RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 110962 / KG ZA 10-103
datum vonnis: 19 mei 2010 (LH)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
Stichting
Woningstichting Domijn,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
verder te noemen Domijn,
advocaat: mr. R. Smink te Enschede,
Zij die verblijven in het pand Pollenbrink 108,
7544 AS Enschede,
gedaagden,
verschenen.
Domijn heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 12 mei 2010. Ter zitting zijn verschenen: mevrouw [naam] namens Domijn, vergezeld door mr. R. Smink, en de heer
[gedaagde sub 1], die in het pand Pollenbrink 108 verblijft. De overige gedaagden zijn niet verschenen en tegen hen is verstek verleend. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2. Domijn heeft het woonpand te 7544 AS Enschede, Pollenbrink 108, in eigendom. Deze woning is per december 2009 leeg gekomen. De woning wordt gesloopt of ingrijpend gerenoveerd. De bedoeling van Domijn is om het pand tot aan de sloop of renovatie, ter voorkoming van kraken, te verhuren aan studenten of starters op de woningmarkt en om deze woning in te kunnen zetten als wisselwoning. Voor deze woning beschikt eiseres over een vergunning op grond van de Leegstandwet zodat tijdelijke verhuur op grond van deze wet mogelijk is. Op 15 december 2009 stelde Domijn vast dat de woning onrechtmatig werd bewoond door gedaagden die het slot van de voordeur van de woning hadden geforceerd en een ruitje hadden ingeslagen. Het is Domijn niet bekend wie in het pand verblijven.
Vordering van Domijn en de onderbouwing daarvan
3.1 Domijn heeft -kort gezegd- gevorderd gedaagden te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het pand aan de Pollenbrink 108 te Enschede te ontruimen en het pand geheel leeg ter beschikking te stellen aan Domijn, alsmede gedaagden, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per persoon per dag met een maximum van € 15.000,-- per persoon, te verbieden om na vertrek uit het pand daarin terug te keren, of zonder daartoe strekkende huurovereenkomst een ander pand van Domijn te betrekken.
3.2 Ter onderbouwing van haar vordering stelt Domijn dat gedaagden inbreuk maken op het eigendomsrecht van Domijn. Domijn heeft geen toestemming verleend aan gedaagden om in de woning te verblijven en zij is ook niet van plan om een dergelijke toestemming alsnog te verlenen. Van een huurovereenkomst met gedaagden of van een bruikleenovereenkomst is geen sprake. Domijn is evenmin bereid alsnog een dergelijke overeenkomst of een andere overeenkomst met gedaagden aan te gaan. Ook na sommatie en ingebrekestelling bij een door de deurwaarder op 22 februari 2010, hebben gedaagden de woning niet verlaten. Gedaagden handelen ten opzichte van Domijn onrechtmatig, nu gedaagden zonder recht of titel in de woning van Domijn verblijven.
3.3 Domijn heeft een spoedeisend belang bij het gevorderde omdat zij huurinkomsten derft en dus schade lijdt, nu zij de woning tot aan de sloop of renovatie niet tijdelijk kan verhuren op basis van de Leegstandwet en zij de woning ook niet kan inzetten als wisselwoning voor huurders die tijdelijk uit hun huurwoning moeten in afwachting van een nieuwe huurwoning. Verder wenst Domijn de woning zo lang mogelijk, dus tot de sloop of renovatie, te blijven verhuren om de straat zo lang mogelijk leefbaar te houden. Het spoedeisend belang is bovendien gegeven, nu het hier gaat om een voortgaande en stelselmatige inbreuk op het subjectieve eigendomsrecht van Domijn.
Verweer van de heer [gedaagde sub 1]:
4.1 [Gedaagde sub 1] heeft ter zitting verklaard dat hij momenteel als enige in het betreffende pand aan de Pollenbrink 108 verblijft. Hij betwist dat de betreffende woning voor verhuur nodig is, omdat er nog voldoende andere panden in de buurt leegstaan.
