ECLI:NL:RBALM:2010:BM9805

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111941 / KG ZA 10-142
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straat- en contactverbod opgelegd aan man die vrouw en kinderen bedreigt; vorderingen in reconventie afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 29 juni 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde een straatverbod en contactverbod tegen [gedaagde], die haar en hun kinderen zou hebben bedreigd. De vordering was gebaseerd op eerdere incidenten van huiselijk geweld en bedreigingen, waarbij [gedaagde] meerdere keren door de politie was geregistreerd. Tijdens de zitting op 22 juni 2010 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. [Eiseres] stelde dat zij en de kinderen in gevaar waren door de gedragingen van [gedaagde], terwijl [gedaagde] betwistte dat er een gevaarlijke situatie was en voerde aan dat hij niet meer in de buurt van [eiseres] zou komen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, gezien de eerdere incidenten en de aanhoudende bedreigingen. De rechter legde [gedaagde] een straatverbod op voor een periode van één jaar, met een dwangsom bij overtreding. In reconventie vorderde [gedaagde] nakoming van een omgangsregeling met de kinderen en de afgifte van roerende zaken. De rechtbank wees deze vorderingen af, omdat er geen schriftelijke afspraken waren over de omgang en de eigendom van de zaken niet voldoende was aangetoond.

De rechtbank besloot de proceskosten te compenseren, gezien de affectieve relatie tussen partijen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de opgelegde maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 111941 / KG ZA 10-142
datum vonnis: 29 juni 2010 (gww)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. F.N. Dijkers te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. F. Jakob te Enschede.
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Op 21 juni 2010 heeft [gedaagde] geconcludeerd voor antwoord en een eis in reconventie ingesteld.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 22 juni 2010. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres], vergezeld door mr. Dijkers en [gedaagde], vergezeld door mr. Jakob.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Partijen hebben van 2005 tot 2009 een relatie gehad. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren, die op dit moment nog minderjarig zijn: [kind 1] en [kind 2].
- De kinderen wonen bij de vrouw aan de [adres] te [woonplaats].
- Op 10 maart 2009 heeft de kinderrechter van de rechtbank Almelo de ondertoezichtstelling uitgesproken van de kinderen, voor de duur van een jaar, met benoeming van Bureau Jeugdzorg Overijssel tot gezinsvoogdijinstelling. De termijn van de ondertoezichtstelling is met ingang van 10 maart 2010 verlengd voor de duur van een jaar.
- Uit een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2010 van de Regiopolitie Twente, opgemaakt door de verbalisant [naam], blijkt dat de regiopolitie tien mutaties heeft opgemaakt, met betrekking tot politiecontacten met partijen.
- De laatste mutatie dateert van 11 mei 2010. Van de gebeurtenissen op deze datum heeft [eiseres] op 1 juni 2010 aangifte gedaan bij de politie.
- [Gedaagde] wordt één dezer dagen opgenomen in een verslavingskliniek te Dordrecht.
De vordering van [eiseres] en haar onderbouwing daarvan
2. Na eiswijziging vordert [eiseres] – kort gezegd – om [gedaagde] een straatverbod op te leggen binnen een straal van 100 meter van haar woning en voorts om hem een contactverbod op te leggen, één en ander voor de duur van een jaar en op straffe van een dwangsom. Voorts vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.1 [Eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde] zowel tijdens, als na de relatie tussen partijen haar meerdere keren heeft mishandeld, ook in het bijzijn van de kinderen. Van deze mishandelingen heeft [eiseres] herhaaldelijk aangifte gedaan bij de politie te Enschede. Naar aanleiding van bedreigingen die [gedaagde] in oktober 2009 richting de vrouw (wederom in het bijzijn van de kinderen) heeft geuit, is de man een tijdelijk huisverbod opgelegd. Ook nadien hebben er zich meerdere situaties voorgedaan waarin er sprake is van huiselijk geweld. Laatstelijk heeft dit plaatsgevonden op 11 mei 2010. Op die datum heeft [gedaagde] [eiseres] (in het bijzijn van de gezinsvoogd) fysiek mishandeld en bedreigd. [Eiseres] vreest thans voor haar veiligheid en de veiligheid van de kinderen en om die reden vordert zij thans een straat- en contactverbod. Het spoedeisend belang is hierin gelegen dat eerdere strafrechtelijke veroordelingen, alsmede het tijdelijk huisverbod geen effect hebben gehad.
Het verweer van [gedaagde]
3. [Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
Hij stelt dat er weliswaar een aantal mutaties door de politie is opgemaakt, maar uiteindelijk hebben deze slechts geleid tot een drietal strafrechtelijke veroordelingen, waarvan slechts één veroordeling betrekking heeft op mishandeling. De overige twee strafrechtelijke veroordelingen hebben betrekking op vernielingen. Wat betreft de gebeurtenissen op 11 mei 2010, stelt [gedaagde] dat hij op die datum de relatie met [eiseres] definitief heeft verbroken, waarna hij zijn eigendommen is gaan zoeken in de woning van [eiseres]. Zij wilde hem dat beletten, waarop [gedaagde] [eiseres] een duw geeft.
Al met al stelt [gedaagde] dat hij, nu de relatie definitief verbroken is, niet meer terug is gekeerd naar de woning van [eiseres] en dat ook in de toekomst niet meer zal doen, al was het maar omdat hij gedurende lange tijd zal worden opgenomen in een verslavingskliniek te Dordrecht. [Eiseres] heeft dan ook geen belang meer bij haar vordering, aldus [gedaagde].
