ECLI:NL:RBALM:2010:BN2894

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
333285 CV EXPL 2503-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. van Rhijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige reiskostenvergoeding en wettelijke verhoging

In deze zaak vorderde eiser, die als administrateur werkzaam was bij SES Nederland B.V., betaling van achterstallige reiskostenvergoeding over de periode van 2004 tot en met 2009. Eiser stelde dat hij recht had op een vergoeding op basis van de fiscale wetgeving die per 1 januari 2004 was gewijzigd, waarbij werkgevers de mogelijkheid kregen om een maximale belastingvrije reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer toe te kennen. Eiser had echter gedurende zijn dienstverband een lagere vergoeding ontvangen, die in overeenstemming was met de oude regeling. De werkgever, SES, voerde aan dat de vordering van eiser verjaard was en dat hij zijn rechten had verwerkt door niet eerder aanspraak te maken op de hogere vergoeding.

De rechtbank oordeelde dat er geen wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst was opgenomen, waardoor de werkgever niet eenzijdig de voorwaarden kon wijzigen. De rechtbank verwierp het verweer van SES dat eiser zijn aanspraak had verwerkt, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het vertrouwen van SES rechtvaardigden dat eiser zijn aanspraak niet meer geldend zou maken. Desondanks werd de vordering van eiser afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de door SES uitgekeerde vergoedingen niet in strijd waren met de geldende wetgeving en het arbeidsvoorwaardenreglement. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van SES, die op € 600,00 werden begroot.

