ECLI:NL:RBALM:2010:BL8311

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10116 HA RK 88-09
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Moes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een vennootschap onder firma en benoeming van een vereffenaar

In deze zaak verzoekt W. de rechtbank om te verklaren voor recht dat de vennootschap onder firma (vp) v.o.f. per 23 maart 2009 is ontbonden, dat de gegevens in het handelsregister onrechtmatig zijn, en om een vereffenaar te benoemen. W. is per 23 maart 2009 uitgetreden als vennoot, wat volgens hem leidt tot de ontbinding van de vennootschap. D. heeft echter op 30 maart 2009 zijn zoon als vennoot ingeschreven, wat W. als onrechtmatig beschouwt. D. verzet zich tegen het verzoek van W. en stelt dat er geen juridische opzegging heeft plaatsgevonden en dat W. niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoeken.

De rechtbank overweegt dat een verklaring voor recht kan worden gegeven in een verzoekschriftprocedure, mits deze binnen de grenzen van de wetsbepaling blijft. De rechtbank stelt vast dat de vennootschap onder firma een maatschap is en dat de uitschrijving van W. uit het handelsregister niet automatisch leidt tot een ontbinding. De rechtbank concludeert dat de vennootschap als ontbonden moet worden beschouwd, omdat D. op de hoogte was van W.'s intentie om de vennootschap te verlaten.

De rechtbank wijst het verzoek van W. om benoeming van een vereffenaar af, omdat partijen niet in staat zijn gezamenlijk tot een vereffening te komen. De rechtbank compenseert de proceskosten, aangezien beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld. De beschikking verklaart voor recht dat de vennootschap onder firma (vp) v.o.f. met ingang van 30 maart 2009 is ontbonden en wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 10116 HA RK 88-09
datum beschikking: 6 januari 2010
Beschikking van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer op verzoek van:
W.,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
verder te noemen W.,
advocaat: mr. J. Glazenburg te Enschede,
tegen
D.,
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
verder te noemen D.,
advocaat: mr. R.J. Leijssen te Enschede.
Het procesverloop
D. heeft op 17 november 2009 een verzoek tot onder meer benoeming van een vereffenaar ex artikel 32 van het wetboek van Koophandel (WvK) bij de rechtbank Almelo ingediend.
Op 27 november 2009 heeft D. een aantal producties bij de rechtbank ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2009. Ter zitting zijn verschenen: W. en D., vergezeld door hun advocaten. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt. De door mr. Leijssen gebezigde pleitnotities zijn aan deze aantekeningen gehecht.
Beschikking is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. w verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- te verklaren voor recht dat de vennootschap onder firma (vp) v.o.f. (hierna: de v.o.f) per 23 maart 2009 is ontbonden;
- te verklaren voor recht dat de gegevens omtrent de v.o.f., zoals opgenomen in het handelsregister, onrechtmatig zijn;
- een vereffenaar te benoemen;
- D te veroordelen in de kosten van de procedure.
Hij legt aan zijn verzoek – zakelijk weergegeven – het navolgende ten grondslag.
Op 26 april 2007 hebben partijen een vennootschap onder firma opgericht met de naam (vp) v.o.f..
W. is per 23 maart 2009 uitgetreden als vennoot. De uittreding resulteert van rechtswege in de ontbinding van de vennootschap. Derhalve dient de vennootschap te worden vereffend. Hoewel de v.o.f. per 23 maart 2009 is ontbonden, heeft D. op 30 maart 2009 zijn zoon als vennoot van de v.o.f doen inschrijven in het handelsregister. Voorts heeft W. nimmer ingestemd met het voortgezette gebruik van de handelsnaam (vp) door D.
W. is op grond van het voorgaande van mening dat D. onrechtmatig jegens hem handelt.
Nu de v.o.f. van rechtswege is ontbonden, is w van mening dat hij belang heeft bij een vereffening van de ontbonden vennootschap.
2. D. voert gemotiveerd verweer tegen het door W. verzochte.
Hij is van mening dat slechts in een dagvaardingsprocedure een declaratoire uitspraak, als door W. wordt verzocht, kan worden gegeven. Hij is tevens van mening dat er nimmer een opzegging in juridische zin heeft plaatsgevonden. Voor zover er sprake is van een opzegging kan deze wegens strijd met de redelijkheid en de billijkheid worden vernietigd.