De vorderingen van [gedaagde] in reconventie
4. In reconventie vordert [gedaagde] – kort gezegd – nakoming van de door Bureau Jeugdzorg Overijssel vastgestelde omgangsregeling tussen [gedaagde] en de kinderen. Daarnaast vordert hij afgifte van aan hem in eigendom toebehorende zaken, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
Het verweer van [eiseres] in reconventie
5. [Eiseres] voert verweer en stelt dat er geen omgangsregeling is vastgesteld waarvan nakoming kan worden gevorderd. Er is immers geen beschikking van de rechtbank waarin een omgangsregeling is vastgesteld, zodat ook geen nakoming kan worden gevorderd. Wat betreft de spullen van [gedaagde] stelt de vrouw dat een deel van deze spullen is gestolen. Voor zover er zich daarnaast in de woning van [eiseres] nog spullen bevonden, kunnen deze aan [gedaagde] worden afgegeven.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
In conventie
6. [Eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening in kort geding. Dat is als zodanig ook niet betwist door [gedaagde], zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een materiële beoordeling van het geschil in conventie.
6.1 De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de vorderingen van [eiseres] voor toewijzing gereed liggen. Het is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] zich in de afgelopen drie jaren, getuige de vele mutaties zoals deze door de politie zijn opgemaakt, veelvuldig dreigend heeft opgesteld jegens [eiseres]. Reeds om die reden heeft [eiseres] voldoende belang bij haar vorderingen.
6.2 Dat belang wordt niet teniet gedaan door de omstandigheid dat [gedaagde] 1) toezegt niet meer in haar buurt te zullen komen en 2) toch voor langere tijd in Dordrecht zal verblijven (naar verwachting ongeveer 9 maanden). De enkele toezegging van [gedaagde] is, gelet op de gebeurtenissen in het verleden en de les die [gedaagde] daaruit kennelijk niet heeft getrokken, onvoldoende om aan te nemen dat er daadwerkelijk geen incidenten meer plaats zullen vinden in de nabije toekomst. Bovendien, het kan zo zijn dat de relatie tussen partijen is verbroken, maar dat neemt niet weg dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij [eiseres] hebben. Niet uitgesloten kan worden – gelet op hetgeen [gedaagde] in reconventie stelt over de nakoming van de omgangsregeling – dat deze omstandigheid voor hem aanleiding kan zijn om toch in contact te treden met [eiseres].
Tenslotte heeft [gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet eens in staat is om [eiseres] te bezoeken, omdat hij opgenomen wordt. Over deze opname zijn te weinig feiten en omstandigheden bekend op basis waarvan kan worden aangenomen dat de behandeling in Dordrecht ten minste 9 maanden zal gaan duren. Zo is bijvoorbeeld niet bekend in hoeverre [gedaagde] met verlof zal kunnen.
6.3 Aan de veroordeling van [gedaagde] zal de voorzieningenrechter een dwangsom verbinden als gevorderd, met dien verstande dat het maximum aan te verbeuren dwangsommen zal worden gematigd tot een bedrag van € 10.000,00.
In reconventie
6.4 [Gedaagde] heeft het spoedeisend belang bij zijn vorderingen in reconventie voldoende aannemelijk gemaakt en [eiseres] heeft op haar beurt dit ook niet betwist, zodat de voorzieningenrechter ook hier toekomt aan een materiële beoordeling van het geschil.
6.5 De vorderingen van [gedaagde] moeten worden afgewezen. Wat betreft de nakoming van de omgangsregeling heeft het navolgende te gelden. Vooropgesteld zij dat [gedaagde] recht heeft op omgang met zijn kinderen. Dat geldt vice versa ook voor de kinderen. Er is echter onvoldoende gebleken van concrete, schriftelijke afspraken (ook niet door tussenkomst van Bureau Jeugdzorg Overijssel) waarvan nakoming kan worden gevorderd. Immers, voor zover er al een omgangsregeling bestaat, ligt hieraan geen rechterlijke uitspraak ten grondslag. Voorts is niet gebleken van een overeenkomst tussen partijen, waarin een omgangsregeling is vastgelegd. Kennelijk hebben de omgangsmomenten tussen [gedaagde] en de kinderen op ad hoc basis plaatsgevonden. Dat biedt onvoldoende houvast om thans [eiseres] te veroordelen tot nakoming van een omgangsregeling.
6.6 Wat betreft de vordering tot afgifte van roerende zaken heeft te gelden dat volstrekt onduidelijk is gebleven om welke zaken het gaat. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig, waarvoor binnen het bestek van deze procedure geen plaats is. Uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s blijkt immers niet dat de daarop afgebeelde zaken ook aan hem in eigendom toebehoren, laat staan daar daaruit zou blijken dat deze spullen zich (nog) in de woning van [eiseres] bevinden.
Proceskosten
6.7 Omdat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten (zowel in conventie als in reconventie) tussen partijen te compenseren.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
I. verbiedt [gedaagde] om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis binnen een straal van 100 meter van de woning van [eiseres] aan de [adres] te [woonplaats] te bevinden en/of te begeven alsmede om zich binnen 30 meter in de nabijheid van [eiseres] te begeven waar zij zich op de openbare weg ook mag bevinden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding van deze verboden, met een maximum van € 10.000,00 en machtigt [eiseres] om deze verboden zonodig te doen naleven met behulp van de sterke arm.
II. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
III. Compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
V. Wijst de vorderingen af.
VI. Compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.