RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 105037 / KG ZA 09-268
datum vonnis: 30 juni 2010 (gww)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. [eiser in conventie,verweerder in reconventie]
wonende te [woonplaats]
2. [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
wonende te [woonplaats]
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
verder te noemen [X en Y]
advocaat: mr. E. Nijhoff te Almelo,
1. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
wonende te [woonplaats]
2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
wonende te [woonplaats]
3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
wonende te [woonplaats]
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
verder te noemen [Z 1,2+3]]
advocaat: mr. R.F.A. Rorink te Enschede.
De weergave van het procesverloop
In conventie en in reconventie:
[X en Y] hebben in kort geding gesteld en gevorderd zoals staat vermeld in de inleidende dagvaarding. Het vervolg van het procesverloop blijkt uit het volgende:
- de behandeling ter zitting heeft (eerst) plaatsgevonden op 2 september 2009. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen met hun advocaten. De standpunten zijn toen toegelicht. Na verder debat is gepoogd een vergelijk te treffen. In samenspraak met partijen is vervolgens deze zaak aangehouden om hen de mogelijkheid te bieden om hun geschil met een vergelijk op te lossen;
- op verzoek van partijen is de behandeling ter terechtzitting voortgezet op 3 maart 2010. Partijen zijn bij die gelegenheid weer verschenen met uitzondering van [Y]. Bij die gelegenheid is namens [Z 1,2+3] (zoals was aangekondigd) een aanvullend gewijzigde reconventionele eis geformuleerd. [X en Y] hebben bij die gelegenheid (ook zoals was aangekondigd) hun eis gewijzigd. Partijen hebben weer hun standpunten toegelicht. Nog steeds ter beproeving van een (definitief) vergelijk is de zaak in samenspraak met partijen weer aangehouden, deels ook voor ruggespraak en nader intern financieel advies;
- Op verzoek van de voorzieningenrechter is nogmaals een voortzetting van de behandeling ter zitting bepaald, en wel op 28 april 2010. Deze behandeling is door toedoen van partijen niet doorgegaan;
- De vervolgens door de voorzieningenrechter op 19 mei 2010 bepaalde voortzetting van de mondelinge behandeling is eveneens niet doorgegaan. Zulks op verzoek van (een van) partijen;
- [X en Y] hebben daarna nog op 1 juni 2010 een akte met producties in het geding gebracht, waarop door [Z1,2+3] bij akte van 16 juni 2010 is gereageerd.
Tot slot is door partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.
Waarvan kan worden uitgegaan
In conventie en in reconventie:
Eiser sub 1 en gedaagden zijn broers van elkaar. Eiseres sub 2 is hun moeder. Zowel [X]als [Z1] zijn vennoot in hun vennootschap onder firma. Het lukt deze partijen tot op heden niet om de beëindiging van vennootschap vorm te geven door een verdeling/uitkoop. In concreto gaat het dan om het woonhuis en het agrarisch bedrijf gelegen aan de [adres] en [woonplaats] Het woonhuis en het agrarisch bedrijf zijn eigendom van [X] en [Z1] gezamenlijk.
[Y] bewoont vanaf 1955 de woning en heeft deze woning in hoofdzaak om gezondheidsredenen begin 2010 definitief verlaten. Thans bewoont alleen [X] de woning. [Z1,2+3] wonen elders.
De partijen [X] en [Z1] hebben hangende dit kort geding de procedurele afspraken gemaakt zoals die staan verwoord in de brief van mr Rorink van 17 september 2009 zoals deze op onderdelen is aangevuld door mr Nijhoff bij (antwoord)brief van 23 september 2009. Het betreft hier grotendeels de vaststelling van “de marsroute” die moet worden gevolgd om uiteindelijk de afwikkeling van de genoemde vennootschap onder firma te effectueren. Immers wordt daarin het te bereiken eindresultaat nog om tal van redenen in het midden gelaten. Open zijn nog blijven staan de mogelijkheid dat een derde de onroerende zaken koopt dan wel dat [X] door [Z1] wordt “uitgekocht”. Met name deze partijen zijn ernstig verdeeld en verdeeld gebleven over welke aanpak haalbaar is en uiteindelijk moet worden gevolgd. Op het laatst wordt immers nog namens [X] bericht dat eindelijk “een koper” is gevonden. Dit terwijl partij [Z1] tot het einde van deze procedure bepleit dat uitkoop van [X] nog steeds tot de mogelijkheden behoort.
De standpunten van partijen
In conventie en in reconventie:
Geconstateerd moet worden dat partijen juist door het lange procedurele verloop van dit kort geding andere standpunten zijn gaan innemen en hun vorderingen dienovereenkomstig hebben aangepast. Afgesproken was met partijen dat dit in beginsel tot de mogelijkheden behoorde.
