ECLI:NL:RBALM:2009:BK4940

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105967 / KG ZA 09-324
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inschrijving van eigendom door verkrijgende verjaring door de Gemeente Tubbergen afgewezen

In deze zaak vorderde de Gemeente Tubbergen in kort geding de inschrijving van eigendom door verkrijgende verjaring in de openbare registers. De Gemeente stelde dat zij sinds 1961 het trottoir langs de Dorpsstraat te Geesteren in bezit had en dat de verjaringstermijn van 20 jaar was verstreken. De Gemeente had in 2008 opnieuw onderzoek gedaan naar de eigendomsverhoudingen en geconstateerd dat een deel van het trottoir niet in haar eigendom was, maar in eigendom van X c.s. De Gemeente had hen op de hoogte gesteld van haar beroep op verjaring, maar X c.s. weigerden dit te erkennen. De Gemeente vorderde daarom dat het Kadaster de notariële verklaringen van verjaring zou inschrijven en dat X c.s. zouden meewerken aan de inmeting van de percelen.

X c.s. betwistten de vordering en stelden dat de Gemeente nooit eigenaar was geworden van de gronden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente niet had aangetoond dat zij zich als bezitter had gedragen, aangezien het enkel aanleggen van een trottoir niet voldoende was om aan te nemen dat de Gemeente de eigendom had verworven door verjaring. De voorzieningenrechter wees de vordering van de Gemeente af en veroordeelde haar in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 17 november 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 105967 / KG ZA 09-324
datum vonnis: 17 november 2009 (z)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
het openbaar lichaam De Gemeente Tubbergen,
gevestigd te Tubbergen,
eiseres,
verder te noemen de Gemeente,
advocaat: mr. W. van de Wetering,
tegen
H.M. X,
wonende te Haaksbergen,
J.G.A. Y,
wonende te Geesteren,
J.G.B.M. Z,
wonende te Hengelo (O),
Xx,
wonende te Geesteren,
Yy,
wonende te Geesteren,
advocaat van Xx en Yy: mr. W.J.J. Lamers te Amstelveen,
en
De Bewaarder van het Kadastrale Register,
kantoorhoudende te Zwolle
gedaagden,
X, Y, Z, Veldhuis en Veldhuis verder te noemen X c.s.
en de Bewaarder van het Kadastrale Register verder te benoemen het Kadaster.
Het procesverloop
De Gemeente heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 3 november 2009. Ter zitting zijn verschenen: de heer R.A. Bos namens de Gemeente, vergezeld door mr. W. van de Wetering, en de heren
H.M. X, J.G.A. Y, J.G.B.M. Z in persoon en Xx en Yy, vergezeld door mr. W.J.J. Lamers. Namens het Kadaster is verschenen mevrouw M. Mollee. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten
1. De Gemeente heeft rond 1960 plannen gemaakt om een trottoir aan te leggen langs de Dorpsstraat te Geesteren (gemeente Tubbergen). Het trottoir langs de nabij gelegen Oude Lutkeberg te Geesteren is gelijktijdig verlegd. De Gemeente heeft onderzoek gedaan naar de eigendomsverhoudingen van de gronden. De gronden bleken eigendom te zijn van een aantal particulieren. De Gemeente is met hen in gesprek gegaan teneinde de benodigde gronden in eigendom te verkrijgen. Met de meeste particulieren is overeenstemming bereikt over verkoop van een deel van hun gronden waarop het trottoir zou worden aangelegd c.q. verlegd. Ondanks dat nog niet alle gronden ten behoeve van de aanleg en verlegging van het trottoir waren verkocht en geleverd aan de Gemeente, is de Gemeente in 1961 overgegaan tot het aanleggen en verleggen van het trottoir.
In 2008 heeft de Gemeente plannen gemaakt om de Dorpsstraat (westzijde) opnieuw in te richten. Onderdeel daarvan was herbestrating van de trottoirs aan de Dorpsstraat en de Oude Lutkeberg. In verband daarmee heeft de Gemeente (opnieuw) onderzoek gedaan naar de eigendomsverhoudingen teneinde te achterhalen wie de eigenaren zijn van de ondergrond van de trottoirs.
