ECLI:NL:RBALM:2010:BM5539

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700100-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Wentink
  • mr. Heijink
  • mr. Alers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging (carjacking)

Op 25 mei 2010 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 27 januari 2010 samen met medeverdachten een auto heeft gestolen onder bedreiging met een wapen, een zogenaamde 'carjacking'. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, de auto van het slachtoffer heeft toegeëigend door haar te bedreigen met een wapen. Het slachtoffer werd gedwongen om te rijden, maar slaagde erin om uit de auto te ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de auto heeft bestuurd en daarmee niet alleen de feitelijke toe-eigening heeft bewerkstelligd, maar ook gevaar heeft veroorzaakt voor medepassagiers en omstanders door roekeloos rijgedrag. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en medeverdachten als geloofwaardig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de betrokkenheid van de verdachte bij de carjacking wettig en overtuigend bewezen is. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de geleden schade, is toegewezen tot een bedrag van € 2097,85, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook de schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht is om dit bedrag aan de Staat te betalen, voor het geval dat het niet door een medeverdachte wordt voldaan. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/700100-10
datum vonnis: 25 mei 2010
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] in [geboorteplaats],
thans zonder vast woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Doetinchem.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 mei 2010. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Wichern en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen onder bedreiging van een vuurwapen een auto heeft gestolen, terwijl het slachtoffer zich in die auto bevond.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2010, in de gemeente Enschede, op of aan de openbare weg, de [adres], althans op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (van het merk Toyota, type Avensis), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
* (terwijl die [slachtoffer] in haar auto was gezeten en met die auto voor een verkeerslicht stond te wachten) in die auto is/zijn gaan zitten, en/of
* die [slachtoffer] een wapen/pistool heeft/hebben getoond/laten zien, en/of
* (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "je gaat gewoon rijden en je
gaat gewoon mee bitch", althans woorden van soortelijke (dreigende) aard of
strekking;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2097,85 met oplegging daarbij van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in
art. 36f.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen.
Verdachte is op 27 januari 2010 in Enschede geweest samen met medeverdachten [verdachte 2] en [medeverdachte 3].
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard. Over de betrokkenheid van verdachte bij de carjacking voert zij het volgende aan. [Medeverdachte 1] verklaart na zijn aanhouding dat hij zojuist op bezoek is geweest bij [getuige 1]. Deze getuige verklaart tegenover de politie dat zij op die avond rond 21:30 uur bezoek heeft gehad van verdachte. Hij maakte op haar een gejaagde indruk en klaagde over pijn aan zijn benen. Deze verklaring wordt later bevestigd door [getuige 2]. Zij is die avond op bezoek bij [getuige 1]. [Getuige 2] verklaart dat verdachte is weggelopen uit een kliniek. Volgens {getuige 2] was verdachte die dag samen met twee jongens die hij kende van kliniek Groot Batelaar. Volgens aangeefster en getuigen is de carjacking gepleegd door drie mannen. Onder [medeverdachte 1] worden drie telefoons in beslag genomen en onder verdachte twee. Uit taps van het telefoonverkeer blijkt dat [medeverdachte 3] vanuit Enschede kort na hun aanhouding met zowel verdachte als [medeverdachte 1] heeft gebeld. [Medeverdachte 3] wordt aangehouden en bekent de carjacking te hebben gepleegd samen met verdachte en [medeverdachte 1].
De verdediging betwist de betrokkenheid van verdachte bij de carjacking. De raadsman voert ten eerste met betrekking tot het tijdsverloop aan dat de verklaringen van verbalisanten, getuigen en aangeefster niet overeenkomen met het tijdstip van de diefstal van de auto alsmede met het tijdstip van het daaropvolgende ongeval. Ook het tijdstip waarop verdachte verklaart bij [getuige 1] op bezoek te zijn geweest, strookt niet met de verklaring van aangeefster dat de carjacking om 21:30 uur zou hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat [getuige 2] verklaart dat verdachte al bij [getuige 1] binnen zou zijn geweest op een eerder tijdstip dan dat de carjacking plaatsvond. Dit zou verdachte een alibi verschaffen.
