ECLI:NL:RBALM:2010:BM9961

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111853 / KG ZA 10-138
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen vonnis in kort geding betreffende afgifte speelautomaten

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 30 juni 2010 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Eiseres, aangeduid als [opposante], had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 9 april 2010, waarin zij was veroordeeld tot afgifte van twee speelautomaten aan de vennootschap onder firma Playgroup International V.O.F. De voorzieningenrechter oordeelde dat [opposante] te laat was met het indienen van haar verzet. De rechtbank stelde vast dat [opposante] op 4 mei 2010 op de hoogte was van het eerdere vonnis, aangezien een deurwaarder haar op die datum in persoon een exploit had betekend. De termijn voor het indienen van verzet was vier weken, wat betekende dat [opposante] uiterlijk op 1 juni 2010 in verzet had moeten komen. Aangezien zij pas op 8 juni 2010 verzet aantekende, werd haar vordering afgewezen. De voorzieningenrechter bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde [opposante] in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van verzet en de gevolgen van niet tijdig reageren op een vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 111853 / KG ZA 10-138
datum vonnis: 30 juni 2010 (gww)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[opposante]
wonende te [woonplaats]
opposante,
verder te noemen [opposante]
advocaat: mr. E.W. Roessingh te Hengelo (Ov.),
tegen
de vennootschap onder firma
Playgroup International V.O.F.,
gevestigd te Enschede,
geopposeerde,
verder te noemen Playgroup,
advocaat: mr. A.P. Drosten te Enschede.
Het procesverloop
[opposante] heeft gevorderd als vermeld in de verzetdagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 21 juni 2010. Ter zitting zijn verschenen:
mevrouw [opposante], vergezeld door mr. Roessingh en de heer [naam] namens Playgroup, vergezeld door mr. Drosten. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
De feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Playgroup heeft [opposante] in kort geding gedagvaard tegen de terechtzitting van 2 april 2010. Ter zitting is [opposante] niet verschenen, waarna tegen haar verstek is verleend. Bij vonnis van
9 april 2010 heeft de voorzieningenrechter [opposante] – kort gezegd – veroordeeld tot afgifte van een tweetal speelautomaten, op straffe van verbeurte van boete per dag, alsmede tot betaling van een geldsom.
- Voornoemd vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
- Op 15 april 2010 heeft de deurwaarder de grosse van voornoemd vonnis aan [opposante] betekend. Deze betekening heeft niet in persoon plaatsgevonden.
- Op 4 mei 2010 heeft de deurwaarder aan [opposante] in persoon een exploit betekend, inhoudende een bevel tot onmiddellijke afgifte van een tweetal speelautomaten.
- De verzetdagvaarding is betekend op 8 juni 2010.
De vordering van [opposante] en haar onderbouwing daarvan
2. Bij verzetdagvaarding vordert [opposante] – met gegrondverklaring van het verzet – haar te ontheffen van de bij vonnis van 9 april 2010 tegen haar uitgesproken veroordelingen en Playgroup te verbieden dat vonnis ten uitvoer te doen leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Subsidiair vordert [opposante] staking van de executie van voornoemd vonnis, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Playgroup in de kosten van deze procedure.
2.1. [opposante] stelt daartoe dat zij eerst op basis van de brief van de deurwaarder van 25 mei 2010 (waarin een betalingsvoorstel wordt afgewezen) bekend is geworden met de tenuitvoerlegging van het tegen haar bij verstek gewezen vonnis van 9 april 2010. Hoewel Playgroup volgens [opposante] op 14 mei 2010 de twee speelautomaten, waarover een geschil tussen partijen is ontstaan, heeft doen verwijderen uit haar horecaonderneming, heeft zij daaruit slechts afgeleid dat Playgroup de tot dan toe bestaande zakelijke relatie met haar wenste te beëindigen. Dat er sprake was van een tenuitvoerlegging van een vonnis is haar op dat moment niet duidelijk gemaakt c.q. geworden. Het vonnis is immers niet in persoon betekend, maar achtergelaten in een gesloten envelop. Door een verhuizing heeft een groot deel van de voor [opposante] bestemde post haar niet, dan wel veel te laat, bereikt.
