RECHTBANK ALMELO
STRAFVONNIS
(schriftelijk vonnis PR)
Parketnummer: 08/800004-10
Uitspraak: 8 januari 2010
De politierechter in de Rechtbank te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonadres],
na splitsing ter terechtzitting op grond van artikel 285, derde lid, Wetboek van Strafvordering.
terechtstaande ter zake dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de Pastoriestraat en in gebruik bij horecagelegenheid De Twins, althans bij
een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting, waarop door de politierechter erop is gewezen dat een aantal aanverwante zaken in het voorbije jaar naar de meervoudige kamer zijn verwezen opdat in die zaken gelegenheid bestaat tot nader opsporingsonderzoek naar de feiten, alsook om het openbaar ministerie gelegenheid te bieden om antwoorden te formuleren op een aantal fundamentele juridische vragen;
Gehoord officier van justitie, die vordert dat het onderzoek in deze zaak wordt aangehouden zodat hij nader onderzoek kan doen naar de feiten en de juridische vraagpunten, en gehoord de raadsvrouwe van de verdachte die de voorkeur heeft voor onmiddellijke afdoening omdat zij van mening is dat haar cliënt moet worden vrijgesproken.
De politierechter overweegt als volgt.
Uit het “proces-verbaal van relaas” blijkt dat aan de verbalisant [naam verbalisant] is gebleken dat uit navraag bij het INFO-centrum bleek dat verdachte een rode kaart (collectief horecaverbod) had voor de Vereniging Horeca Binnenstad Hengelo. Hierbij is volgens de verbalisant ook danscafé Twins aangesloten. Waar hem dat uit blijkt wordt door hem niet genoteerd, evenmin als of dat ook reeds het geval was toen het zogenoemde horecaverbod beweerdelijk werd uitgereikt.
In het dossier is verder ingevoegd een kleurenkopie van de voorzijde van die uitgereikte Rode Kaart en een volgens de verbalisant bij die kaart behorende kleurenfoto, met verdachtes naam erboven. Niet duidelijk is door wie en wanneer die foto genomen is en waarom de daarop afgebeelde persoon aan het maken daarvan heeft meegewerkt. Ter zitting is gebleken dat de man op de foto grote gelijkenis vertoont met verdachte.
In het bijzonder wordt ook niet duidelijk uit het proces-verbaal hoe en door wie die kaart is uitgereikt en wat daarbij verder aan informatie is gegeven. Op de kaart zelf staat niet wat de ontvanger voortaan niet meer zou mogen en ook niet wie hem dit wanneer meedeelt en waar degene die de kaart uitreikt, het recht daartoe vandaan haalt. Er staat een klein logo van de Politie Twente op en een klein logo van Horeca Nederland, en in tekst boven dit laatstgenoemde logo staat er, alsof het de afzender is – naast de handtekening van de ontvanger – Koninklijke Horeca Nederland. Heel klein in de hoek staat nog een motto van de politie << waakzaam en dienstbaar >> en een grote gele Smiley met een overdreven grote hand.
Op de kaart is een paar vakjes met de handgeschreven ingevuld. Zo is er een vakje Ondernemersvereniging waarin “Vereniging Binnenstad Hengelo VHBH” in ingevuld, er staat ingevuld in het vakje Geldigheidsduur Horecaverbod: 24 maanden eindigend op 7 juni 2010. In het vakje strafbaar feit staat: negeren lokaalverbod Roetie en bedreigen personeel disco New York.
Kort samengevat: de kaart wekt de indruk informatie te verschaffen of daarvoor bedoeld te zijn, maar de relevantie van de verstrekte informatie is de politierechter niet duidelijk, terwijl uit de kaart niet blijkt wie de afzender is en wat die nu eigenlijk wil zeggen.
In het bijzonder blijkt op die kaart nergens uit dat verdachte de toegang ontzegd was om op 1 januari 2010 een bezoek te brengen aan horecagelegenheid De Twins.
De verbalisant [naam] noteert echter wel op bladzijde 5 van zijn proces-verbaal dat verdachte tijdens het verhoor verklaarde “dat hij wist dat hij een rode kaart had voor de horeca in de binnenstad van Hengelo en dat hij dacht dat danscafé Twins niet bij de keten was aangesloten, en dat hij dit allemaal niet in zijn verklaring wilde hebben staan.”
Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat hij een rode kaart had gekregen, dat daarbij geen lijst is overhandigd van aangesloten bedrijven en dat hij meende dat Twins niet was aangesloten, hetgeen hij meende te weten omdat hij het zelf ook in het verleden al eens “aan de baas van Twins” had gevraagd.
Voordat echter toegekomen kan worden aan de bewijsvraag zijn er een aantal voorvragen te beantwoorden, waarbij in het bijzonder de in artikel 348 Sv genoemde ontvankelijkheid van het openbaar ministerie discussie overweging behoeft.
Zoals in drie eerdere zaken die deze politierechter vanaf begin 2009 heeft behandeld is opgemerkt, valt er over het collectief horeca verbod en het collectief winkelverbod het nodige te overwegen. Sommige relevante rechtsvragen raken dermate aan de wortel van de rechtstaat en daarmee ook aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie dat nader onderzoek geïndiceerd is, ook zonder daartoe strekkende wens van de zijde van de verdediging; het is de ambtshalve plicht van de rechter op grond van artikel 348 Wetboek van Strafvordering. Overigens zijn ze ook relevant voor de te beantwoorden bewijsvraag van artikel 350 Wetboek van Strafvordering, zodat ook om die reden nader onderzoek passend is.
Over het Collectief Horecaverbod
Deze zaak betreft het zogenaamde collectief horecaverbod, ook wel collectieve horecaontzegging genoemd.
Over het aanverwante Collectief Winkelverbod, in andere gemeenten ook wel Collectieve Winkelontzegging genoemd is eerder door deze politierechter al het volgende overwogen.
Blijkens informatie op sites als die van Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid http://www.hetccv.nl/instrumenten/Keurmerk+Veilig+Ondernemen/index,
is het collectief horecaverbod een instrument binnen het keurmerk Veilig Uitgaan zoals het collectief winkelverbod een instrument is van het Keurmerk Veilig Ondernemen. Dat laatste Keurmerk is volgens het CVV een instrument om maatschappelijke veiligheid te vergroten. Naast inbraak-, brand- en overvalpreventie wordt daarmee ook ingezet op het terugbrengen van criminaliteit en overlast in winkelgebieden.
Wat het terugbrengen van criminaliteit en overlast in winkels betreft werken ondernemers, politie, het openbaar ministerie, gemeenten en eventueel andere private of publieke partijen daarbij samen om aan de eisen van het Keurmerk te voldoen voor (bepaalde delen van) steden of dorpen. Voor het Keurmerk Veilig Uitgaan in de horeca geldt mutatis mutandis hetzelfde, leidt de politierechter af uit hetgeen is vermeldt op de website van het regionaal platform criminaliteitspreventie Twente, www.rpctwente.nl/html/contrib/rpctwente/rpctwente.php
Uit de site over het winkelverbod blijkt verder het volgende: Ondernemers die in de door het KVO gecertificeerde gebieden van een gemeente meedoen aan het Keurmerk Veilig Ondernemen, komen op een lijst die op het internet voor iedereen is te raadplegen. Bovendien plakken zij een sticker bij de entree van hun winkel.
De eerste keer dat een persoon bij een aangesloten winkelondernemer op heterdaad betrapt wordt op (poging tot) winkeldiefstal krijgt hij van de politie een gele kaart of, indien de winkeldiefstal met agressie gepaard ging, een rode kaart met een geldigheidsduur van 24 maanden uitgereikt. Na een gele kaart wordt, bij recidive binnen een half jaar, een rode kaart uitgereikt met een geldigheidsduur van 12 maanden. De politie overhandigt de kaart en houdt daarvan een registratie bij. De politie zorgt er vervolgens voor dat de personalia en een foto op een alleen door de ondernemers en hun personeel te raadplegen site in te zien zijn.
Over het collectief horecaverbod, of collectieve horecaontzegging, wordt op de eerder genoemde website nog het volgende vermeld:
Horeca
De geregistreerde horecaondernemer (deelnemer) is zelf verantwoordelijk voor de veiligheid in zijn onderneming en de naleving van het collectief horecaverbod. Een deelnemer registreert zich middels de aanmeldkaart bij de SCT en gaat daarbij akkoord met de inhoud van het convenant CHV. Hierbij is de deelnemer verplicht om zijn deelname kenbaar te maken aan het uitgaanspubliek doormiddel van het opplakken van de deelnemerssticker bij de ingang van de horecaonderneming.
