RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 103991 / HA ZA 09-794
datum vonnis: 12 mei 2010 (wh)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
1. [Eiser sub 1],
wonende te Almelo,
2. [Eiser sub 2]
eisers,
verder gezamenlijk aan te duiden als [eisers],
advocaat: mr. G.J. Hollema,
de Stichting
Stichting Openbare scholengemeenschap Erasmus,
gevestigd te Almelo,
gedaagde,
verder aan te duiden als Erasmus,
advocaat: mr. J.C. van Nie.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 28 oktober 2009,
- de brief zijdens [eisers] van 24 december 2009 met bijlagen,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 6 januari 2010,
- de brief zijdens [eisers] van 23 maart 2010 met bijlagen,
- de brief zijdens Erasmus van 25 maart 2010,
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie op 7 april 2010.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op heden
2.1. De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangenomen.
- Sinds 2000 wonen [eisers] aan de [adres] te Almelo.
- Hun achtertuin grenst aan een verhard sportveld van de Openbare Scholengemeenschap Erasmus aan de Sluiskade Noordzijde 90 te Almelo.
- Dit verharde sportveld maakt deel uit van een groot grasveld. De verharding van het sportveld vond plaats in of omstreeks 2000.
- Bij aangetekende brief van 20 april 2009 hebben [eisers] aan Erasmus (zakelijk weergegeven) geschreven dat, wanneer groepen leerlingen van de school op het verharde terrein sporten, regelmatig ballen van het terrein over en in de tuin van [eisers] of op hun balkon of garage vliegen, waarna de ballen daar weer door leerlingen worden weggehaald, en dat zij van Erasmus verlangen dat er geen ballen meer in hun achtertuin terecht zullen komen en geen leerlingen van de school zich meer zonder toestemming van [eisers] toegang zullen verschaffen tot de achtertuin, het balkon en het dak van de garage van [eisers]. [Eisers] maakten daarbij aanspraak op een boete van € 1.000,- per overtreding.
- Bij brief van 22 april 2009 van haar advocaat heeft Erasmus geschreven hiermee niet te kunnen instemmen, onder meer op grond dat (zakelijk weergegeven) [eisers] niet willen meewerken aan de plaatsing van een net of iets dergelijks, waarmee kan worden voorkomen dat ballen van het sportveld op hun perceel terecht komen.
3. Het standpunt van [eisers]
3.1. [Eisers] stellen dat zij van het gebruik van het sportveld ernstige overlast ondervinden. De overlast bestaat uit geluidshinder, en ook het overvliegen van ballen is hinderlijk. Met enige regelmaat worden ballen tegen de ramen of de dakgoot van hun woning gegooid, of komen er ballen in hun achtertuin terecht, of op hun balkon of op het dak van hun garage. [Eisers] en hun jonge kinderen kunnen niet rustig in de tuin zitten zolang de kans bestaat dat men wordt gehinderd of zelfs letsel kan oplopen doordat er ballen de tuin invliegen.
3.2. Om die ballen terug te halen klimmen de leerlingen dikwijls op en over hun twee meter hoge schutting en klimmen dan ook vaak op het balkon of op het dak van de garage. Hierdoor kan schade ontstaan aan de tuin en aan het garagedak. Ook komt het regelmatig voor dat leerlingen weliswaar niet over de schutting klimmen, maar omlopen, en dan via de oprit van [eisers] en een tussendoor de tuin inlopen om een bal te pakken van het garagedak, het balkon of uit de tuin. Daarbij komt het regelmatig voor dat de desbetreffende leerlingen zich jegens [eiser sub 1] en hun jonge kinderen onbehoorlijk gedragen, bijvoorbeeld door op deuren en ramen te slaan. Bovendien houdt de school het terrein buiten de schooltijden niet goed afgesloten, zodat na schooltijd het sportveld regelmatig ook door derden wordt gebruikt, hetgeen eveneens leidt tot overlast zoals hiervoor omschreven. Klachten en sommaties aan het adres van Erasmus hebben geen verbetering gebracht.
