ECLI:NL:RBALM:2010:BL0871
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. van Rhijn
- Rechtspraak.nl
Beroep op opschortingsrecht in betalingsgeschil tussen schilder en opdrachtgever
In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Almelo op 26 januari 2010, is een geschil ontstaan tussen een schilder, handelend onder de naam 'Schildersbedrijf ...', en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, over de betaling voor schilderwerkzaamheden. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.F. van Emden, vorderde een bedrag van € 3.316,90 van de gedaagde partij, die werd bijgestaan door mr. J.G.M. Stassen. De gedaagde had een beroep gedaan op haar opschortingsrecht, omdat de eiser geen Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) had overgelegd, wat volgens gedaagde haar zou vrijwaren van mogelijke aanspraken van de belastingdienst.
De rechtbank oordeelde dat het opschortingsrecht van gedaagde niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter stelde vast dat er onvoldoende samenhang bestond tussen de betalingsverplichting van gedaagde en de vermeende verplichting van eiser om een VAR te verstrekken. De rechter concludeerde dat het volledig niet betalen door gedaagde een disproportionele reactie was en dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De vordering van eiser werd toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding.
In reconventie vorderde gedaagde een bedrag van € 4.500,00 wegens herstelwerkzaamheden, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet had aangetoond dat eiser in gebreke was gesteld en dat de vordering van gedaagde niet ontvankelijk was. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.