Bij het uitreiken van een rode kaart is de deelnemer verantwoordelijk voor het versturen van de gegevens van de rode kaarthouder (inclusief foto) naar de SCT voor plaatsing op de besloten website. Deze besloten website kan enkel geraadpleegd worden door de bij het collectief horecaverbod aangesloten deelnemers.
Politie
De politie is verantwoordelijk voor de veiligheid in het publieke domein en zal in geval van een strafbaar feit bij een aangesloten horecaonderneming de betrokkene een gele dan wel rode kaart overhandigen. Tevens is de politie aanspreekbaar op het aanleveren van een foto voor de besloten website, wanneer de horecaonderneming deze niet heeft.
Openbaar Ministerie
Het OM zorgt voor de vervolging van daders in het kader van het collectief horecaverbod en houdt toezicht op de uitvoering van de strafvonnissen.
Stichting Criminaliteitsbeheersing Twente
De Stichting Criminaliteitsbeheersing Twente (SCT) registreert de horecaondernemingen die participeren bij het collectief winkelverbod, de lijst met deelnemers is te raadplegen op deze site. Daarnaast beheert de SCT de website met het overzicht van de rode kaarthouders.
Tevens is de SCT aanspreekpunt voor rode kaarthouders wanneer zij inzicht willen hebben in de van hun geregistreerde persoonsgegevens en/of het aanpassen, corrigeren of verwijderen van deze.
Uit de door de politierechter bezochte openbaar toegankelijke internetsites blijkt overigens niet welk criterium geldt voor het krijgen van de rode kaart in het systeem van de collectieve horecaontzegging, wanneer men de gele kaart krijgt en of een andere duur dan 24 maanden ook tot de mogelijkheden behoort, en wie bepaalt welke kaart/tijdsduur aan de orde is. Volgens deze site zou het de ondernemer zijn die de kaart uitdeelt, overigens tegelijk ook voor het terras voor de zaak. Is dat een besloten lokaal in de zin van artikel 138 Sr zodat de verdachte niet meer op het terras mag komen? Is het werkelijk de ondernemer die het wangedrag gaat kwalificeren als een strafrechtelijk strafbare bedreiging, mishandeling of anderszins voordat hij een kaart uitdeelt of is er iemand anders die namens de ondernemer de afwegingen maakt of een kaart wordt uitgedeeld of niet? En wat als een ondernemer er veel uitdeelt aan jongeren van allochtone afkomst (omzeiling discriminatieverbod)? Wie onderzoekt dat dan en grijpt zo nodig in?
Als de politierechter het goed ziet, dan geschiedt de uitreiking feitelijk door de politie namens de betrokken ondernemer waar het feit gepleegd is. Het is de bedoeling van die ondernemer om daarmee namens zichzelf en namens de andere aangesloten ondernemers een waarschuwing mee te delen c.q. een verbod te geven om de winkels van de aangesloten ondernemers te betreden. Juridisch gezien: De ambtenaar van politie doet het namens de politie namens de ondernemer en die weer mede namens de andere aangesloten ondernemers. De betrokken ondernemer krijgt van de politie een afschrift van de rode kaart. De betrapte persoon heeft dan een zogenoemd collectief winkelverbod gekregen. Iemand, en het lijkt de politie te zijn, maakt een foto van de betrokken persoon (onduidelijk is met welk recht) en plaatst die al of niet zelf op een min of meer besloten internetsite of levert aan iemand een foto aan, waar onduidelijk is hoeveel aangesloten ondernemers en hun personeel de namen en foto’s kunnen bekijken. Nergens uit blijkt dat aan de betrokkene een melding wordt gedaan dat zijn foto is opgenomen in een registratie als bedoeld in artikel 33 van de Wet Bescherming persoonsgegevens, zoals overigens ook niet blijkt of het verwerken van de persoonsgegevens vaan de betrokkene überhaupt wel strookt met artikel 8 van die wet en of de registratie is aangemeld bij het College Bescherming Persooonsgegevens overeenkomstig artikel 27 van die wet. Nergens uit blijkt of op grond van artikel 25 is gevraagd om een verklaring van geen bezwaar.
Wordt na verkrijging van de rode kaart een winkel van een deelnemende ondernemer betreden, dan kan de ondernemer dat melden en dan komt de politie om de persoon aan te houden met het doel deze te vervolgen wegens huisvredebreuk.
