RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 109995 / KG ZA 10-69
datum vonnis: 2 april 2010 (gww)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gravene B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
2. de commanditaire vennootschap
Elisee C.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
eiseressen,
verder te noemen Gravene en/of Elisee,
advocaat: mr. P.F. Wolbers te Delden,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Final Plastics Nederland B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Losser,
gedaagde,
verder te noemen Final Plastics,
advocaat: mr. R.F. Kötter te Wierden.
Gravene en Elisee hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 26 maart 2010. Ter zitting zijn verschenen: de heer en mevrouw {A} namens Gravene en Elisee, vergezeld door mr. Wolbers en de heer
[B} namens Final Plastics, vergezeld door mr. Kötter. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Via de commanditaire vennootschap Elisee wil Gravene een product op de markt brengen dat een aanvulling vormt op de Senseo koffiemachine: de Senseo padhouder (hierna te noemen: de padhouder)
- Tussen Elisee en Final Plastics is afgesproken dat Final Plastics met behulp van de door Gravene ter beschikking gestelde matrijzen de padhouders zou vervaardigen.
- Final Plastics is een onderneming die zich richt op de ontwikkeling en productie van spuitgietproducten.
- Final Plastics heeft een viertal facturen aan Elisee verzonden voor een totaal bedrag van
€ 21.748,58. De facturen hebben betrekking op de levering van in totaal 15.056 padhouders, met bijbehorende onderdelen.
- De facturen zijn nog niet betaald.
- De matrijzen zijn thans nog in het bezit van Final Plastics.
De vordering van Gravene en Elisee en hun onderbouwing daarvan
2. Bij dagvaarding vorderen Gravene en Elisee veroordeling van Final Plastics, naast de kosten van deze procedure, om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, over te gaan tot afgifte van de matrijzen die in eigendom aan Gravene toebehoren en ter beschikking zijn gesteld aan Elisee, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.500,00 per dag dat Final Plastics in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,00.
2.1. Gravene en Elisee stellen daartoe dat Final Plastics ten onrechte de matrijzen, die in eigendom aan Gravene toebehoren, achterhoudt en zich beroept op een opschortingsrecht, dan wel een retentierecht. Het enkel en alleen ter beschikking stellen van de matrijzen door een separate vennootschap staat daar aan in de weg. Final Plastics heeft immers alleen een contractuele relatie met Elisee, niet met Gravene. Bovendien bestaat er geen bevoegdheid tot opschorting, omdat de geleverde producten ondeugdelijk zijn. Daarvoor wenst Elisee niet te betalen. Final Plastics schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst met Elisee. Het is Final Plastics niet gelukt om met de matrijzen een deugdelijk product te vervaardigen, althans een deel van het geleverde is ondeugdelijk. Volgens Gravene en Elisee is ongeveer de helft van de geleverde padhouders ongeschikt om op de markt te brengen. Gravene en Elisee lijden dan ook schade ten gevolge van de wanprestatie van Final Plastics. Op basis van een eerste levering van padhouders aan klanten Elisee zijn al diverse klachten binnengekomen.
2.2. In mei 2010 dient Elisee een grote hoeveelheid padhouders uit te leveren aan haar klanten. Daarom dient Gravene per direct te beschikken over haar matrijzen, om zo via een andere producent alsnog aan de leveringsverplichting jegens haar klanten te kunnen voldoen. Daarin is dan ook het spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening als gevorderd gelegen.
Het verweer van Final Plastics
3. Final Plastics voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Gravene en Elisee in de kosten van deze procedure. Na herhaaldelijk overleg heeft Elisee toestemming gegeven voor de productie van 15000 padhouders.
De eerste levering van ongeveer 6000 padhouders vond plaats op 4 december 2009. Daarna zijn nog drie leveringen gevolgd. Naar aanleiding van deze leveringen heeft Elisee slechts één keer, op 5 december 2009, geklaagd over de padhouders. Deze klacht is opgelost door Final Plastics, waarna zij over is gegaan tot het factureren van de door haar verrichte werkzaamheden en leveringen. De facturen zijn zonder protest aanvaard. Pas nadat de betalingstermijnen ruimschoots waren overschreden, stelde Elisee dat diverse padhouders ondeugdelijk zouden zijn.