De uitspraak werd gedaan door kantonrechter M.H. van Rhijn op 27 juli 2010 in Enschede, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak benadrukt de noodzaak voor werknemers om tijdig aanspraak te maken op hun rechten en de gevolgen van wijzigingen in fiscale wetgeving voor arbeidsvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie
Zaaknummer : 333285 CV EXPL 2503/10
Uitspraak : 27 juli 2010 (mvr)
Vonnis in de zaak van:
wonende te …
eisende partij, hierna ook wel eiser te noemen
gemachtigde: mr. E.A.C. Sietsma, advocaat te Assen
tegen
de besloten vennootschap SES NEDERLAND B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
gedaagde partij, hierna ook wel SES te noemen
gemachtigde: mr. E.P. Cornel, advocaat te Enschede
1. Het verloop van de procedure:
1.1 Dit verloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 februari 2010;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2. De feiten:
2.1 Eiser is op basis van een arbeidsovereenkomst van 19 januari 1989 tot en met
31 oktober 2009 als administrateur in dienst geweest van SES. De overeenkomst is als gevolg van opzegging door eiser geëindigd. Eiser woont in Vriezenveen en SES is in 2001 van Vriezenveen naar Enschede verhuisd. De afstand van de woning van eiser naar de vestiging van SES in Enschede bedraagt om en nabij 35,6 kilometer.
2.2 In de jaren 2004 en 2005 ontvangt eiser een reiskostenvergoeding van € 134,75 per maand. Vanaf 2006 tot aan het einde van zijn dienstverband wordt het € 141,50 per maand. Deze bedragen komen nagenoeg overeen met de forfaitaire niet belaste reiskostenvergoeding woon- werkverkeer die de fiscus tot 1 januari 2004 toepast. Op 1 januari 2004 verandert de fiscale wetgeving. Deze forfaitaire vergoeding komt te vervallen en daarvoor komt in de plaats dat de werkgever de mogelijkheid krijgt zijn werknemers een maximale belastingvrije reiskostenvergoeding toe te kennen van € 0,19 per feitelijk afgelegde kilometer.
3. De vorderingen:
3.1 Eiser vordert dat bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SES wordt veroordeeld aan hem te betalen:
a. Het bedrag van € 7.179,45 onder de titel van achterstallige reiskostenvergoeding over de periode van 2004 tot en met 2009;
b. De maximale wettelijke verhoging over voormeld bedrag;
c. De wettelijke rente over € 7.179,45 vanaf 1 november 2009 tot de dag van de algehele voldoening;
d. Het bedrag van € 350,00 als vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten.
De vordering is gebaseerd op de feiten en op de volgende stellingen:
3.2 SES hanteerde een arbeidsvoorwaardenreglement dat een regeling bevat die betrekking heeft op reiskosten woon- werkverkeer. De regeling onder 7.1 is als volgt geredigeerd:
De werkgever vergoedt de werknemer de reiskosten voor woon-/werkverkeer op basis van de vrijgestelde reiskostenvergoedingen volgens de handleiding loonbelasting en premieheffing.
[…]
Tot 1 januari 2004 is aan eiser een reiskostenvergoeding woon- werkverkeer toegekend conform de regeling. Indien de regeling tijdens het dienstverband van eiser zou zijn gewijzigd, hetgeen niet het geval is, dan is eiser daarmee niet akkoord gegaan. Met de inhoud van het arbeidsvoorwaardenreglement, met vorenbedoelde 7.1-regeling, heeft eiser zich in juni 2001 schriftelijk akkoord verklaard.
3.3 Ingevolge het arbeidsvoorwaardenreglement had vanaf 1 januari 2004 tot aan het einde van het dienstverband SES onder de titel van reiskostenvergoeding voor woon- reisverkeer aan eiser € 0,19 per kilometer moeten uitkeren. SES heeft dat niet gedaan. Eiser heeft meermalen de kwestie binnen SES aan de orde gesteld, maar dat leverde voor hem niet het gewenste resultaat op. SES is in verzuim geraakt.
3.4 SES dient over de reiskostenvergoeding de maximale wettelijke verhoging ad
€ 3.589,73 te betalen.
3.5 Eiser heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Deze kosten moet SES tot het bedrag van € 350,00 vergoeden.
4. Het verweer:
4.1 SES is van mening dat bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, eiser in zijn vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat deze hem dienen te worden ontzegd. Het volgende is naar voren gebracht:
4.2 De wijziging in de fiscale wetgeving over reiskostenvergoedingen, ingegaan op
1 januari 2004, betekent niet dat SES op grond daarvan meer moet gaan betalen dan zij voorheen, zulks op basis van het door eiseraangehaalde arbeidsvoorwaardenreglement, deed.
4.3 In januari 2006 reikt SES aan haar personeel een gewijzigd arbeidsvoorwaardenreglement uit met een gewijzigde regeling voor reiskosten woon-werkverkeer. De redactie daarvan is nu:
De werkgever vergoedt de werknemer de reiskosten voor woon- werkverkeer op basis van het gemiddeld aantal gewerkte dagen per maand maal een vast bedrag volgens de enkele afstand woon-werk.
Het gemiddeld aantal gewerkte dagen per maand is als volgt bepaald:
Werkdagen per jaar: 262 -/- 26 vakantiedagen -/- 5 vakantiedagen = 231: 12 = 19,25 p/maand.
Reiskostentabel: 2-10 km = € 0,50 per dag
10-20 km = € 3,60 per dag
20 plus = € 7,00 per dag
De aan eiser in 2004 en 2005 betaalde vergoeding is in overeenstemming met deze regeling.
4.4 Eiser heeft zijn rechten verwerkt op een reiskostenvergoeding zoals door hem gevorderd. Daarenboven is de vordering die betrekking heeft op de periode van
1 januari 2004 tot 1 oktober 2004 verjaard. De vordering is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Eiser was als administrateur nauw betrokken bij de financiële gang van zaken betreffende salarissen en reiskostenvergoeding en het gaat niet aan om, nadat aan de dienstbetrekking een einde is gekomen, te komen met een vordering die erop neerkomt: Er is mij jarenlang te weinig reiskostenvergoeding toegekend en ik wil alsnog betaling van hetgeen mij toekomt.
4.5 Over een reiskostenvergoeding kan geen wettelijke verhoging worden toegekend.
5. De beoordeling van het geschil:
5.1 Het door SES gedane beroep op rechtsverwerking wordt verworpen. Daarvoor is meer nodig dan enkel tijdsverloop of enkel stilzitten. SES heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht als gevolg waarvan bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat eiser zijn aanspraak op de vergoeding conform de fiscale regeling zoals die vanaf 1 januari 2004 is gaan gelden, niet meer geldend zou maken.
5.2 In de arbeidsovereenkomst van eiser is geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen als bedoeld in artikel 7: 613 BW. Indien het arbeidsvoorwaardenreglement in januari 2006 is gewijzigd, heeft eiser zich daarmee niet akkoord verklaard. Het volstaan van het uitreiken van het reglement aan eiser is daarvoor onvoldoende.
5.3 In het arbeidsvoorwaardenreglement waarmee eiser zich akkoord heeft verklaard worden geen bedragen genoemd maar staat dat de reiskosten woon-werkverkeer op basis van de vrijgestelde reiskostenvergoeding volgens de handleiding loonbelasting en premieheffing worden vergoed. De fiscale wetgeving (en de daarmee samenhangende handleidingen) van vóór en na 1 januari 2004 verschillen weliswaar van elkaar, maar er moet van worden uitgegaan dat de wetgeving ook na 2004 redelijk is gebleven voor werkgevers en werknemers. Het voorgaande krijgt meer cachet omdat na 1 januari 2004 er immers sprake is van een regeling die aan de werkgevers de mogelijkheid geeft aan de werknemers een maximale belastingvrije vergoeding toe te kennen van € 0,19 per feitelijk afgelegde kilometer. Ze mogen de belastingvrije vergoeding niet hoger maken dan € 0,19 per kilometer, maar wel lager. In het “oude” artikel 7.1 van het arbeidsvoorwaardenreglement komt het woord forfaitair niet voor. Er is geen aanwijzing te vinden dat ten minste een vergoeding moet worden voldaan die de fiscus nadien maximaal belastingvrij toestaat. De daadwerkelijk uitgekeerde reiskostenvergoeding komt in 2006 voor eiser neer, uitgaande van 19,25 dagen per maand, op afgerond € 0,10 per feitelijk gereden kilometer. Niet is in te zien waarom SES gehouden zou kunnen worden om op basis van het arbeidsvoorwaardenreglement en de fiscale wetgeving van na
1 januari 2004 aan eiser de maximale belastingvrije kilometervergoeding toe te kennen. Hetgeen vanaf januari 2004 maandelijks aan eiser als reiskostenvergoeding is voldaan is niet in strijd met het arbeidsvoorwaardenreglement waarop hij zich beroept noch met de vigerende wetgeving. Het verjaringsverweer van SES behoeft derhalve geen bespreking.
5.4 De vordering van eiser zal worden afgewezen. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiser in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van SES begroot op € 600,00 wegens het salaris van de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en bij vervroeging op 27 juli 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.