ECLI:NL:RBALM:2010:BN0576

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
5 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112075 / KG ZA 10-148
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van hond en paard na beëindiging relatie

In deze zaak vordert eiser, die stelt eigenaar te zijn van een hond en een paard, de afgifte van deze dieren van gedaagde, die zich als eigenaresse presenteert. De vordering is ingesteld in kort geding, waarbij eiser aanvoert dat hij de dieren ten onrechte niet kan afnemen van gedaagde. Gedaagde voert verweer en stelt dat de dieren haar eigendom zijn, onderbouwd met bewijsstukken zoals registratie en identificatiedocumenten. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 28 juni 2010, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten. De rechter oordeelt dat in kort geding niet kan worden vastgesteld wie de rechtmatige eigenaar van de dieren is, aangezien beide partijen aannemelijke stellingen hebben gepresenteerd. Er is bewijslevering nodig, waarvoor de gewone rechter de aangewezen instantie is. De voorzieningenrechter besluit de gevraagde afgifte te weigeren en de status quo te handhaven, zodat de dieren bij gedaagde blijven totdat er een definitieve uitspraak is in de bodemprocedure. Tevens worden de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 112075 / KG ZA 10-148
datum vonnis: 5 juli 2010 (kh)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. M.A. Schuring, kantoorhoudende te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. H.K. Beek, kantoorhoudende te Zwolle.
Het procesverloop
[Eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 28 juni 2010. Ter zitting zijn verschenen: [eiser], vergezeld door mr. Schuring, en [gedaagde], vergezeld door mr. Beek. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Partijen hebben gedurende een aantal jaren een affectieve relatie gehad;
- Van samenwoning is geen sprake geweest;
- Tijdens deze relatie is een paard genaamd Elora, roepnaam Lady, (met levensnummer 528210002030928) en een hond genaamd Chanel (met microchipnummer 528210002140157) gekocht en geleverd;
- De hond verblijft bij [gedaagde] in [woonplaats], en ook het paard is in [woonplaats] gestald;
- Het paspoort en identiteitsbewijs van de dieren is in het bezit van [gedaagde].
2. [Eiser] vordert thans - uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte van het aan hem toebehorende paard Elora en de hond Chanel, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 100,-- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat gedaagde hier niet aan voldoet. Tevens vordert hij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3. Hij voert daartoe aan dat hij eigenaar is van het paard en de hond, en dat de dieren ten onrechte niet aan hem worden afgegeven. Dat [gedaagde] deze niet wil afstaan, is een inbreuk in het eigendomsrecht van [eiser], waar [gedaagde] niet vrijwillig een eind aan wil maken, aldus [eiser]. Hij heeft er derhalve recht op en belang bij om in kort geding de teruggave van de dieren te vragen.
Ter staving van zijn stelling legt hij over een verklaring van de verkoper van het paard Elora, waaruit blijkt dat het paard is verkocht aan de heer [eiser], dat hij de betalingen heeft verricht en dat het paard aan hem is meegegeven. Voorts heeft hij een koopovereenkomst met betrekking tot de hond Chanel overgelegd waarin hij eveneens als koper wordt vermeld.
4. [Gedaagde] voert daartegen verweer. Zij is primair van mening dat de vordering dient te worden afgewezen en subsidiair dat de dwangsom moet worden afgewezen dan wel worden gematigd, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
Allereerst stelt zij dat geen sprake van een spoedeisend belang, terwijl er bovendien, in geval van toewijzing van de vordering, een restitutierisico bestaat. Zij stelt zich op het standpunt dat zij de eigenaar is van de dieren en derhalve niet gehouden tot afgifte hiervan. Zij voert daartoe aan dat de man weliswaar de hond heeft gekocht, maar dat hij de hond als kerstcadeau aan haar heeft gegeven. De hond is direct op haar naam geregistreerd bij het NDG, terwijl zij nadien ook als eigenaresse in het paspoort is vermeld, aldus [gedaagde]. Bovendien heeft de hond altijd bij haar gewoond.
Met betrekking tot het paard stelt zij dat die koop op haar verzoek is gesloten. Hoewel [eiser] het paard in eerste instantie heeft betaald, is het paspoort aan [gedaagde] overhandigd, en heeft [gedaagde] daarna het aankoopbedrag aan [eiser] terugbetaald. Volgens [gedaagde] is het paard dan ook uit haar vermogen betaald en aan haar overgedragen.
Met betrekking tot het door haar gestelde eigendomsrecht heeft zij eveneens producties in het geding gebracht. Hieruit blijkt dat zowel op het hondenpaspoort als op het NDG certificaat haar naam is vermeld, alsmede dat zij in het bezit is van het bij het paard Elora behorende identificatiedocument. Ter zake de door haar gestelde verzorging en kosten heeft zij diverse verklaringen overgelegd, evenals een factuur van de hoefsmid en een transactieoverzicht van de Rabobank.
5. Deze stellingen worden door [eiser] betwist.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang van [eiser] voldoende aannemelijk geworden, nu hij stelt dat inbreuk wordt gemaakt op het aan hem toekomende eigendomsrecht.
7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient de gevraagde afgifte van de dieren te worden geweigerd, nu vooralsnog niet althans niet voldoende is komen vast te staan wie als rechtmatige eigenaar van de hond en het paard moet worden aangemerkt. Zowel de stellingen van [eiser] als van [gedaagde] komen, mede gelet op de overgelegde producties, niet onaannemelijk voor. Beide stellingen staan echter lijnrecht tegenover elkaar. Om de eigendom van de dieren vast te stellen en daarover een beslissing te nemen, is bewijslevering noodzakelijk. Hiervoor is echter in kort geding geen plaats. Daartoe is de procedure voor de gewone rechter de aangewezen procedure.
Wel is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat, in afwachting van de bodemprocedure, de huidige status quo dient te worden gehandhaafd, dat wil zeggen dat zowel de hond als het paard gedurende die procedure bij [gedaagde] blijven, op de plek waar de dieren al die tijd zijn verzorgd, om te voorkomen dat zij telkens moeten worden verplaatst.
8. Nu partijen een relatie hebben gehad, acht de voorzieningenrechter termen aanwezig om de kosten van dit geding te compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Weigert de gevraagde voorziening.
II. Compenseert de kosten van dit geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2010, in tegenwoordigheid van
M.T. Hovius-Huisman, griffier.