Hierbij is gebleken dat een deel van het trottoir aan de Oude Lutkeberg 2, Dorpsstraat 64-66, 67 en 68 niet in eigendom is bij de Gemeente. Deze gronden
zijn in eigendom bij X c.s..
Bij brieven van 11 december 2008 en 9 januari 2009 heeft de Gemeente aan betreffende grondeigenaren kenbaar gemaakt dat de Gemeente een beroep op verjaring toekomt, nu zij reeds in 1961 het trottoir heeft gereconstrueerd.
X c.s. heeft vervolgens laten weten niet in te stemmen met een beroep op verjaring.
De Gemeente heeft het Kadaster notariële verklaringen aangeboden, zoals bedoeld in artikel 34 van de Kadasterwet, inhoudende dat de verjaring van de betreffende gronden is ingetreden. In deze notariële verklaringen heeft de notaris aangegeven dat artikel 37 lid 1 onder c van de Kadasterwet van toepassing is. Dat wil zeggen dat X c.s. niet met het beroep op verjaring hebben ingestemd, alsook dat de notaris niet genoegzaam uit bewijsstukken is gebleken dat van extinctieve verjaring sprake is.
Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Kadasterwet heeft de Gemeente het Kadaster verzocht de aanbieding van de notariële verklaringen te boeken in het register van voorlopige aantekeningen.
Inschrijving kan vervolgens slechts plaatsvinden op bevel van de rechter, indien X c.s. niet bereid zijn de verjaring te erkennen.
Standpunten van partijen
2. De Gemeente wenst de eigendomsverkrijging door verjaring in te schrijven in de openbare registers. Dat is niet mogelijk zolang X c.s. de verjaring niet erkennen.
De Gemeente vordert daarom in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad,
- het Kadaster te bevelen de notariële verklaringen, inhoudende de extinctieve verjaring van de gronden zoals genoemd in ieder van de notariële verklaringen, in te schrijven in de openbare registers;
- X c.s. te bevelen mee te werken aan inmeting van de bedoelde percelen, indien het Kadaster dit noodzakelijk acht;
- X c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding.
De Gemeente is van mening dat artikel 3:105 BW ten deze van toepassing is. Daarin is bepaald dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Voorts verwijst de gemeente naar artikel 3:306 BW, waarin is bepaald dat, indien de wet niets anders bepaalt, een rechtsvordering verjaart door verloop van 20 jaren. De genoemde termijn van 20 jaren moet geacht worden te zijn aangevangen op de dag volgende op die waarop onmiddellijke opheffing van de onrechtmatige toestand gevorderd kon worden.
De Gemeente stelt al vanaf 1961 bezitter te zijn van de gronden die onderwerp van deze procedure zijn. Door het verstrijken van de termijn van 20 jaren na 1961 heeft de Gemeente de eigendom van de gronden verkregen, ongeacht of deze verkrijging te goeder of te kwader trouw is geweest. De Gemeente is al eigenaar van de openbare weg, in casu de Dorpsstraat en de Oude Lutkeberg. In dat verband verwijst zij tevens naar artikel 1, lid 2 van de Wegenwet, waarin wordt bepaald dat onder het begrip ”weg” mede wordt verstaan een voetpad, in dit geval het door haar aangelegde trottoir op de gronden van X c.s.. Ingevolge artikel 4 lid 1 van de Wegenwet kan een weg openbaar worden door verjaring. In artikel 13 lid 1 van de Wegenwet is bepaald dat een openbaar lichaam, waarbij de onderhoud van een weg berust, vermoed wordt eigenaar van de weg te zijn
Volgens de Gemeente doet zij terecht beroep op de extinctieve verjaring. X c.s. kunnen ten aanzien van deze gronden dus geen rechtsvordering meer instellen.
