Parketnummer : 08/710053-10
Uitspraak d.d.: 7 mei 2010.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafza¬ken, rechtdoende
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te {geboorteplaats en land] geboortejaar [1986],
wonende te [woonplaats],
verblijvende in de PI Overijssel, HvB De Karelskamp,
Bornsestraat 333 te Almelo,
terechtstaande - na wijziging van de tenlastelegging - terzake dat,
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Borne ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, een mes in de nek en/of het
lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal, met een mes in de richting van de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Borne ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal, een mes in de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1]
heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal, met een mes in de richting van de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Borne opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal, een mes in de nek
en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Borne ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te
beroven, met dat opzet een mes in een wang en/of de tong, althans het gezicht,
althans het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Borne ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een mes in
een wang en/of de tong, althans het gezicht, althans het lichaam van die H.A.
[slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Borne opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 2]), een mes in een wang en/of de tong, althans het
gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 2], heeft gestoken, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
Indien in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin
de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een
aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing
steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair
en het sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 januari 2010 te Borne ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
een mes in de nek van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en meermalen met een mes in de richting van de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 18 januari 2010 te Borne ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet een mes in
een wang en de tong van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandig¬heden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft.
De rechtbank constateert dat verdachte bij beide slachtoffers letstel heeft toegebracht in de directe nabijheid van de vitale structuren van de halsstreek en concludeert dat, mede gelet op de medische verklaring van de arts Evers en de daarbij gevoegde bijlage, verdachte zich bij beide feiten door te handelen zoals hij deed willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer tengevolge van zijn handeling zou komen te overlijden.
Het verweer van de raadsman dat bij feit 1 de kans op de dood klein was, omdat het slachtoffer een dikke kraag aan zijn jas had, wordt verworpen. De rechtbank concludeert, op grond van het waargenomen letsel, dat verdachte desondanks het slachtoffer in ieder geval eenmaal daadwerkelijk in de nek heeft geraakt, zodat van de kraag geen afdoende beschermende werking kan worden aangenomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het sub 1 primair en het sub 2 primair bewezen verklaarde levert op, telkens het misdrijf:
"Poging tot doodslag",
strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluiten¬de
omstan¬digheid is gebleken.
De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het sub 1 primair en het sub 2 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van ‘voorarrest’ waarvan 10 maanden voorwaardelijk, proeftijd twee jaar plus de bijzondere voorwaarde: toezicht reclassering ook als dat behandeling inhoudt zo lang als de reclassering nodig oordeelt.
Met betrekking tot het beslag vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes.
De rechtbank overweegt dat op grond van de aard van het sub 1 primaire feit en het sub 2 primaire feit, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij de rechtbank in het bijzonder nog overweegt:
Verdachte heeft twee personen met een mes gestoken. De ene persoon heeft hij in de nek gestoken en de andere persoon heeft hij door de wang in de tong gestoken.
Door te handelen als hij deed heeft verdachte zich aan twee ernstige feiten schuldig gemaakt, omdat hij het leven van twee mensen op het spel heeft gezet. . Dat die mensen niet het leven hebben verloren, is slechts te danken aan omstandigheden die buiten de wil van verdachte hebben gelegen.
Verdachte heeft naar aanleiding van een, naar zijn zeggen eerder voorgevallen handgemeen met een groep, een mes opgehaald en heeft het eerste slachtoffer onverhoeds in de rug aangevallen, waarna hij het tweede slachtoffer dat te hulp kwam heeft gestoken. Los van het feit dat een door verdachte gesteld handgemeen dergelijk optreden niet rechtvaardigt, heeft verdachte zich er geenszins van vergewist of dit daadwerkelijk de personen waren die hem zouden hebben aangevallen. De verdachte heeft dus de kans voor lief genomen volstrekt willekeurige slachtoffers te maken en de rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Evident is dat dit soort geweld - dat in de vorm van voormeld voorwaardelijk opzet in beginsel gericht was op de dood van de slachtoffers - traumatische gevolgen kan hebben voor de slachtoffers die zich eerst in een later stadium kunnen openbaren.
De rechtbank zal anderzijds bij het bepalen van de hoogte van die vrijheidsstraf rekening houden met de conclusie van het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van J.R. Douglas Broers, psychiater, inhoudende dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, welke conclusie de rechtbank overneemt en tot de hare maakt.
De rechtbank zal op grond van het vorenstaande aan verdachte een vrijheidsstraf opleggen, gelijk hierna te melden.
Onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank is verder van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen mes, kleur bruin, edelstahl, rostfrei, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan - in handen van deze verdachte, die het mes heeft gebruikt bij de pogingen tot doodslag - in strijd is met het algemeen belang.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat, ter zake het sub 1 tenlastegelegde, zich via het voorgeschreven 'voegingsformulier' ter terechtzitting (zie 51b, lid 2 Sv) als benadeelde partij heeft gevoegd, in het strafproces:
[slachtoffer 1], wonende te [adrs en woonplaats]
en dat hij op de voet van artikel 51b, lid 1 Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 950,--, bestaande uit € 150,-- voor een leren jas en € 800,-- smartengeld.
De immateriële schade (smartengeld) is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij geheel gegrond,
aangezien is komen vast te staan dat hem, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot zijn vordering is gebleken, rechtstreeks schade is toegebracht door het aan verdachte sub 1 primair tenlastegelegde en thans bewezen verklaarde feit tot het door hem gevorderde bedrag, zodat zijn vordering integraal kan worden toegewezen.
De rechtbank zal hierbij tevens de maatregel bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De na te noemen straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en het sub 2 primair tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van DRIE (3) JAREN;
Beveelt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzeke¬ring en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel zal worden in mindering gebracht;
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen mes, kleur bruin, edelstahl, rostfrei;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierbo¬ven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Veroordeelt verdachte, terzake het sub 1 primair tenlastegelegde feit, tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [adres en woonplaats] van een bedrag groot € 950,--.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsmede in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
Legt de maatregel op dat verdachte verplicht is, terzake het sub 1 primair tenlastegelegde feit, tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 950,--, zulks ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 19 dagen zal worden toegepast;
Verstaat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van genoemd bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voornoemd, dat daarmee de verplichting van verdachte om aan die benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan genoemde benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Heijink, voorzitter,
mrs. Wentink en Jordaans, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd,
op 7 mei 2010.
De rechters, mr. Wentink en mr. Jordaans, zijn wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.