprake van vervolging, laat staan veroordeling van eiser. Het lijkt er op dat er met de strafzaak ook niets meer gebeurt. Alle mogelijke beschuldigingen moeten aan de officier van justitie worden overgelaten. Binnenkort wordt namens eiser een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediend, ten aanzien van de drie dagen die eiser ten onrechte in verzekering is gehouden (toekenning schadevergoeding Staat).
Eiser werkt in de buurt (fietswinkel in de Badhuisstraat) van de inrichting waar de dochter van gedaagde verblijft. Eiser heeft de dochter in de Badhuisstraat echter nog nooit gesproken, maar daar alleen een keer gezien bij de verkoop van vuurwerk. Eiser wil helemaal geen contact met gedaagde en zijn dochter.
3. Het standpunt van gedaagde.
Gedaagde zou het schandalig vinden als het gevorderde verbod tot verspreiding van de meergenoemde brief zou worden toegewezen. Gedaagde heeft een verspreidingsdatum van 29 juni 2009 genoemd. Het is voor gedaagde: “of eiser uit de buurt van zijn dochter weg (de Duinweg), of de brief wordt verzonden”. Gedaagde heeft hierop geen reactie van eiser gehad. Gedaagde’s dochter komt eiser vaker tegen, het laatst nog twee weken geleden. Een poos geleden zag de dochter een leider van de stichting (de Compaan), waar de dochter verblijft, voor eiser aan. Ze raakte helemaal in paniek en sprong een aantal meters naar beneden, waarbij zij onder andere haar benen brak.
Als eiser strafrechtelijk wordt veroordeeld, zal gedaagde eiser en de stichting aansprakelijk stellen. Eiser mocht immers als vrijwilliger bij de stichting werkzaam zijn. Bij een eventuele niet-vervolging van eiser gaat gedaagde in hoger beroep.
Het parket van de officier van justitie heeft onlangs telefonisch aan de ex-vrouw van gedaagde laten weten dat de strafzaak tegen eiser nog steeds in behandeling is.
In de ogen van gedaagde heeft eiser zijn kind kapot gemaakt.
4. De voorzieningenrechter zal het gevorderde verbod op de verspreiding door gedaagde van de meergenoemde brief (op 29 juni 2009) of een andere brief van gelijke inhoud en strekking toewijzen, alsmede de overige vorderingen, behoudens de gevraagde machtiging. Het is nog helemaal niet zeker of de officier van justitie daadwerkelijk tot vervolging zal overgaan, laat staan dat eiser strafrechtelijk veroordeeld wordt. Vooralsnog is eiser niet meer dan een verdachte. Verspreiding van de door gedaagde gemaakte conceptbrief in de woonwijk van eiser is niet toelaatbaar. Bij verzending van de brief maakt gedaagde zich schuldig aan smaad.
Hoewel de brief de naam van eiser niet vermeldt, is aannemelijk dat buurtbewoners er gelet op de vermelding van de stichting De Compaan achter zullen komen dat eiser in de brief wordt bedoeld als dader.
Het in punt 4 van het petitum van de dagvaarding gevorderde behoort te worden afgewezen, nu dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter praktisch onuitvoerbaar lijkt en er van fysieke bedreiging geen sprake is.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om aan de gevorderde dwangsom het na te melden maximum te stellen.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de onderhavige procedure als na te melden worden veroordeeld. Voor een veroordeling van gedaagde in de door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage van eiser is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen plaats.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. verbiedt gedaagde om
- uitvoering te geven aan zijn voornemen om de brief als weergegeven onder productie 4 van de dagvaarding of enige brief van vergelijkbare strekking te verzenden,
- enige andere (schriftelijke) beschuldiging jegens eiser te uiten en
- op welke wijze dan ook contact met eiser te leggen,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,= voor iedere overtreding van het in dit vonnis bepaalde verbod die gedaagde mocht begaan, zulks met een maximum van € 30.000,=;
II. veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op € 347,98 aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat.
a. aan de griffier van deze rechtbank:
- € 196,50 wegens in debet gesteld griffierecht
- € 85,98 wegens exploitkosten
- € 527,= wegens salaris van de advocaat
b. € 65,50 aan de advocaat van eiser wegens niet in debet gesteld griffierecht.
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Haarhuis, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2009, in tegenwoordigheid van Zomer, griffier.