Het idee is, zo begrijpt de politierechter, dat de ondernemers de veelplegers via de besloten website leren kennen, dat ze hen daarna zullen herkennen als die hun winkel betreden, en dat zij die dan kunnen weren. Ze kunnen hen (laten) aanhouden. Daarvan gaat, zo is de gedachte kennelijk, reeds een preventieve werking uit, waardoor de veelpleger ervan af zal zien om zich bij de aangesloten ondernemers te vertonen.
In sites als die van de gemeente Enschede (www.enschede.nl/wonen/veiligheid/00003/00002/00011/) en www.kvonline.nl en van deze laatste met name www.kvonline.nl/html/contrib/collectiefwinkelverbod/werkwijze.php, www.kvonline.nl/html/contrib/collectiefwinkelverbod/gegevensuitwisseling.php en
www.kvonline.nl/html/contrib/collectiefwinkelverbod/21-4-09DeelnemerslijstKVO-WTwente_001.htm leest men meer over de werkwijze, de uitgebreid onderbouwde visie van de regiopolitie Twente op tenminste een deel van de relevante aspecten en een lijst van deelnemende bedrijven in de regio Twente.
Op de website is ook een deelnemerslijst te raadplegen waarop op 8 januari 2010 staat dat op 9 november 2010 veertig met naam en adres genoemde horecaondernemingen in Hengelo (en 80 in Enschede en nog vele andere in onder meer Almelo en Oldenzaal) waren aangesloten. Er is geen begindatum genoemd van hun aangesloten zijn. (De Twins wordt overigens wel als deelnemer genoemd, maar een vraag is of op verdachte een rechtsplicht rust, en op grond waarvan dan en hoe kan hij dat weten, om zich op deze site te informeren.) Niet wordt de Vereniging Binnenstad Hengelo of Koninklijke Horeca Nederland in dit verband ergens op de site genoemd, zodat extra de vraag is wat hun vermelding op de Rode Kaart op naam van verdachte ertoe doet. Niets wijst erop of de kaart een begrensde werking heeft voor de plaats waarin hij is uitgedeeld of dat men meteen niet meer kan uitgaan in de hele regio.
Duidelijk is dat in dit initiatief van ondernemers, gemeenten, allerlei verenigingen van ondernemers, politie en de officier van justitie een belangrijke functie wordt vervuld door de politie. Die verricht naar de politierechter vermoedt praktische handelingen als het uitreiken van de rode kaart, soms misschien ook het verstrekken van de daarbij nodige aanvullende informatie (ofschoon ook onduidelijk is welke informatie indien zij wordt verstrekt enige rechtsgeldigheid heeft), en het bekend stellen van personalia en het maken en in omloop brengen van foto’s op de besloten website van de deelnemende ondernemers. Aldus wordt in brede kring informatie verstrekt over personen, zoals de naam, geboortedatum en –plaats en met foto. Ook wordt kennelijk aldus bekend gemaakt dat deze persoon zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, terwijl er niet noodzakelijk verdere vervolging plaatst vindt, laat staan dat de zaak reeds is geëindigd in een veroordeling. Zo worden op de Rode Kaart van verdachte twee eerdere strafbare feiten genoemd, kennelijk gepleegd op of voor 7 juni 2008 die niet terug te vinden zijn op de justitiële documentatie van verdachte in het dossier.
Over de collectieve verboden zoals die aan deze politierechter nu voor de vierde keer in een jaar aan de orde komen, heeft de politierechter alle drie voorgaande keren vragen opgeworpen en dat doet hij nu weer, in de hoop dat deze thans spoedig in een onderzoek van de meervoudige kamer grondig kunnen worden onderzocht en beoordeeld.
Enerzijds is er een aantal meer praktische vragen over de kenbaarheid van het collectief verbod. Want op grond waarvan zou men na verkrijging sommige dingen niet meer mogen doen, wat zijn concreet de verboden (waar zijn die vastgelegd?), hoe moet degene die een kaart krijgt uit de kaart begrijpen wat hij niet meer mag (krijgt hij eventueel alleen mondelinge toelichting en hoe is achteraf te toetsen welke informatie hij dan mondeling kreeg?). Welke winkels en horecazaken betreft het: alleen winkels die op dat moment zijn aangesloten, of ook winkels die tijdens de duur van het winkelverbod alsnog aansluiten of zelfs ook nog winkels die na uitreiking maar voor expiratie van het uitgereikte verbod afhaken? Hoe is achteraf eenvoudig na te gaan wie deelnemer was op de uitreikingsdatum en datum van betrapping? Is de sticker bij de deur van de winkel constitutief, of de lijst op internet, of iets anders? Is het internet een geschikt medium voor de doelgroep? De politierechter wijst erop dat de lijst van deelnemers zoals hij die heden heeft geraadpleegd, al maanden niet actueel is. Is dat hetzelfde met de informatie over de te weigeren personen op de besloten site van de ondernemers?