D. voert tevens aan dat W. in zijn verzoek tot benoeming van een vereffenaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Partijen dienen eerst zelf te trachten om tot een vereffening te komen. Indien een vennoot niet meewerkt aan een vereffening moet een vordering tot verdeling worden ingesteld. Op voormelde grond concludeert hij tot niet-ontvankelijkheid van W. in zijn verzoeken.
3. De eerste vraag die thans dient te beantwoord is of een verklaring voor recht, als bedoeld in artikel 3: 302 Burgerlijk wetboek (Bw), kan worden gegeven in een verzoekschriftprocedure als de onderhavige. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad
(o.a. HR 24 oktober 1997, NJ 1999, 395, LJN: ZC2473, en HR 31 maart 2000, NJ 2000, 497, LJN: AA5319) kan de aard en de strekking van een bepaling met zich brengen dat de rechter op een daartoe gedaan verzoek kan volstaan met het uitspreken van een verklaring voor recht, mits deze blijft binnen de grenzen van de wetsbepaling en zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding in geschil. Tevens moet voldaan zijn aan het vereiste van artikel 3: 303 Bw. De rechtbank verwijst in dit kader nog kortheidshalve naar de bij voormeld arrest van 31 maart 2000 opgenomen conclusie van de advocaat-generaal Langemeijer en de onder het arrest geplaatste annotatie.
4. Voorop staat dat een vennootschap onder firma een maatschap is waarin onder gemeenschappelijke naam een bedrijf wordt uitgeoefend. De artikelen 7A: 1655 e.v. Bw zijn derhalve van toepassing. Daarnaast zijn de artikelen 30 e.v. wetboek van Koophandel (wvK) van toepassing. Voorts dient in aanmerking te worden genomen dat de v.o.f. slechts door partijen wordt gevormd.
Ter discussie staat of de v.o.f. door de uitschrijving van W. als vennoot uit het handelsregister leidt tot een uittreding, of een dergelijke uitschrijving is te kwalificeren als opzegging in de zin van de wet en of de v.o.f., die hij met D. is aangegaan, dientengevolge van rechtswege is ontbonden.
5. Uit artikel 7A: 1683 Bw volgt op welke wijze een vennootschap onder firma kan worden ontbonden. Het betreft hier geen limitatieve opsomming. De bij de oprichting van een vennootschap onder firma betrokken partijen kunnen bij overeenkomst hiervan afwijken.
In de onderhavige zaak is tussen partijen slechts sprake van een mondelinge overeenkomst, waarbij geen nadere afspraken zijn gemaakt over andere wijzen van ontbinding dan vermeld in artikel 7A: 1683 Bw, zodat de conclusie is dat door de enkele uitschrijving/uittreding van W. de ontbinding nog niet heeft plaatsgevonden.
6. Een opzegging moet aan de andere vennoot worden gedaan. Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling die slechts rechtsgeldig is indien deze uitdrukkelijk – mondeling dan wel schriftelijk – aan alle overige vennoten is geschied. Ook in een gedraging ten opzichte van een andere vennoot kan een opzegging besloten liggen. Het enkele feit dat W. zich heeft doen uitschrijven uit het handelsregister brengt nog niet met zich dat er sprake is van een opzegging in de zin van de wet. Immers, van een kennisgeving aan D. was op dat moment nog geen sprake. Van uittreden met wederzijdse instemming, zoals vermeld in de brief van 8 juni 2009 van de advocaat van W. is onvoldoende gebleken.
Eerst op het moment dat het voor D. duidelijk moet zijn geweest dat W. de v.o.f. wenste te verlaten door uitschrijving uit het handelsregister, dat moet op of omstreeks 26 maart 2009 zijn geweest nadat P. [boekhouder] D. ervan heeft verwittigd dat W. zich had laten uitschrijven, kan sprake zijn van een opzegging als bedoeld in de zin van artikel 7A: 1684, sub 3 Bw. In ieder geval leidt de brief van 8 juni 2009 ertoe dat op dat moment aan D. ervan op de hoogte is gesteld dat er sprake is van een opzegging in de voormelde zin.
De conclusie is dan ook dat de v.o.f. als ontbonden dient te worden beschouwd. Gelet op het feit dat D. op 30 maart 2009 zijn zoon als vennoot heeft doen inschrijven, leidt de rechtbank af dat uiterlijk op die datum de opzegging aan D. bekend is geweest.