Ten tweede trekt de raadsman enkele afgelegde verklaringen in twijfel. Zo is [getuige 1] die avond onder invloed van alcohol. [Medeverdachte 3] verklaart als enige dat ze met zijn allen in de kamer van [getuige 1] hebben geblowd en hij zou geen vuurwapen hebben gezien. [Medeverdachte 3] heeft bovendien een hekel aan verdachte.
Ten derde betwist de raadsman dat verdachte in de auto zou hebben gereden. Verdachte heeft immers geen rijbewijs en geen rij-ervaring. De mogelijkheid dat verdachte met hoge snelheid in de sneeuw de auto zou hebben bestuurd, sluit hij daarom uit. Het is niet vast te stellen dat verdachte aan het ongeval een zeer been of zere benen zou hebben overgehouden. Verdachte heeft zich ook niet onder doktersbehandeling gesteld. Bovendien verklaart verdachte zelf dat hij die dag al een pijnlijke zere linkervoet had van het lopen door de stad. De steile trap is er de oorzaak dat verdachte hijgend de woning binnenkwam bij [getuige 1].
Voorts stelt de raadsman dat het technisch onderzoek door de recherche op verscheidene punten faalt of ontbreekt. Zo heeft de politie de auto niet onderzocht op vingerafdrukken op bijvoorbeeld de versnellingspook en het stuur en heeft de politie nagelaten een geurproef te doen. Het onderzoek en de onderzoeksresultaten naar de voetsporen in de sneeuw roepen vragen op over bijvoorbeeld het aantal aanwezige sporen. Er is slechts 1 spoor onderzocht, terwijl het in de rede zou liggen dat er, indien er drie mensen bij de carjacking betrokken zouden zijn, meer sporen zijn geweest die ook hadden kunnen worden onderzocht. De schoensporen van verdachte zijn, ter uitsluiting van bewijs, niet onderzocht.
Ten slotte voert de raadsman aan dat verdachte zijn verklaring op enig moment op enkele punten heeft bijgesteld omdat verdachte zelf voortvluchtig was en de dames [getuige 1] en [getuige 2] niet in de problemen wilde brengen.
De raadsman stelt dat de betrokkenheid van verdachte aan het tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden en concludeert tot vrijspraak.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[Medeverdachte 3], ook genoemd/aangeduid als “Edje”, Adje of “Swa”, verklaart dat hij op 27 januari 2010 samen met [medeverdachte 1] en verdachte in Enschede was. [Medeverdachte 3] kent [medeverdachte 1] en verdachte van hun gezamenlijke verblijf in de kliniek Groot Batelaar.
[Medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gaan op 27 januari 2010 naar Enschede, waar zij verdachte treffen. [Medeverdachte 1] komt aan in Enschede met tassen vol met kleding. Deze tassen brengt hij naar [getuige 2], de (ex)vriendin van verdachte. Zij brengt die tassen daarop naar [getuige 1], wonende aan de [adres]. Op een aan hem getoonde foto herkent [medeverdachte 3] verdachte die hij heeft gezien in Groot Batelaar. Omstreeks 21:00 uur gaan [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en verdachte lopend op pad. Dan vindt de diefstal van de auto plaats. [Medeverdachte 3] neemt achterin de auto plaats. Verdachte gaat eerst achterin zitten, maar nadat de vrouw de auto heeft verlaten, neemt verdachte plaats achter het stuur. Verdachte rijdt nog geen 5 minuten, als hij “ergens tegen aan knalt.” Alle drie mannen stappen uit en rennen weg. Verdachte zegt dat hij pijn heeft aan zijn arm of been. Zij rennen naar de woning van de vriendin van de vriendin van verdachte, waar de tassen van [medeverdachte 1] staan. Bij haar thuis roken ze een jointje. Als ze vervolgens weg willen gaan, staat er al een politieauto voor de deur. De politie heeft omstreeks 22:00 uur de melding gekregen van het ongeval. Ter plekke volgt de politie één van de schoensporen in de sneeuw die vanuit de auto over de [adres] naar de [adres] loopt. [Medeverdachte 3] verklaart dat hij daarop samen met verdachte in de tuin gaat staan wachten. [Medeverdachte 3] hoort verdachte weggaan, waarna hij hem zelf ook is “gepeerd” naar een andere tuin. [Medeverdachte 3] hoort dan dat [medeverdachte 1] waarschijnlijk wordt gearresteerd. Dat dit ook zo is, blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding. Als [medeverdachte 1] door de poort naar buiten komt, zien verbalisanten dat zijn schoenzool overeen komt met de vorm en een specifiek kenmerk (een centimeter dikke streep in de lengte van de schoen op de hak) van het vorenomschreven schoenspoor en wordt hij om 22:25 uur aangehouden.