Verder is relevant de vraag of een ondernemer in het huidige systeem wel voldoende gemachtigd is om namens een ander de toegang te ontzeggen in die anders winkel. Hoe zit het met de privacy van de personen aan wie een kaart is uitgereikt? Als het zo is dat alle personeel van deelnemende ondernemers op de besloten website kunnen kijken (en voor een succesvolle uitvoering en herkenning van de foto ook zoveel mogelijk moeten kijken), welke garantie is er dan nog dat hier geen misbruik van wordt gemaakt en is misbruik te traceren?
En mag het wel zo zijn dat blijkens het protocol “verstrekkingsvoorwaarden persoonsgegevens politie aan ondernemers” de politie verklaart zich te verbinden aan de voorwaarde “dat de politie niet aansprakelijk is voor oneigenlijk gebruik van de verstrekte politieinformatie”? Hoezo is de politie niet aansprakelijk voor misbruik van informatie die zij verspreidt? Staat er een rechtsmiddel open tegen uitreiking van een gele of rode kaart (vergelijk het via de Gemeentewet in de APV van onder meer Enschede geregelde gebiedsverbod)? Hoe verhoudt zich dit winkelverbod en het horecaverbod tot de vrijheid van verplaatsing, gegarandeerd in onder meer artikel 2, derde lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM? Hoe verhoudt het collectief winkelverbod zich tot het discriminatieverbod, namelijk: is het gerechtvaardigd om iemand niet in de winkel toe te laten als hij elders twee maal is betrapt – wellicht zelfs zonder veroordeling – terwijl men anderen die dat niet is overkomen (of die elders in Nederland twee maal zijn betrapt) wel toelaat? Is het proportioneel dat iemand in een dronken bui op zijn zestiende verjaardag in een disco een jongen slaat die te lang en indringend naar zijn meisje kijkt, anderhalf jaar later niet met zijn ouders uiteten mag in een chique restaurant om te vieren dat hij zijn eindexamen heeft gehaald? Hoe zit het met de onschuldpresumptie, in het bijzonder als zelfs de (later wegens onvoldoende overtuigend bewijs niet verder vervolgde) poging tot winkeldiefstal reeds tot een rode kaart kan leiden? Op grond waarvan mag de politie hieraan meewerken?
Is een bepaalde wijze van publicatie niet om meerdere redenen wenselijk, opdat mensen met het plan wat te stelen, niet verrast wordt door de onverwacht grote consequenties voor hun toekomstige mogelijkheden om nog ergens boodschappen te doen als zij hun poging om zich bij ontdekking hardhandig los te rukken beloond wordt met een rode kaart? Immers, zelfs de politierechter weet na al zijn onderzoek niet wanneer hij de Rode Kaart mag verwachten als hij zich in de horeca zou misdragen en wat hij dan niet meer mag. En aan deze systematische schending van het beginsel Nulla poena sine lege dragen openbaar ministerie en politie (op grond van artikel 2 Politiewet?) bij! Moet uit het strafdossier van de verdachte van huisvredebreuk ook blijken dat de rode kaart en eventueel daarvoor de gele kaart ook terecht waren opgelegd en op grond waarvan zou een kaart/winkelverbod niet geldig zijn als een ondernemer te lichtvaardig iemand in de eigen en andermans winkel niet meer wil toelaten (of de strafzaak over de winkeldiefstal in vrijspraak zou zijn geëindigd) - is dat niet toch uiteindelijk aan de ondernemer zelf om mensen al of niet lichtvaardig toegang tot private ruimtes te ontzeggen? En kan de rechter die de huisvredebreuk moet toetsen, ook de titel voor de oplegging van de Rode Kaart nog toetsen, zoals dat wel kan bij de verdenking van overtreding van de door de burgemeester opgelegde gebiedsontzegging op grond van de gemeentewet?