4.2 [Gedaagde sub 1] heeft ter zitting een email overgelegd, waaruit blijkt dat hij zich heeft aangemeld voor woonruimte bij FMT vastgoedbeheer (de organisatie die door Domijn is ingeschakeld voor het beheer van de leegstaande woningen). [Gedaagde sub 1] stelt dat hij heeft geïnformeerd naar de selectiecriteria waaraan hij dient te voldoen om op de ‘reguliere’ wijze in aanmerking te komen voor woonruimte. Hierover heeft hij echter geen duidelijkheid gekregen en hij wenst dit alsnog te krijgen.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
5.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk gemaakt
dat Domijn, in afwachting van de voorgenomen sloop of renovatie, de woning tijdelijk wil verhuren op basis van de Leegstandwet en zij de woning wil gebruiken om tijdelijk onderdak te bieden aan huurders die elders tijdelijk moeten vertrekken in verband met sloop- of renovatiewerkzaamheden. Domijn heeft derhalve een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
5.2 Nu [gedaagde sub 1] als enige in het geding is verschenen, wordt ten aanzien van alle gedaagden ex artikel 140 Rv. vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. [Gedaagde sub 1] en de overige gedaagden zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als gedaagden.
5.3 Vast staat dat [gedaagde sub 1], die thans volgens eigen zeggen alleen in het pand aan de Pollenbrink 108 te Enschede verblijft, het betreffende pand heeft gekraakt en het pand zonder recht of titel bewoont. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat niet onomstotelijk vast dat [gedaagde sub 1] daadwerkelijk de enige gebruiker is van het betreffende pand. Vast staat echter dat eventuele overige personen, die thans in het betreffende pand verblijven, het pand eveneens zonder recht of titel bewonen. Gedaagden maken aldus inbreuk op het eigendomsrecht van Domijn, hetgeen als onrechtmatig moet worden beschouwd. Gedaagden zullen het pand reeds om die reden dienen te ontruimen. Van een noodtoestand of andere omstandigheden die tot afwijzing van de vordering van Domijn zouden moeten leiden, is niet gebleken.
5.4 Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat [gedaagde sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt elders geen onderdak te kunnen krijgen. Evenmin heeft [gedaagde sub 1] zijn stelling, dat hij pogingen heeft ondernomen om langs de ‘reguliere’ weg woonruimte te krijgen, voldoende aannemelijk gemaakt. Ter zitting is hiertoe namens Domijn verklaard dat zij [gedaagde sub 1] diverse keren hebben uitgenodigd om met Domijn in overleg te treden over de eventuele verhuur van woonruimte; echter op deze uitnodigingen is [gedaagde sub 1] niet ingegaan.
5.5 De voorzieningenrechter zal conform artikel 557a lid 3 Rv. tevens bepalen dat het vonnis gedurende zes maanden na heden ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in het pand bevindt of daar binnentreedt telkens wanneer zich dit voordoet, alsmede gedaagden verbieden, op straffe van een dwangsom van
€ 250,-- per persoon met een maximum van € 15.000,-- per persoon, om na vertrek uit het pand daarin terug te keren of zonder daartoe strekkende huurovereenkomst een ander pand van Domijn te betrekken.
6. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv. overbodig is.
7. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
I. Veroordeelt gedaagden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het pand aan de Pollenbrink 108 te Enschede te ontruimen met alle personen en zaken die zich daarin van hunnentwege bevinden en het pand geheel leeg ter beschikking te stellen aan Domijn.
II. Bepaalt dat dit vonnis gedurende zes maanden na heden ten uitvoer gelegd kan worden tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de voornoemde onroerende zaak bevindt of daar binnen treedt telkens wanneer zich dit voordoet.
III. Verbiedt gedaagden om na vertrek uit voornoemde onroerende zaak daarin terug te keren of zonder daartoe strekkende huurovereenkomst een ander pand van Domijn te betrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,-- per persoon per dag met een maximum van € 15.000,--.
IV. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Domijn begroot op
€ 336,89 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat.
V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.J. Stoové, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2010, in tegenwoordigheid van
G.H. Mensink-Heuver, griffier.