Uit verkeersgegevens blijkt voorts dat medeverdachte [medeverdachte 3] diezelfde avond om 23:36 uur met zijn mobiel met het [telefoonnummer] belt met verdachte op het [telefoonnummer] om te vragen hoe het met [medeverdachte 1] is afgelopen.
Bovenstaande bekennende verklaring van [medeverdachte 3] wordt ondersteund door verschillende getuigenverklaringen, alsmede de verklaring van aangeefster.
Ten eerste verklaart [getuige 4] dat zij op 27 januari 2010 rond 21:15 uur haar hond uitlaat aan de [adres]. Zij ziet een donkerkleurige auto zonder verlichting erg hard over die weg rijden. De auto slingert op haar af en komt tot stilstand tegen een houten paal en vervolgens tegen een metalen hek. Ze ziet dat het een Toyota Avensis is en dat er drie portieren van die auto worden geopend. Er stappen vervolgens drie mannen uit de auto. Ze ziet de mannen wegrennen over de [adres] in de richting van Hartman tuinmeubelen. Ze omschrijft de persoon die de auto bestuurt, als een blanke man. Ze hoort dat hij schreeuwt dat hij een zeer been heeft. Ze ziet de persoon ook slepen met zijn been.
Ten tweede verklaart [getuige 1] dat zij op 27 januari 2010 samen met [getuige 2] in haar woning aan de [adres] verblijft, als omstreeks 21:30 uur verdachte plotseling binnenkomt. Hij hijgt en is opgejaagd. Hij vertelt dat hij last heeft van zijn benen. Ze stuurt hem weg en loopt met hem mee naar beneden. Daar ziet zij een donkere jongen staan. Zij omschrijft hem als een Afrikaan of een Antiliaan. Hij was ongeveer 1.80 à 1.85 m lang en heeft kroeshaar. Dat haar staat opvallend wijd uit. Na ongeveer 20 minuten komt de politie haar kamer onderzoeken. Als de politie weer weg is, komt er nog een jongen in de hal van het complex. Ook een donkere jongen. Hij is ongeveer 1.70 à 1.75 m lang.
Bij haar verhoor herkent zij verdachte op een aan haar getoonde foto.
Ten derde verklaart [getuige 2] dat zij 27 januari 2010 vanaf ongeveer 20:00 uur bij [getuige 1] op bezoek is. Een half uurtje of een uurtje daarna ziet zij verdachte de kamer binnenkomen. Die dag was verdachte samen met twee Antiliaanse jongens.