In dit verband is het goed om te realiseren dat het platform dat de Keurmerken aanbiedt en in onderhavige zaak de gemeente Hengelo, voor een maximale opbrengst aan maatschappelijke veiligheid baat hebben bij zo groot mogelijke deelname van horecaondernemers. Voor wat betreft het winkelverbod staan er op de lijst alleen in Enschede al ongeveer 350 winkels op de lijst, waaronder ook landelijke supermarktketens.
Het streven naar maximale bescherming tegen overlast van veelplegende winkeldieven en lastpakken lijkt er, op het eerste gezicht althans, impliciet feitelijk op gericht om het doen van alle boodschappen of het nuttigen van consumpties van wat voor aard dan ook, voor langere duur geheel onmogelijk te maken voor diegene die voor een tweede maal betrapt is. Is dat een acceptabele uitkomst en/of een objectief gerechtvaardigd streven waaraan de politie de noodzakelijke praktische medewerking mag bijdragen?
Voor wat betreft het horecaverbod is bovendien in dit verband speciaal een vraag in hoeverre wangedrag in de horeca niet – hoe onacceptabel ook – in de praktijk in belangrijke mate leeftijd gerelateerd is, en een vraag is of na een ernstige misstap niet ook geleerd kan worden, of men niet ook opgroeit door een enkele keer een fout te maken, en in hoeverre het dan passend is om een jeugdig iemand twee jaar niet toe te laten in de horeca in heel Twente of een bepaalde stad. Hoe gaat zo iemand leren zich voortaan te gedragen en hoe kan hij nog meedoen met normale sociale omgang met kameraden als hij nooit meer mee mag gaan stappen in die twee jaar? Een horecaverbod zal in de praktijk juist relatief vaak een adolescent betreffen en hem juist ook relatief zwaar treffen. Is dit een overheidsstreven? Is het een overheidstaak? En hoe zit het met de relatie tot het door dezelfde horecaondernemers verkochte alcohol aan jongeren, voordat de jongere zich misdroeg en een rode kaart kreeg? Moet door de overheid die meewerkt aan een systeem van jarendurende horecaontzeggingen, niet ook meer naar het tapgedrag van horecaondernemers gekeken worden?
Of is het doel om gechargeerd gezegd met overheidssteun het maximaal alcohol tappen te continueren om de enkeling die daar niet tegen kan en daarbij overlast veroorzaakt, te weren, zodat de rest ongestoord verder kan feesten (en daarbij verder kan drinken)? De politierechter is zich ervan bewust dat overlast en met name geweld in het uitgaansleven een reëel en niet te onderschatten kwaad is, maar wie maakt in alle hiervoor genoemde kwesties de afwegingen? Waar is de rechtsstaat in een en ander? Waar is de democratische controle op een en ander?
Al deze en meer vragen kon en kan deze politierechter niet beantwoorden zonder eerst voldoende nader onderzoek, deskundige voorlichting en ook zeker niet zonder dat daarover ter zitting een debat plaatsvindt tussen een goed voorbereide vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie en een kundige verdediging, opdat in het kader van de strafzaak tegen een verdachte, tevens een goede beoordeling plaatsvindt van dit instrument tegen het kwaad dat uitgaansgeweld (casu quo winkeloverlast) heet.
Ofschoon het een complexe aangelegenheid betreft die kennelijk in heel Nederland relevant is, trof deze politierechter op www.rechtspraak.nl slechts één enkele uitspraak aan, namelijk van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2009, LJNnr BF3266, waarin praktische vragen aan de orde kwamen maar nauwelijks werden beantwoord omdat de zaak reeds in de door de officier van justitie zelf voorgestane niet-ontvankelijkheid van het OM leidde.
De politierechter heropent daarom het onderzoek en verwijst de zaak naar de meervoudige kamer.
Heropent het onderzoek ter terechtzitting.
Verwijst verwijst de zaak naar de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van een nader te appointeren dag en uur, aangezien de politierechter van oordeel is dat de zaak door die kamer moet worden behandeld (omdat de zaak niet van eenvoudige aard is ten aanzien van de toepassing van de wet)
met bevel dat aan verdachte de (nader te bepalen) dag van de nadere zitting vanwege de officier van justitie zal worden "aangezegd",
en met verzoek tot kennisgeving van die zitting aan de raadsvrouw mr. L.V.S. Cassese.
Aldus gewezen door mr Berg, politierechter, in tegenwoordigheid van Van Putten, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in de Rechtbank voornoemd, op 8 januari 2010.