Door [X en Y] is – voor zover thans nog van belang - aangevoerd dat partijen hangende dit geding – en wel op 17 september 2009 - bindende (deels procedurele) afspraken hebben gemaakt. [X] vordert - na wijziging van eis later in dit geding - in conventie onder I en II nakoming daarvan, toelating van eisers tot het huis en het agrarisch bedrijf alsmede [Z1,2+3] te verbieden in de nabijheid daarvan te komen. Een en ander op straffe van een dwangsom, uitvoerbaar bij voorraad en met hoofdelijke veroordeling van [Z1,2+3] in de kosten van dit geding gevallen aan de zijde van [X en Y].
In reconventie wordt – eveneens voor zover thans nog van belang - gevorderd om [X] te veroordelen om het woonhuis, het agrarisch bedrijf en alles wat daar bij hoort, te leveren aan [Z1] tegen “een door Accon vastgestelde prijs”. Voorts wordt gevorderd te bepalen dat [X en Y] het betreffende perceel moeten ontruimen en verlaten met geordende en opgeruimde achterlating van een en ander. Dit alles op straffe van (een) dwangsom(men). Een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met hoofdelijke veroordeling van [X en Y] in de kosten van dit geding.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot afwijzing van de (gewijzigde) vorderingen.
De beoordeling van het geschil
In conventie en in reconventie:
Genoegzaam is komen vast te staan dat [Y] de woning inmiddels definitief heeft verlaten en om gezondheidsredenen elders is gaan wonen. Derhalve is niet meer in te zien welk belang zij nog heeft bij toewijzing van enig deel van het thans – na wijziging van eis - in conventie gevorderde, nu haar ter zake de eigendom en het gebruik van de woning en het agrarische bedrijf geen zelfstandig vorderingsrecht (meer) toekomt. Zij is immers geen vennoot (meer). Evenmin staan onroerende zaken op haar naam. Om dezelfde reden kunnen [Z1,2+3] ten aanzien van juist [Y] geen belang meer hebben bij toewijzing van enig deel van het in reconventie gevorderde, zoals gewijzigd. Dezelfde redenering moet zowel in conventie als in reconventie worden gevolgd ten aanzien van – kort gezegd – [Z 2+3]
Kern van het voorliggende geschil op basis van de gewijzigde vorderingen, is de langjarige worsteling van [X] en [Z1] om de beëindiging van hun samenwerking (vennootschap onder firma) juridisch, feitelijk en financieel vorm te geven. Weliswaar hebben partijen daarover een procedureel vergelijk weten te treffen en is deels daaraan procedurele inhoud gegeven, maar de voorzieningenrechter heeft niet kunnen vaststellen dat de vele onderhandelingen en inspanningen hebben geleid tot definitieve en onvoorwaardelijke waarderings-, verdelings- en afrekeningsafspraken.
Het gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver om door middel van de toewijzing van enig deel van het in conventie in reconventie gevorderde, deze situatie van nog steeds blijvende onzekerheid over hoe nu verder, een voorziening te treffen waarvan niet gezegd kan worden dat deze zich verhoudt met de uiteindelijke uitkomst van het kerngeschil van partijen. Een dergelijke voorziening zou ook alleen maar oneigenlijk werken in deze situatie waarbij nog steeds gestreefd wordt naar een definitieve oplossing, hetzij door overdracht aan [Z1] hetzij door verkoop aan een derde van dit perceel.
Bij gelegenheid van de derde mondelinge behandeling had de voorzieningenrechter nu juist met partijen willen bespreken welk juridisch belang zij in deze situatie nog kunnen hebben bij toewijzing van enig deel van het gevorderde, zoals gewijzigd. Zulks dus met name omdat nog steeds niet voorspelbaar is op welke wijze deze verdeling/afrekening feitelijk zal worden geëffectueerd. De in conventie en in reconventie gevorderde voorzieningen lopen immers ieder voor zich vooruit op een te bereiken verdelings/afrekeningsresultaat, terwijl naar het oordeel voorzieningenrechter die voorzienbaarheid daarvan nog (lang) niet aan de orde is.
Het gaat derhalve te ver om vooruitlopend op enig resultaat, nu reeds de gevraagde voorlopige voorzieningen te treffen door een van partijen in het gelijk te stellen.
Daarbij komt dat ook niet de noodzaak is gebleken voor het treffen van andere ordenende en evident tijdelijke voorlopige voorzieningen. Ook dat had bij de door partijen afgeblazen vervolgzitting besproken kunnen worden. Maar zij hebben die mogelijkheid kennelijk niet meer willen en/of kunnen benutten vanwege inmiddels weer opgelopen spanningen tussen partijen.
De slotsom luidt dan ook dat het in conventie en in reconventie gevorderde zich (thans) niet leent voor toewijzing. Om reden dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld en bovendien om reden dat de zaak belangrijke trekken vertoont van verdeling van wat gemeenschappelijk is, zullen de kosten op na te melden wijze worden gecompenseerd.
Rechtdoende:
De voorzieningenrechter:
In conventie en in reconventie:
Compenseert de kosten van het geding aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.