7. weliswaar stelt D. nog, althans zo begrijpt de rechtbank zijn betoog, dat de wijze waarop de opzegging is geschied reden is om de opzegging te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, doch een daartoe strekkend verzoek heeft
D. niet aan de rechtbank voorgelegd. Overigens kan men zich afvragen welk belang D. bij een dergelijke vernietiging heeft. Immers, uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en, zoals daarvan is gebleken tijdens de mondelinge behandeling, wensen beide partijen niet langer met elkaar samen te werken. De rechtbank gaat derhalve aan het door D. ter zake gestelde voorbij.
8. Zoals hierboven is vermeld zijn destijds uitsluitend partijen de v.o.f. aangegaan en beperkt de verzochte declaratoire beslissing zich uitsluitend tot de rechtsverhouding waarin partijen tot elkaar staan. Daarnaast heeft W. voldoende aannemelijk gemaakt dat hij belang heeft bij een dergelijke beslissing. Hij wenst immers tot vereffening over te gaan.
Ten slotte kan worden opgemerkt dat de hiervoor genoemde bepalingen in het Burgerlijk wetboek en het Wetboek van Koophandel er niet aan in de weg staan dat een declaratoire uitspraak in het kader van de onderhavige procedure wordt gedaan.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal derhalve de verzochte verklaring voor recht worden uitgesproken.
9. Met betrekking tot het tweede onderdeel van het verzoek, de verklaring voor recht dat de gegevens omtrent de v.o.f., zoals opgenomen in het handelsregister, onrechtmatig zijn, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek onvoldoende is onderbouwd. Ook is niet duidelijk welk belang W. bij een dergelijke verklaring voor recht heeft.
10. De lopende zaken van de ontbonden vennootschap moeten worden afgewikkeld, zodat de gemeenschap tussen partijen in een toestand wordt gebracht waarin deze zonder moeilijkheden kan worden verdeeld.
Artikel 32, lid 1 WvK legt de vereffening van de vennootschap onder firma in handen van de vennoten die het beheer hebben gehad, tenzij in de oprichtingsovereenkomst of bij nader door de gezamenlijke vennoten genomen besluit een ander als vereffenaar is benoemd. Nu partijen omtrent de vereffening niets zijn overeengekomen zal de vereffening in beginsel door hen gezamenlijk dienen te geschieden.
11. Op grond van artikel 32, lid 2 WvK kan de rechtbank in het geval de stemmen staken een zodanig beslissing nemen als zij in het belang van de ontbonden vennootschap het meest geraden acht.
In casu wenst W. de benoeming van een vereffenaar. D. daarentegen niet. Voor een dergelijk situatie biedt artikel 32, lid 2 WvK echter geen uitkomst (zie ook Personenassociaties hfst IV en Hof ’s-Hertogenbosch 25 mei 1915, NJ 1915, p. 741).
12. Bovendien volgt uit het door partijen gestelde, dat zij over en weer van mening zijn dat de ander niet wenst mee te werken aan een vereffening van de v.o.f.. W. verwijt D. dat hij, ondanks herhaalde verzoeken, geen inzicht verschaft in de financiële gegevens.
D. is van mening dat het onderhavige verzoek misbruik van recht door W. oplevert, omdat partijen er vanuit zijn gegaan dat de vennootschap zou worden voortgezet. Geen van deze argumenten snijdt hout. Uit de door D. overgelegde verklaring van P. (boekhouder) volgt dat de jaarstukken inmiddels klaar zijn en W. de conceptjaarstukken 2007 ook heeft ontvangen, terwijl hij eveneens afschriften van de overige jaarstukken kan ontvangen.
Wat betreft het door D. gestelde kan kortheidshalve worden verwezen naar het hiervoor overwogene met betrekking tot de ontbinding. Overigens heeft hij zijn stelling omtrent de voortzetting op geen enkele wijze onderbouwd.
Uit de door partijen over en weer gemaakte verwijten volgt in ieder geval dat partijen niet in staat zijn gezamenlijk tot een vereffening te komen. Een vordering tot verdeling van de ontbonden v.o.f. ligt dan veeleer voor de hand.
13. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot benoeming van een vereffenaar op de voet van artikel 32, lid 2 WvK afwijzen.
14. Nu partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld zal de rechtbank de proceskosten compenseren als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
1. Verklaart voor recht dat de vennootschap onder firma (vp) V.O.F. met ingang van 30 maart 2009 is ontbonden.
2. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
3. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen te Almelo door mr. Moes, ter openbare terechtzitting van 6 januari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.