3.3. Eén en ander vormt krachtens de artikelen 5:37 BW 6:162 BW een onrechtmatige daad van de school jegens [eisers].
4.1. Op grond van het voorgaande vorderen [eisers] om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat, gelet op de aard, ernst en de duur van de hinder, de daardoor toegebrachte schade en de overige omstandigheden van het geval Erasmus jegens [eisers] onrechtmatig handelt door de situering van het verharde sportveld in de directe nabijheid van de tuin van eisers en de met het gebruik daarvan gepaard gaande overlast voor [eiser sub 1] wegens overvliegende ballen en indringers op hun terrein;
II. te bepalen dat Erasmus gehouden is om de overlast voor [eisers] te beëindigen en beëindigd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere bal die na twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis nog in de tuin van [eisers] terecht zal komen en voor iedere keer dat een leerling van gedaagde zich nadien zonder toestemming van [eisers] toegang verschaft tot hun achtertuin, balkon of het dak van hun garage of op de schutting van [eisers] klimmen en/of over de schutting van [eisers] kijken, althans om zodanig te beslissen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
III. met veroordeling van Erasmus in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente hierover, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
5. Het standpunt van Erasmus
5.1. Erasmus heeft de vordering betwist en daartoe, voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd. Erasmus betwist dat ballen van haar terrein op het perceel van [eisers] terechtkomen en dat die ballen vervolgens door leerlingen worden opgehaald op de wijze waarop, en de mate waarin, [eisers] dit hebben gesteld. Onvermijdelijk is, dat er wel eens een bal op het perceel van [eisers] terecht komt, maar van overlast, laat staan van ernstige overlast zoals [eisers] hebben gesteld, is geen sprake, en dus ook niet van een onrechtmatige daad van Erasmus jegens [eisers].
5.2. Erasmus wil graag meewerken aan maatregelen, die kunnen voorkomen dat ballen op het terrein van [eisers] terecht komen. [Eisers] willen echter niet meewerken aan het plaatsen van een hek of een net met dat doel. Erasmus heeft voorts aan [eisers] laten weten dat zij zich bij de school kunnen beklagen over onwelvoeglijk gedrag van leerlingen van de school, ook als dit gedrag plaatsvindt buiten schooltijd, waarna de directie van de school tegen deze leerlingen zal optreden.
5.3. Erasmus heeft zich altijd ingespannen, en doet dat nog, om te voorkomen dat derden zich buiten de schooltijden kunnen bevinden op het terrein van de school. Het sportveld is buiten de schooltijden niet toegankelijk. Om het hele grasveld is een en omheining geplaatst, met een extra omheining om het verharde sportveld, met daarin een afsluitbare deur. Aldus heeft Erasmus adequate maatregelen genomen om overlast te voorkomen, althans te beperken. Erasmus heeft er overigens bezwaar tegen dat [eisers] in hun tuin belande ballen behoudt; zij kunnen en behoren deze gewoon terug te gooien op het terrein van de school.
5.4. Erasmus acht de hoogte van de gevorderde dwangsom exorbitant, en wijst erop dat deze vordering zich ten onrechte ook uitstrekt over perioden, waarin de school gesloten is, aangezien Erasmus geen zeggenschap heeft over hetgeen zich buiten de schooluren op het terrein afspeelt.
6.1. Ter comparitie van partijen d.d. 6 januari 2010 hebben [eisers] door middel van een reeks van video-opnamen, voorzien van data en tijdstippen, afdoende aangetoond dat zij in de loop van de daaraan voorafgaande maanden herhaaldelijk ballen vanaf het sportveld op hun perceel hebben kregen en dat die ballen vervolgens door de sportende schooljeugd uit de tuin of van het balkon of van het garagedak werden teruggehaald, nadat men zich toegang tot de tuin, het balkon of de garage had verschaft door erop te klimmen, al dan niet na over de schutting te zijn geklommen, en dat dit veelal gepaard ging met vocaal lawaai.
6.2. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] niet hoeven te accepteren dat leerlingen van Erasmus zonder toestemming hun tuin en huis betreden. Erasmus dient het nodige te doen om dit onrechtmatige gedrag van haar leerlingen zo snel mogelijk te beëindigen. De vordering is in zoverre toewijsbaar. Nakoming van dit gedeelte van de vordering zal ook worden verzekerd door oplegging van een dwangsom omdat Erasmus aan deze onrechtmatigheid niet onverwijld een definitief einde heeft gemaakt, nadat [eisers] in hun aangetekende brief van 20 april hierover, en naar nu is gebleken geenszins ten onrechte, hadden geklaagd.
6.3. In het algemeen acht de rechtbank de hinder, die men kan ondervinden doordat incidenteel een bal in de tuin of op het balkon of het dak terechtkomt, nog niet zo ernstig dat kan worden gesproken van een onrechtmatige daad. Zoiets overkomt de meeste burgers met een tuin wel eens. Als de frequentie, waarmee dit gebeurt, binnen de perken blijft valt te vergen dat men dit accepteert. Wanneer het echter vaak voorkomt kan het woongenot schade lijden doordat men niet meer rustig in de tuin kan zitten en/of kleine kinderen niet meer veilig in de tuin kan laten spelen. Dan kan worden gesproken van een onrechtmatige vorm van hinder, waarmee men geen genoegen hoeft te nemen.