3.1. Volgens Final Plastics moet de overeenkomst met Elisee worden beschouwd als een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek. Elisee heeft aan Final Plastics na de beoordeling van het laatste fabricagemonster te kennen gegeven dat het werk klaar was om te worden opgeleverd. Na oplevering is het werk voor risico van de opdrachtgever en is de aannemer vanaf dat moment ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Elisee heeft bovendien te laat geklaagd over de kwaliteit van de geleverde padhouders. Op grond van de algemene voorwaarden dienen reclames over eventueel onjuiste uitvoering van de orders en over de kwaliteit van de geleverde goederen binnen acht dagen na ontvangst schriftelijk ter kennis van Final Plastics te worden gebracht. Die termijn heeft Elisee ruimschoots overschreden.
3.2. Final Plastics beroept zich op een retentierecht wat betreft de matrijzen, zolang zij geen betaling van de facturen ontvangen, althans zolang door Elisee geen zekerheid wordt gesteld voor de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Final Plastics kan zich ook jegens Elisee als houder van de matrijzen op een retentierecht beroepen. Elisee voert immers de feitelijke macht over de zaak uit.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
4. Gravene en Elisee hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij een voorlopige voorziening als gevorderd. Dat is trouwens ook niet betwist door Final Plastics, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een materiële beoordeling van het geschil. Daartoe overweegt hij als volgt.
4.1. Final Plastics oefent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden een retentierecht uit met betrekking tot de matrijzen voor de padhouders. Voor het inroepen van het retentierecht is niet van belang dat de matrijzen in kwestie niet in eigendom aan de contractspartij toebehoren. Op grond van het bepaalde in artikel 3:291 lid 2 BW kan het retentierecht ook worden ingeroepen jegens derden met een ouder recht. Deze derde betreft in dit geval Gravene.
4.2. Gebleken is immers dat een deel van de geleverde padhouders deugdelijk zijn. Volgens de heer A betreft dit ongeveer de helft van de tot nu toe geleverde padhouders. Tussen partijen is niet in geschil dat de afgeleverde en deugdelijke padhouders evenmin betaald zijn door Elisee, terwijl de betalingstermijn inmiddels ruimschoots is overschreden. Final Plastics heeft aldus een opeisbare vordering op Elisee, waarvoor zij een retentierecht kan uitoefenen. Wordt een vordering gedeeltelijk voldaan, dan blijft het (ondeelbare) retentierecht in beginsel bestaan. Het is echter denkbaar dat in een dergelijke situatie ongewijzigde uitoefening van het retentierecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.
4.3. Die situatie doet zich in het onderhavige geval echter niet voor en er is dan ook geen reden voor een corrigerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Elisee blijft immers, zoals ook ter terechtzitting is gebleken, weigerachtig om een deelbetaling te verrichten, of zelfs maar zekerheid te stellen voor het nakomen van een deel van die betalingsverplichting. De stelling dat zij niet kan betalen en ook geen zekerheid kan stellen, maakt het vorenstaande niet anders. Dat is een omstandigheid die redelijkerwijs niet aan Final Plastics kan worden tegengeworpen en derhalve voor rekening en (ondernemers)risico van Elisee dient te komen.
4.4. Het kan zo zijn dat grote afnemers van Gravene en Elisee met smart zitten te wachten op het uitleveren van de padhouders, maar de voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat zij het uitleveren van de padhouders aan die grote klanten gedeeltelijk zelf in de hand hebben. Wanneer Elisee betaalt, of zekerheid stelt voor de deugdelijke padhouders, is Final Plastics kennelijk bereid om de matrijzen weer in de feitelijke macht van Gravene te brengen. En in ieder geval een deel van het geproduceerde kan uitgeleverd worden.
4.5. Gravene en Elisee zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
I. wijst de vordering af.
II. Veroordeelt Gravene en Elisee in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Final Plastics begroot op € 263,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart onderdeel II. van dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.