RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 750496-08.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 19 januari 2010.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [GEBOORTEPLAATS], [1925],
wonende te [WOONADRES],
terechtstaande -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- terzake dat:
1.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 01 januari 1998 tot
en met 25 april 2000 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met [SLACHTOFFER] (geboren [1988]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [SLACHTOFFER], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) vinger(s) en/of een duim en/of een dildo en/of zijn penis en/of een banaan geduwd en/of gestoken en/of gebracht in de vagina van die [SLACHTOFFER] en/of zijn (verdachtes) penis in de mond van die [SLACHTOFFER] gebracht en/of die [SLACHTOFFER] een vinger en/of een dildo in zijn (verdachtes) anus laten brengen en/of jam op de vagina van die [SLACHTOFFER] gebracht en/of die [SLACHTOFFER] bij de borsten en/of de vagina betast;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2000 tot en met 25 april 2004 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),, met [SLACHTOFFER] (geboren [1988]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [SLACHTOFFER], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) vinger(s) en/of een duim en/of een dildo en/of zijn penis en/of een banaan geduwd en/of gestoken en/of gebracht in de vagina van die [SLACHTOFFER] en/of zijn (verdachtes) penis in de mond van die [SLACHTOFFER] gebracht en/of die [SLACHTOFFER] een vinger en/of een dildo in zijn (verdachtes) anus laten brengen en/of jam op de vagina van die [SLACHTOFFER] gebracht en/of die [SLACHTOFFER] bij de borsten en/of de vagina betast ;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 01 januari 1998 tot en met 25 april 2004 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met [SLACHTOFFER] (geboren [1988]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handeling(en) uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) vinger(s) en/of een duim en/of een dildo en/of zijn, verdachtes, penis en/of een banaan duwen en/of steken en/of brengen in de vagina van die [SLACHTOFFER] en/of zijn (verdachtes) penis in de mond van die [SLACHTOFFER] brengen en/of een vinger en/of een dildo in zijn (verdachtes) anus laten brengen door die [SLACHTOFFER] en/of jam op de vagina van die [SLACHTOFFER] brengen en/of die [SLACHTOFFER] bij de borsten en/of de vagina betasten;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 14 juli 2009, 27 oktober 2009 en 5 januari 2010;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair in de eerste plaats is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met name is niet bewezen dat verdachte die feiten heeft gepleegd in de periode dat [SLACHTOFFER] de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 april 2003 tot en met 25 april 2004 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met [SLACHTOFFER] (geboren [1988]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [SLACHTOFFER], hebbende verdachte, vingers en een duim en een dildo en een banaan geduwd en/of gestoken en/of gebracht in de vagina van die [SLACHTOFFER] en zijn penis in de mond van die [SLACHTOFFER] gebracht en die [SLACHTOFFER] een vinger en een dildo in zijn anus laten brengen en jam op de vagina van die [SLACHTOFFER] gebracht en die [SLACHTOFFER] bij de borsten en de vagina betast;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
"Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 245 juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 5 januari 2010 gevorderd dat verdachte, terzake het primair in de tweede plaats wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 29 dagen en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, met toewijzing (als voorschot) van de civiele vordering van [SLACHTOFFER] tot een bedrag van € 2.000,= en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, met niet-ontvankelijk verklaring van de civiele vordering van het meer gevorderde.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twaalf maanden schuldig gemaakt aan ernstige zedendelicten, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van een vijftienjarige meisje.
Met zijn handelen heeft hij de psychische en lichamelijke integriteit van zijn nog jonge slachtoffer ernstig geschonden.
Bovendien kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen dat slachtoffers van dit soort zedendelicten vaak nog lang ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
De ernst van dit soort feiten rechtvaardigt in beginsel oplegging van een aanmerkelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Bij de vaststelling van een straf dient de rechtbank echter ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, welke omstandigheden in deze zaak als zeer bijzonder kunnen worden aangemerkt.
Die omstandigheden worden uitvoerig beschreven in de omtrent verdachte
opgemaakte rapporten, te weten het rapport d.d. 2 maart 2009, opgemaakt door M.J. ter Wengel en het aanvullend adviesrapport d.d. 29 december 2009, opgemaakt door M. Bijlsma-Mulder, beiden van de Reclassering Nederland.
De slechte lichamelijke situatie van deze thans 84-jarige verdachte heeft de rechtbank ook zelf waargenomen ter terechtzitting, terwijl ook vast staat dat hij in een verzorgingstehuis grotendeels afhankelijk is van de hem geboden medische en huishoudelijke hulp.
Bij het vaststellen van de op te leggen straf heeft de rechtbank uitdrukkelijk de inhoud van die rapporten mee laten wegen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan het opleggen van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij deze volledig hulpbehoevende en aan een rolstoel gekluisterde 84-jarige verdachte, zoveel praktische problemen kleven, dat een dergelijke detentie in dit geval in redelijkheid als niet wenselijk moet worden beschouwd. Om die reden zal de rechtbank daarvan afzien en volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, als na te melden.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [SLACHTOFFER], [WOONADRES] ter zake van het feit zich ter terechtzitting als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 3.893,61 bestaande uit de posten smartengeld (€ 2.500,=) en voor het overige uit reiskosten (bezoek jeugdpsycholoog, GGZ-jeugd Enschede en psychotherapeut).
De rechtbank overweegt dat niet eenvoudig is vast te stellen in hoeverre de psychische stoornissen van de benadeelde het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij daarom slechts ten dele van eenvoudige aard, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks enige schade is toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat bedrag op € 500,=, ter zake immateriële schade, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering.
De rechtbank zal hierbij niet de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de onwenselijkheid van detentie.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair in de eerste plaats is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het primair in de tweede plaats tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van één (1) maand.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit tot betaling aan de benadeelde partij [SLACHTOFFER], [WOONADRES] van een bedrag groot: € 500,=.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [SLACHTOFFER], voor een deel van
€ 3.393,61 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Vogel, voorzitter, mr. Bloebaum en mr. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 januari 2010.