6.4. Deze situatie doet zich hier voor. Er wordt regelmatig door scholieren gesport op het sportveld, dat pal aan de achtertuin van [eisers] grenst, en gebleken is dat daarbij regelmatig een bal op hun perceel belandt. De rechtbank heeft op de video-opnamen gezien dat dit zo vaak gebeurt, dat dit een onrechtmatige verstoring van de rust en het woongenot van [eisers] oplevert, zodat het opleggen van een verbod gerechtvaardigd is. Een verbod is ook nodig, omdat Erasmus zich tot nu toe aan de gerechtvaardigde belangen van [eisers] niets gelegen heeft laten liggen, ook niet nadat [eisers] hierom uitdrukkelijk en met een redelijke motivering hadden gevraagd. Daarom is ook hier de oplegging van een dwangsom gerechtvaardigd. De rechtbank acht het echter voldoende om deze te beperken tot maximaal één verbeurde dwangsom per maand.
6.5. Erasmus kan hier niet met succes tegen inbrengen dat [eisers] de onderhavige feitelijke situatie heeft aanvaard door in 2000 te gaan wonen naast een school, waarvan nu eenmaal onvermijdelijk enige hinder te verwachten valt. [Eisers] zijn in 2000 ter plaatse komen wonen. Zij hoefden toen geen rekening te houden met de huidige mate van overlast. De verharding van het sportveld vond plaats in de zomer van hetzelfde jaar. Erasmus heeft toen over locatie van die verharding vlak naast de achtertuin van [eisers], en over de daarvan te verwachten hinder, geen overleg met haar buren gevoerd. Van acceptatie door [eisers] van de thans bestaande situatie is dan ook geen sprake.
6.6. De rechtbank verwerpt het verweer van Erasmus, dat [eisers] in redelijkheid geen aanspraak kunnen maken op een verbod van overvliegende ballen, omdat zij bezwaar hebben tegen de aanleg van een vangnet (of iets dergelijks). Erasmus kan, mits zij de daarvoor ter plaatse geldende
(bouw-)voorschriften in acht neemt, een vangnet of iets dergelijks plaatsen. Als daarvoor een bouwvergunning nodig is wordt daarover beslist door het bevoegde orgaan van de gemeente Almelo. Als geen bouwvergunning wordt verleend ligt het op de weg van Erasmus om te voorzien in een andere oplossing.
6.7. Nu de rechtbank van oordeel is dat de leerlingen op het perceel van [eisers] terechtgekomen ballen daar niet eigenmachtig mogen weghalen, rijst de vraag (al wordt op dit punt in dit geding geen beslissing van de rechtbank gevraagd) hoe Erasmus onverhoopt toch op het perceel van [eisers] terechtgekomen ballen weer terug moet ontvangen. Die ballen blijven immers eigendom van de school. Het ligt voor de hand dat partijen hierover een praktische afspraak maken, bijvoorbeeld aldus, dat de school éénmaal per twee of drie maanden op een vast tijdstip bij [eisers] de ballen mag komen ophalen.
6.8. Anders dan [eisers] betogen is Erasmus niet aansprakelijk voor gedragingen van leerlingen of derden buiten de schooluren. De school kan dan immers geen toezicht uitoefenen. Voldoende is, dat Erasmus het terrein met een omheining heeft afgesloten. Er is ook niet gesteld welke verdergaande maatregelen Erasmus op dit punt nog zou kunnen en moeten treffen.
6.9. Met inachtneming van het voorgaande zal de vordering worden toegewezen zoals hieronder vermeld. Omdat Erasmus grotendeels in het ongelijk wordt gesteld dient zij de proceskosten te betalen.
I. verklaart voor recht dat, gelet op de aard, ernst en de duur van de hinder, de daardoor mogelijk toegebrachte schade en de overige omstandigheden van het geval, Erasmus jegens [eisers] onrechtmatig handelt door de met het gebruik van het verharde sportveld gepaard gaande overlast voor [eisers] wegens overvliegende ballen en doordat leerlingen van de school tijdens schooluren het perceel van [eisers] betreden,
II. beveelt Erasmus om voormelde overlast voor [eisers] te beëindigen en beëindigd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- voor elke keer dat een leerling van de school zich na twee weken na betekening van dit vonnis zonder toestemming van [eisers] toegang verschaft tot hun achtertuin, balkon of het dak van hun garage of op de schutting van [eisers] klimmen, en op straffe van een dwangsom van € 500,- per maand voor elke maand, waarin één of meer ballen van het terrein van de school op het perceel van [eisers] terecht komen,
III. beperkt het totaal der te verbeuren dwangsommen tot maximaal € 30.000,-,
IV. veroordeelt Erasmus in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisers] tot deze uitspraak begroot op € 262,- voor verschotten en op
€ 904,- (2 punten, Tarief II) voor salaris van hun advocaat,
V. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Hangelbroek en op woensdag 12 mei 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.