ECLI:NL:RBALM:2010:BM2018

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110456 KG ZA 10-87
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens huurachterstand, overlast en onderhuur

In deze zaak heeft de woningstichting De Woonplaats, gevestigd te Enschede, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De woningstichting vorderde ontruiming van de woning aan de Klomp 75-21 te Enschede vanwege huurachterstand, overlast en onderhuur. De gedaagde had een huurachterstand van vier maanden en de woning werd niet door hem bewoond, maar door zijn zoon, wat in strijd was met de huurvoorwaarden. Daarnaast werd er overlast ervaren door aanloop van kennelijk drugspubliek en geluidsoverlast. De woningstichting had de gedaagde meerdere keren opgeroepen voor een gesprek, maar hij was niet verschenen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet ter zitting is verschenen, waardoor de feiten als vaststaand worden aangenomen. De vordering van de woningstichting werd niet onrechtmatig of ongegrond geacht en werd toegewezen. De rechter oordeelde dat de ontruimingstermijn van zeven dagen te kort was en stelde deze op twee weken. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning, betaling van de huurschuld van € 2004, en de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak vond plaats op 21 april 2010 door de voorzieningenrechter J. Vermeulen in de rechtbank Almelo, waarbij mr. Kok als griffier aanwezig was. De woningstichting had voldoende grondslag voor ontbinding van de huurovereenkomst, gezien de wanbetaling en de overlast die door de gedaagde was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 110456 KG ZA 10-87
datum vonnis: 21 april 2010 (a)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
Woningstichting De Woonplaats,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
verder te noemen: de woningstichting,
advocaat: mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.
Het procesverloop
[gedaagde] is te dienende dage niet in rechte verschenen, waarna tegen hem verstek is verleend.
De woningstichting heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 19 april 2010. Ter zitting zijn verschenen: mevrouw [naam] vergezeld door mr. Leijssen.
De vordering is toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen.
De vaststaande feiten.
2. De woningstichting verhuurt de woning aan de Klomp 75-21 te Enschede aan [gedaagde]. Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. De algemene voorwaarden bepalen het volgende;
- Artikel 6.1: Huurder voldoet de te betalen prijs voor het gehuurde in zijn geheel, bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand door betaling van het verschuldigde bedrag op de door verhuurder aangegeven wijze.
- Artikel 6.3: Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.
- Artikel 6.4: Huurder dient het gehuurde gedurende de gehele duur van de overeenkomst daadwerkelijk, behoorlijk en zelf te gebruiken, uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming.
- Artikel 6.8: Het is huurder uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren, aan derden in gebruik te geven, daaronder begrepen het verhuren van kamers en het verlenen van pension of het doen van afstand van de huur.
- Artikel 6.9: Huurder dient er voor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoot of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimte bevinden.
De vordering van de woningstichting en de onderbouwing daarvan.
3.1. De woningstichting heeft - kort gezegd - het volgende, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd;
- [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al de zijnen en het zijne;
- de woningstichting te vergunnen de ontruiming te bewerkstelligen met de sterke arm;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de huurschuld groot € 2004,00
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. De woningstichting stelt dat zij heeft geconstateerd dat de woning aan de Klomp
75-21 vanaf begin 2009 niet meer wordt bewoond door [gedaagde], maar door zijn zoon. Door het gehuurde in gebruik af te staan aan een derde handelt [gedaagde] in strijd met de hiervoor onder 2 vermelde huurvoorwaarden en artikel 7:244 BW. Voorts stelt de woningstichting dat vanaf eind 2009 overlast wordt veroorzaakt vanuit de woning. De overlast bestaat uit aanloop van kennelijk drugspubliek, een wietlucht in en om de woning en geluidsoverlast. Bovendien wordt de woning verwaarloosd en is de meterkast open gebroken. De woningstichting heeft [gedaagde] meermalen opgeroepen voor een gesprek, maar hij is niet verschenen. Tevens heeft [gedaagde] een huurachterstand van 4 maanden, welke hij ondanks aanschrijving van de woningstichting niet heeft betaald. Gelet op het voorgaande bestaat er voldoende grondslag voor ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3. Door de wanbetaling van de huur loopt de huurachterstand steeds verder op, terwijl de woning niet wordt bewoond door [gedaagde], hetgeen de vordering spoedeisend maakt. De woningstichting stelt dat de vordering tevens spoedeisend is vanwege de ontstane overlast en het gebruik door derden.
De beoordeling.
4.1. Nu [gedaagde] niet ter zitting is verschenen moeten bovenstaande feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangenomen.
De vordering komt onrechtmatig noch ongegrond voor en kan daarom worden toegewezen.
Van een noodtoestand of andere omstandigheden die tot afwijzing van de vordering van de woningstichting zouden moeten leiden is niet gebleken.
4.2 De voorzieningenrechter acht de gevorderde ontruimingstermijn van 7 dagen echter te kort. De voorzieningenrechter zal die termijn op twee weken stellen.
4.3. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al de zijnen en het zijne.
II. Machtigt de woningstichting om bij gebreke van voldoening aan de hiervoor onder I aangeduide veroordeling de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm.
III. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de huurschuld van € 2004,-- aan de woningstichting.
IV. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de woningstichting begroot op € 350,93 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat.
V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2010 in tegenwoordigheid van mr. Kok, griffier.