ECLI:NL:RBALM:2010:BM7352

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108421 FT RK 17/1
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoeker wegens niet tijdig aanleveren verklaring ex artikel 285 Faillissementswet

Op 2 maart 2010 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de heer [X] het faillissement van [verzoeker] had aangevraagd. [Verzoeker] had op zijn beurt een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank had [verzoeker] in een brief van 13 januari 2010 geïnformeerd dat hij tot 13 februari 2010 de gelegenheid had om de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet aan te leveren. Deze verklaring was noodzakelijk voor de behandeling van zijn verzoek. De rechtbank adviseerde [verzoeker] om tijdig contact op te nemen met de Stadsbank Oost Nederland voor het opmaken van deze verklaring.

Op 1 maart 2010 ontving de rechtbank de verklaring, maar deze was te laat ingediend. [Y], een bemiddelaar in de insolventie, had verklaard dat de stukken begin februari 2010 naar de Stadsbank waren verzonden, maar daar waren blijven liggen door ziekte en afwezigheid van personeel. [Verzoeker] had erop vertrouwd dat [Y] de benodigde stukken zou opmaken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de niet-ontvankelijkheid te voorkomen.

De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] zelf verantwoordelijk was voor het tijdig aanleveren van de verklaring en dat hij had moeten zorgen voor de voortgang van de opstelling en indiening van de verklaring. De rechtbank verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek, omdat hij niet binnen de gestelde termijn had voldaan aan de vereisten van de Faillissementswet. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M. Verhoeven en de schuldenaar heeft het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
Zaaknummer: 108421 FT RK 17/10
Datum uitspraak: 2 maart 2010
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoeker]
geboren op [geb.datum] en [geb.jaar]
wonende te [woonplaats][adres]
verzoeker, ook te noemen: [verzoeker].
Het procesverloop
Bij rekest van 21 december 2009 heeft de heer [X] het faillissement aangevraagd van [verzoeker].
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 23 februari 2010. Ter zitting is verzoeker verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling:
De feiten
Bij brief van 13 januari 2010 heeft de rechtbank [verzoeker] erop gewezen dat hij tot 13 februari 2010 de gelegenheid heeft om de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet aan te leveren. In dezelfde brief is [verzoeker] medegedeeld dat hij zich voor het opmaken van de verklaring dient te wenden tot de Stadsbank Oost Nederland, verder te noemen: de Stadsbank, en hem is aangeraden, in verband met het feit dat er enige tijd gemoeid is met het opmaken van de verklaring, dit onmiddellijk te doen.
Op 1 maart 2010 is de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet door de rechtbank ontvangen. [Y] Insolventie-bemiddeling verder te noemen: [Y], heeft in een bijgevoegde brief verklaard dat de stukken begin februari 2010 naar de Stadsbank zijn verzonden, maar daar zijn blijven liggen. De Stadsbank heeft in een bij de verklaring gevoegde brief vermeld dat door ziekte van de medewerker, die deze zaken normalerwijze in behandeling heeft, en de afwezigheid van de direct leidinggevende in verband met vakantie, het tekenen van de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet langer op zich heeft laten wachten.
De toelichting van verzoeker
[verzoeker] heeft verklaard dat de Stadsbank Oost Nederland, verder te noemen: de Stadsbank, hem heeft doorverwezen naar [Y] [verzoeker] is er vanuit gegaan dat [Y] de benodigde stukken voor hem zou opmaken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] in zijn verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij niet binnen de hem gegunde termijn van een maand, die in de artikel 287 lid 2 Faillissementswet verankerd is, een verklaring ex artikel 285 Faillissementswet heeft aangeleverd. De verklaring van [verzoeker] dat hij er vanuit is gegaan dat [Y] het verzoek voor hem zou aanvullen, doet niet af aan de niet-ontvankelijkheid, nu in de brief van 13 januari 2010 uitdrukkelijk is vermeld dat [verzoeker] zich voor de verklaring tot de Stadsbank moest wenden. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen de termijn waarbinnen de verklaring bij de rechtbank moest zijn, te bewaken, door bij [Y] en de Stadsbank te informeren naar de stand van zaken ten aanzien van het opstellen van de verklaring. [verzoeker] was immers zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de verklaring.
De verklaring van [Y] en de verklaring van de Stadsbank, waarin zij haar fouten erkent, doen niet af aan deze verantwoordelijkheid. Toezicht van [verzoeker] op de voortgang van de opstelling en indiening van de verklaring, had de te late indiening van de verklaring kunnen voorkomen.
De beslissing:
de rechtbank:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 2 maart 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem. Wanneer de schuldenaar tevens een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord heeft ingediend, wordt dit verzoek eveneens aan het Gerechtshof voorgelegd (art. 292 lid 3 en 361 Fw.).