2.2. Voorts betwist [opposante] de haar door Playgroup gemaakt verwijten, die hebben geleid tot het vonnis van 9 april 2010. Deze verwijten zijn gebaseerd op onjuiste feiten en zouden niet bij wijze van voorlopige voorziening zijn toegewezen, indien Playgroup een juiste voorstelling van zaken zou hebben gegeven.
Het verweer van Playgroup
3. Playgroup voert verweer. Volgens Playgroup is het verzet van [opposante] ongegrond. Bij exploit van 15 april 2010 is het vonnis van 9 april 2010 aan [opposante] betekend. Zij moet hier in de ogen van Playgroup wel kennis van hebben genomen. Het exploit is immers betekend op het adres van haar onderneming, zodat de privé verhuizing van [opposante] hieraan niet in de weg kan hebben gestaan. Weliswaar is voornoemd exploit niet aan [opposante] in persoon betekend, maar het exploit van 4 mei 2010 is dat wel. Derhalve kan op grond van de wettelijke bepalingen geconcludeerd worden dat [opposante] vanaf die datum in ieder geval bekend is geworden met het tegen haar gewezen vonnis. Op grond van artikel 143 lid 2 Rv. had [opposante] binnen 4 weken na 4 mei 2010, derhalve uiterlijk 1 juni 2010, in verzet moeten komen. [opposante] is echter pas op 8 juni 2010 in verzet gekomen, zodat zij thans te laat is.
3.1 Voor zover het verzet van [opposante] gegrond zal worden verklaard, voert Playgroup nog aan dat [opposante] met betrekking tot de afrekening van de opbrengsten van de speelautomaten ten onrechte een rookgordijn optrekt door de juistheid van de afrekeningen en kwitanties in twijfel te trekken. [opposante] komt hierbij echter niet veel verder dan een gevoel en wat speculaties, maar niet tot een zodanige onderbouwing van haar verweer dat de afrekeningen niet kloppen, dat dit verweer gehonoreerd zou moeten worden.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het verzet van [opposante] niet tijdig ingesteld, waardoor haar vordering moet worden afgewezen, met bekrachtiging van het verstekvonnis van 9 april 2010. Hiertoe heeft het navolgende te gelden.
4.1. Vooropgesteld kan worden dat het verstekvonnis van 9 april 2010 op 15 april 2010 op de juiste wijze aan [opposante] betekend. Het exploit is echter niet aan [opposante] in persoon betekend, maar op het adres van haar onderneming (wat op zichzelf juist is) in een gesloten envelop achtergelaten. Op dat moment is de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 143 lid 2 Rv. nog niet gaan lopen. Daarvoor is, bij betekening van een vonnis, vereist dat het exploit de gedaagde die verstek heeft laten gaan, in persoon wordt uitgereikt.
4.2 Niettemin heeft Playgroup op 4 mei 2010 een exploit aan [opposante] doen betekenen, waarin bevel wordt gedaan tot afgifte van de twee speelautomaten. Dit exploit is in persoon betekend en dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden beschouwd als een ter uitvoering van het vonnis van 9 april 2010 strekkende akte. In dit exploit wordt immers uitdrukkelijk verwezen naar voornoemd vonnis en bovendien blijkt uit het exploit dat de executie van het vonnis ter hand is genomen en in ieder geval gedeeltelijk is voltooid.
4.3 De eerder genoemde termijn van vier weken is op dat moment gaan lopen. Dat brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat [opposante] vanaf 4 mei 2010 wist, althans moet hebben geweten, dat er een (verstek)vonnis jegens haar was gewezen. De termijn van vier weken eindigde op 1 juni 2010. [opposante] heeft een week nadien Playgroup in verzet gedagvaard is daarmee te laat geweest.
4.3. [opposante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vordering in verzet af en bekrachtigt het verstekvonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 april 2010 (zaaknummer 110114 /KG ZA 10-74), tussen [opposante] als gedaagde en Playgroup als eiseres gewezen;
II. veroordeelt [opposante] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Playgroup begroot op nihil aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat;
III. verklaart onderdeel II. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.