De Gemeente verzoekt haar vordering toe te wijzen. Spoedeisend belang hoeft in een procedure als de onderhavige niet aangetoond te worden.
3. X c.s. betwist het standpunt van de Gemeente. X c.s., respectievelijk hun rechtsvoorgangers hebben nooit afstand van de onderhavige gronden gedaan. Het was de Gemeente ook bekend dat de gronden eigendom van X c.s. of rechtsvoorgangers waren.
X c.s. zijn er altijd van uitgegaan dat zij eigenaar van de gronden zijn gebleven. Weliswaar heeft de Gemeente in 1961 besloten tot verbreding van de weg en een trottoir aangelegd, maar dat trottoir kwam in de plaats van de bestrating die er al lag. X c.s. hadden tegen de aanleg van het trottoir geen bezwaar, mits de eigendomssituatie ongewijzigd bleef. Ook voor 1961 hadden de onderhavige gronden al een openbaar karakter, in die zin dat er publiek over de door X c.s. aangebrachte bestrating liep. Ten opzichte van die situatie is in en na 1961 dus niets veranderd. X c.s. of rechtsvoorgangers zijn niet alleen eigenaar gebleven, maar ook bezitter. Van extinctieve verjaring is geen sprake.
Met betrekking tot onroerende zaken heeft hierbij voorts te gelden dat niet spoedig wordt aangenomen dat een partij zich het bezit heeft verschaft door middel van occupatie. Het betreden van het perceel is niet voldoende om van inbezitneming te spreken: noodzakelijk is dat de bezitter zich gedraagt alsof hij eigenaar is, terwijl daarnaast duidelijk moet zijn dat de macht van de oorspronkelijk bezitter over de zaak is geëindigd. Daarom valt niet vol te houden dat de Gemeente de gronden in bezit heeft genomen, simpel doordat zij trottoirs heeft aangelegd.
4. Het Kadaster is in dit geding gedagvaard omdat de Kadasterwet en het Burgerlijk Wetboek dat in dergelijke gevallen voorschrijven, maar het Kadaster heeft een neutrale positie en heeft in deze zaak geen eigen standpunt ingenomen.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
5. De voorzieningenrechter zal de vordering van de Gemeente afwijzen.
Met X c.s. is hij van oordeel dat van de gestelde verjaring
slechts sprake kan zijn in het geval de Gemeente zich na het aanleggen van het trottoir op de gronden van X c.s. of rechtsvoorgangers in 1961 als bezitter is gaan gedragen. Aan die eis is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldaan. Met betrekking tot onroerende zaken heeft te gelden dat niet spoedig wordt aangenomen dat een partij zich het bezit heeft verschaft door middel van occupatie. Noodzakelijk is dat de bezitter zich is gaan gedragen alsof hij eigenaar is, terwijl daarnaast duidelijk moet zijn dat de macht van de oorspronkelijke bezitter over de zaak is geëindigd. Het enkel aanbrengen van een nieuw trottoir in 1961, terwijl ter plaatse al bestrating aanwezig was die toen al voor het publiek toegankelijk was, is onvoldoende om aan te nemen dat de Gemeente sindsdien als bezitter van de gronden is aan te merken. Van extinctieve verjaring is daarom geen sprake. De voorzieningenrechter zal het Kadaster om die reden niet bevelen de notariële verklaringen, inhoudende de extinctieve verjaring van de gronden zoals genoemd in ieder van de notariële verklaringen, in te schrijven in de openbare registers. Als gevolg daarvan zal de voorzieningenrechter, zo dat al mogelijk zou zijn geweest, X c.s. evenmin bevelen mee te werken aan inmeting van de percelen indien het Kadaster dit noodzakelijk acht.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst het door de Gemeente gevorderde af.
II. Veroordeelt de Gemeente in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden X, Y en Z elk begroot op € 262,= aan verschotten, aan de zijde van Xx en Yy begroot op € 262,= aan verschotten en € 816,= aan salaris van hun advocaat.
III. Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2009, in tegenwoordigheid van Zomer, griffier.