Ten slotte heeft mevrouw [slachtoffer] in haar aangifte bij de politie verklaard dat zij op
27 januari 2010 omstreeks 21.30 uur in Enschede aan de [adres] –de rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat dit een openbare weg is- in een zwarte Toyota Avensis stond te wachten voor het rode stoplicht. Opeens gaan er drie deuren open, de twee achterdeuren en de bijrijdersdeur en voordat ze het weet, zitten er drie personen bij haar in de auto. De man naast haar op de bijrijdersstoel heeft een lichtgrijs wapen in zijn handen. Hij zegt: “rijden, rijden” en vervolgens “je gaat gewoon rijden en je gaat gewoon mee bitch.” Het slachtoffer slaagt erin de gordel te ontgrendelen en laat zich uit de auto vallen. Vervolgens hoort ze dat de verdachte die links achter haar zat, achter het stuur gaat zitten. Zij dacht dat dit haar laatste moment van haar leven zou zijn. Vlak daarna hoort het slachtoffer dat de auto hard wegrijdt over de busbaan met gierende banden. Als de politie vlak daarna ter plekke is, krijgt de politie door dat de Toyota Avensis al gevonden is. De politie vertelt haar dat de auto “goed kapot” is. Samen met de politie rijdt ze naar de plek waar de auto uit de bocht is gevlogen. Ze ziet dat de auto helemaal kapot is. Om de auto heen liggen allemaal spullen die van haar afkomstig zijn. Over het signalement van de verdachte met het pistool die naast haar zat, verklaart ze dat het een buitenlandse man betreft met een licht getinte huid, ongeveer 1.90 à 1.95 m lang, met een slank postuur, bruine ogen en een dun snorretje. Hij droeg een licht grijze joggingbroek een licht bomber jack en een gebreide muts. Dit signalement komt overeen met de omschrijving van de medeverdachte [medeverdachte 1] zoals hij die avond is aangehouden.
Anders dan de raadsman, acht de rechtbank de bekennende verklaring van [medeverdachte 3] geloofwaardig, nu die verklaring op essentiële punten overeenkomt met zowel de gedetailleerde aangifte van [slachtoffer] als met bovengenoemde getuigenverklaringen. Met name de door hen genoemde tijdstippen passen zowel in onderling verband gezien als in de door verbalisanten geconstateerde tijdslijn, waarbij de rechtbank opmerkt dat door die getuigen begrijpelijkerwijs telkens het woord “omstreeks” wordt gebruikt voor de tijdsaanduiding, zodat hierin –anders dan de raadsman betoogt- geen tegenstrijdigheden en evenmin een alibi voor verdachte gezien kan worden.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde delict en acht nader onderzoek niet noodzakelijk.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2010, in de gemeente Enschede, aan de openbare weg, de [adres], tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto van het merk Toyota, type Avensis, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders, terwijl die [slachtoffer] in haar auto was gezeten en met die auto voor een verkeerslicht stond te wachten, in die auto zijn gaan zitten en die [slachtoffer] een wapen hebben getoond en dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "je gaat gewoon rijden en je gaat gewoon mee bitch";
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een zogenaamde “carjacking”, waarbij zij zich de auto van de bestuurster onder bedreiging met een wapen hebben toegeëigend. Verdachte begeeft zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vanaf de [adres] naar de [adres] te Enschede. In die straat trekken zij omstreeks 21:30 uur drie portieren van een voor het rode stoplicht wachtende zwarte Toyota Avensis open.
[Medeverdachte 3] stapt aan de achterzijde in terwijl [medeverdachte 1] aan de voorzijde instapt. Verdachte stapt aan de achterzijde in, achter de bestuurster. [Medeverdachte 1] richt een wapen op het slachtoffer, waarbij hij het slachtoffer dwingt te gaan rijden. In deze hectische situatie slaagt het slachtoffer erin haar gordel te ontgrendelen en de auto te verlaten door zich hieruit te laten vallen. Nadat het slachtoffer de auto heeft verlaten, neemt verdachte plaats achter het stuur en gaan zij er met de auto van het slachtoffer vandoor. Zij laten het slachtoffer biddend voor haar leven achter. Enkele minuten later vliegt de auto op de [adres] uit de bocht en maken de verdachten zich uit de voeten. Bepalend voor de rol van verdachte is dat hij degene is die de auto heeft bestuurd. Daarmee heeft hij niet alleen de feitelijke toeëigening van de auto bewerkstelligd, maar ook, gezien de slechte weersomstandigheden en met het feit dat verdachte zonder licht reed en niet beschikt over een rijbewijs, gevaar veroorzaakt voor zowel zijn medepassagiers als toevallig passerende omstanders. Gezien de geschetste omstandigheden zou het zeer wel denkbaar zijn dat er door het gevaarlijke en roekeloze rijgedrag van verdachte slachtoffers zouden kunnen zijn gevallen. Dat zulks niet is geschied, is bepaald niet de verdienste van verdachte.
Het spreekt voor zich dat een dergelijke laffe daad voor het nietsvermoedende slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Het slachtoffer heeft gevreesd voor haar leven nadat zij is bedreigd met een wapen. Dit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij heeft zich, aldus haar verklaring in de procedure, reeds gewend tot de nodige hulpverleners en heeft een therapie ondergaan ter verwerking van haar posttraumatische stress stoornis. Verdachte is met zijn handelen volledig voorbijgegaan aan de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van dit feit zijn geen landelijke oriëntatiepunten vastgesteld. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank bij haar overwegingen strafoplegging in vergelijkbare zaken betrokken. In een enigszins vergelijkbare zaak ten aanzien van dit feit is een gevangenisstraf opgelegd van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij sinds jaren, ook al door kinderrechter, herhaaldelijk voor ondermeer gekwalificeerde vermogensdelicten is veroordeeld. Ook recent is verdachte veroordeeld. Zo heeft hij een veroordeling in hoger beroep door het Gerechtshof te Arnhem voor een poging tot diefstal op zijn naam staan. Bij die veroordeling is de ISD-maatregel aan verdachte opgelegd voor de duur van 21 maanden. Ondanks deze regelmatige veroordelingen is verdachte er blijkbaar niet van te weerhouden zijn criminele carrière voort te zetten. Dit blijkt eens te meer uit de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavig delict voortvluchtig was uit de kliniek Groot Batelaar, alwaar hij in het kader van de ISD-maatregel verbleef. Hij geeft er daarmee blijk van zich niets aan te trekken van de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen en geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen ruimte meer voor een andere of een lichtere sanctie. Zij acht een straf conform de eis van de officier van justitie dan ook passend en geboden.
9. De schade van benadeelde
9.1 De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [slachtoffer] (hierna: de benadeelde partij), wonende in Hengelo (O) , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2097,85 (tweeduizend zeven-en-negentig euro en vijf-en-tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum. De schade bestaat uit de volgende posten:
Nieuw rijbewijs: € 48,20
Nieuwe ID-kaart: € 42,65
Fotocamera Nikon: € 129,60
Parfum Victor & Rolf (Flowerbomb): € 100,00
Tas (Friis & Compagny) € 74,95
Kadobon Lapeche Enschede € 50,00
Portemonnee (River Island) € 29,95
Telefoonoplader IPhone € 15,00
Bankpas € 7,50
Smartengeld € 1600,00
De benadeelde partij heeft verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen voor het bedrag van € 2097,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat gelet op de bepleite vrijspraak de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair dient volgens de raadsman de hoogte van de immateriële schade te worden gematigd, nu eventueel latere (lichamelijke) klachten moeilijk zijn te bewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn weliswaar deels betwist, maar de rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en aannemelijk is. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2097,85 (tweeduizend zeven-en-negentig euro en vijf-en-tachtig eurocent), inclusief de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd een en ander voor zover dit bedrag niet door een medeverdachte zal zijn voldaan. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr. opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 36f Sr.
12. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert het misdrijf:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van
bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vier-en-twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Hengelo (O) van een bedrag van € 2097,85 (tweeduizend zeven-en-negentig euro en vijf-en-tachtig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2010, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2097,85 (tweeduizend zeven-en-negentig euro en vijf-en-tachtig eurocent) ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 30 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Wentink, voorzitter, mr. Heijink en mr. Alers, rechters, in tegenwoordigheid van Bouwens-Lesscher, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op
25 mei 2010.